Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Filips van der Aa]AA (Filips van der), een der teekenaars van het verbond der Edelen, was een zoon van Floris van der Aa en Margarita 't Serclaes, en de kleinzoon van Jan van der Aa, Ridder, Burgemeester van Mechelen, die in het jaar 1522 overleed. Filips zelf was schildknaap en Burgemeester van Mechelen, toen hij tijdens den opstand tegen Spanje uit die stad gebannen werd, omdat hij de partij zijner onderdrukte landzaten was toegedaan. Hij toch was onder het getal van hen die, gedurende de eerste krijgstogten van Willem I Prins van Oranje, in verstandhouding met dien Vorst stond, bij wien hij in zoo groot vertrouwen was, dat deze bij zijn afwezen onderscheiden zaken van gewigt door van der Aa liet ten uitvoer brengen. In Augustus 1572 kwam hij te Mechelen terug en wist met hulp van Arend van Dorp, door omgekochte krijgsknechten, den wachters de sleutelen dier stad te ontnemen en Mechelen alzoo voor den Prins te verzekeren. In het volgende jaar werd hij door den Vorst naar het Noorderkwartier gezonden, om de steden aldaar te versterken en den Stadhouder Sonoy tot Raadsman te dienen, in welk bewind hij veel moed aan den dag legde. Nadat hem Engeland in 1575 ontzegd was, werd hij tot Bevelhebber van Gorinchem aangesteld en stilde vier jaren later eenen opstand, te Zalt-Boemel door de Roomschgezinden veroorzaakt. Hij was tegenwoordig bij de begrafenis van Prins Willem, en werd door de bezorgers van het sterfhuis van dien Vorst afgezonden, om met de Regering van Vlissingen te staan over den eed van Paulus Knibbe, als Baljuw van die stad, den 22 Maart 1586, na welken tijd wij hem niet meer vermeld vinden. Hij schijnt gehuwd te zijn geweest eerst met Clara des Barres, met wie hij in 1541 in den echt trad; later met Petronella van der Delft bij welke laatste hij onderscheidene kinderen verwekte. Men vindt eene penningplaat met zijne afbeelding bij van LoonGa naar voetnoot(1) en zijn afbeeldsel door Vinkeles bij Chalmot en bij Kok. Zie Kok Vaderl. woord; Boomkamp Alkmaar en deszelfs geschiedenissen, bl. 206-259. Chalmot Biographisch woord.; Te Water, Verbond der Edelen St. II. bl. 137-139, St. III. 461 en de daar aangehaalde schrijvers. |
|