[Aelbricus, Alberik of Adelbricus Albricus]
ALBRICUS, Aelbricus, Alberik of Adelbricus, de vierde Bisschop van Utrecht, was volgens sommigen een Engelschman, anderen spreken dit echter tegen op grond, dat hij een neef van zijn voorganger Gregorius was en alzoo den Frankischen koning in den bloede bestond. Hij had zich eenigen tijd in Italië opgehouden toen hij te Utrecht aankwam, waar hij door Gregorius tot Kanunnik der Utrechtsche Kerk werd verkoren. Hij stond zijnen oom in diens oude dagen getrouwelijk bij, en werd na diens dood in 776 tot Bisschop verkoren. Den Diaken Ludgerus zond hij met anderen naar Friesland, ten einde de tempels der afgoden af te breken en de afgoderij uit te roeijen. Na 8 jaren den bisschopszetel te hebben bekleed is hij den 21 Augustus 784 overleden. Men schrijft het traktaatje De Deorum imaginibus aan hem toe.
Zie: G. van Loon, Aloude Holl. Hist. D. II. bl. 4 en 15; H. v(an) H(eussen) en H. v(an) R(hijn), Kerk. Hist. en Oudh. D. I. bl. 107 en 108; Kok, Vaderl. Woordenb.; (A. van Gils), Kath. Meijer. Memorieb., bl. 62; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Univ.; H.J. Royaards, Gesch. der Invoer. en Vestig. van het Christend. in Nederl., bl. 283.