[Jonkheer Claes van Abbenbroek]
ABBENBROEK (Jonkheer Claes van), of zoo als hij zich teekende, Nicolaes de Abbenbrouck, een zoon van Gerrit van Abbenbroek en Magdalena van den Berg, en door zijne grootmoeder eene afstammeling van Gerrit van Abbenbroek, die volgt, was een der Edelen die, ingevolge eene aanschrijving der vrouwe Regentesse der Nederlanden, den 11 Junij 1566, voor Commissarissen van den Hove van Holland geroepen werden, om te verklaren: ‘wat affectie ende genegenheid zij tot den dienst van den Koning hadden: ende of zij gezind waren het met Zijne Majesteit te houden, en denzelven tegen een ieder te dienen, in hetgeen hun wegens Zijne Majesteit zal worden bevolen te gehooren, alles in gevolge de verpligting van hunne Leenen en van den Eed, alsmede om te renuncieren van alle verbonden, Confederatien en Obligatien ter contrarie.’
Ofschoon Abbenbroek door Te Water niet onder de teekenaars van het verbond der Edelen wordt opgegeven, moet hij daaraan toch hebben deelgenomen, blijkens eene verklaring door hem den 11 Februarij 1567 voor het gezegde hof afgelegd, waarin hij onder anderen zegt ‘dat hij de Requeste, bij de Edelen geconfedereerden overgegeeven, ‘omtrent een jaar geleede mede geteykent heeft.’ Verdere lotgevallen vindt men niet van hem geboekt, dan alleen dat hij in 1607 overleden is.
Zie M.L. Baron d'Yvoy van Mydrecht, Bijdragen tot de Historie van het Verbond en de smeekschriften der Edelen van de jaren 1565-1567, medegedeeld in de Nieuwe werken van de Maatschappij der Nederl. Letterh. D. I. St. II. bl. 197 en 236.