[Robbert Aemilius]
AEMILIUS (Robbert), geboren in 1663 te Oud-Beijerland, waar zijn vader, Gerard Aemilius, te gelijk Predikant en Geneesheer was, werd in zijne eerste jeugd door zijnen vader, zoo in de beginselen der Latijnsche en andere geleerde talen, als in de gronden van de godsdienst onderwezen. Vervolgens, met grooten ijver de Latijnsche school te Dordreeht bezocht hebbende, oefende hij zich, sedert 1683, aan de Hoogeschool te Leyden, eerst in de talen en de wijsbegeerte en daarna in de godgeleerdheid, waarop hij, in 1687, onder de Proponenten in de klassis van Zuid-Holland werd aangenomen. In September 1688 tot Predikant te Nieuw-Beijerland beroepen, bleef hij aldaar tot in het begin van 1700, toen hij die standplaats met Delfshaven verwisselde, van waar hij echter reeds in het volgende jaar naar Leyden vertrok. Na aldaar zes jaren als Predikant werkzaam te zijn geweest, werd hij den 24 Maart 1707 tot Onderregent van het Staten Collegie aan de Hoogeschool aldaar aangesteld. Twee jaren daarna tot Regent van dat Collegie benoemd, bleef hij dien post waarnemen tot zijne dood, in Maart 1729.
Hij was drie malen gehuwd geweest; de eerste maal in November 1688, met Johanna Maria Masius, bij wien hij vele kinderen verwekte, van welke hem vijf overleefde. Onder deze waren Gerard Aemilius, Predikant te Zwammerdam, overleden den 8 Januarij 1757 en Cornelis Aemilius, Predikant te Haastrecht, overleden den 15 April 1764. Zijne tweede echtgenoote Maria van Rouveroy, liet hem geene kinderen na; ten derde male trad hij in de echt met Maria de Hennion, weduwe van Pieter van der Meulen, die hem overleefde.