‘Maar hoe ze te bereiken?’
‘Als wij den koster van de kerk maar konden bereiken. Die zou dan de noodklok luiden.’
‘De weg naar de kerk staat ook al geheel blank, vader.....’
‘Dan kunnen wij alleen voor hun behoud bidden’, zei grootvader, zijn pet afnemend en zijn handen vouwend.
‘Ik weet wat!’ riep Karel opeens uit.
‘Wel, onze padvinder wil een goede daad doen’, zei een der groote broers plagend.
‘Vader’, vroeg Karel een beetje verlegen, ‘als ik eens op mijn padvindershoren de signalen blies? Dat zouden ze misschien begrijpen’.
‘Hij heeft gelijk!’ riep grootvader. ‘God zendt uitkomst door een kind.’
In een wip was Karel naar boven en kwam met zijn horen de trap afgestormd. ‘Neen, jongelief’, zei vader, ‘ga mee naar boven, naar het dak. Dan zal het geluid verder dragen. En als de buren daar ver het niet hooren, dan zal de koster het zeker wel begrijpen.’
Zoo klommen de broers en daarna Karel het dakvenster uit. De oudste broer greep hem vast en zette hem ruiter te paard op het hooge dak.
‘En nu blazen, Karel!’ zei vader, zijn hoofd uit het raam stekend. Grootvader stond in zijn duffelsche jas beneden op het erf en keek naar zijn flinken kleinzoon op het dak.
Karel zette zijn horen aan den mond en blies zijn signalen. Hij begon met: ‘verzamelen’ te blazen. Het signaal klonk ver in den stillen nacht. Hanen ontwaakten en begonnen te kraaien. Koeien loeiden. Daarna blies Karel: ‘Houd op met vuren, houd op met vuren, houd op!’
Het was een goed signaal om ver over de landen te doen uitklinken. Maar op de zuiderboerderijen bleef men slapen.
‘Nog eens datzelfde signaal’, riep vader. En weer klonk door den stillen nacht het signaal op den horen: ‘Houd op met vuren, houd op met vuren, houd op!’
Vader tuurde door den verrekijker naar de boerderijen.
‘Steken zij al licht op?’ vroeg grootvader beneden angstig.
‘Neen, zij blijven slapen. Hij mocht wel blazen: ‘Houd op