Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Lieuwe van Aitzema]AITZEMA (Lieuwe van), een Friesch Edelman, geboren te Dockum, den 19 November 1600, was de zoon van Meinardus van Aitzema, Burgermeester van Dockum en Secretaris van het collegie ter admiraliteit aldaar, en van Catharina, dochter van Epo Juckema tot Sexbierum, Burgemeester van Franeker. Naauwelijks 16- jaren oud zijnde, liet hij zijne Poemata Juvenilia in 1617 te Franeker in 4o drukken; doch schijnt later zich geheel aan de staatkunde te hebben toegewijd; althans hij werd Resident van de Hanzesteden te 's Gravenhage, welke waardigheid zijn oom, de bovenvermelde Foppe van Aitzema, voor hem verkregen had. Ook deed hij tweemalen ten behoeve der Hanzesteden eene reis naar Engeland, tweemalen naar Brussel en eens naar Brugge. Op de terugkomst van zijne tweede reis naar Engeland, werd hij door eenen Zeeuwschen kaper genomen, mishandeld | |
[pagina 130]
| |
en van alles beroofd. Doch meest vermaard is Aitzema door zijn werk, genaamd: Saken van Staet en Oorlogh in, ende omtrent de Vereenigde Nederl., 's Gravenhage 1655, 15 deelen in 4o. tweede druk 's Gravenhage 1669, 6 deelen in folio, bestaande het zesde deel 2e stuk uit zijne, ook afzonderlijk gedrukte, Verhaal van de Nederlandsche Vredehandeling en Herstelde Leeuw ofte Discours over het gepasseerde in de Vereenigde Nederlanden in 't jaar 1650 en 1651. Het geheele werk is, naar het getuigenis van een bevoegd beoordeelaarGa naar voetnoot(1), ‘eene kostbare verzameling van Staatsstukken, zekerlijk door geene pragmatische geschiedenis of vloeijenden stijl aaneen geschakeld (men verwijt Aitzema met reden bastaardwoorden, wijdloopigheid en courantenstijl), maar toch van zulk een belang door het gewigt der stukken, de onvermoeide vlijt, waarheidsliefde en onpartijdigheid des schrijvers, die tijdgenoot van alle verhaalde gebeurtenissen was, en door menige nuttige aanmerking, dat zonder Aitzema het schitterendste tijdperk der Nederlandsche Geschiedenis (van het einde des Bestands in 1621 tot op den Akenschen vrede in 1668) niet dan onvolledig bekend zou zijn.’ Doch Aitzema had ook, door het ambt dat hij bekleedde, toegang tot de voornaamste Staatslieden, waardoor hij in de gelegenheid was zaken te weten te komen, die voor anderen geheim bleven, terwijl hij ook niets onbeproefd liet, om meester te worden van acten, resolutiën, beraadslagingen zoo van de Staten-Generaal, als van de Staten van Holland en die der overige provinciën; zelfs geeft men hem na, dat hij niet altijd even kiesche en zelfs wel ongeoorloofde middelen heeft in het werk gesteld om sommige stukken magtig te worden. Ontegenzeggelijk bezat hij groote bekwaamheden, en men wil, dat hij bijna alle levende talen kende. Hij overleed te 's Gravenhage den 23 Februarij 1669. Zijne afbeelding vindt men voor den folio-druk van zijn werk. Zijne zinspreuk was: Pax et Libertas (vrede en vrijheid), ook wel: Cedant arma togae (de wapenen moeten voor den tabbaard wijken). Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh, D. I. bl. 168, 1027 en 1086. D. II. bl. 296-298, 499 en 1004, D. III. bl. 189, 190, 216, 380, 387, 388, 409, 411, 721, 730-745, 786, 878, 879, 885. D. IV. 71, 77, 195, 247, 315, 716; 809, 844, 950 en 953; J. Le Clerc, Geschied. der Ver. Ned. D. III. bl. 149 en 150; Pars, Naamrol van de Batavische en Hollandsche Schrijvers, bl. 113, 114, 324, 416 en 417; van Hoogstraten en Brouerius van Nidek, Groot Algemeen Histor. Woordenb.; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. XI. 71. D. XIII; Kok Vaderl. Woordenb.; Saxe, Onomast. Liter. Pars IV. pag. 265 en 266; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. | |
[pagina 131]
| |
Nation.; Aanhangsel op G. Nieuwenhuis, Woordenb. van Kunsten en Wetenschappen; Algem. Woordenb. der Zamenleving; Biogr. Univ. |
|