Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Kritiek op de uitstapjes van Armando en J.F. Vogelaar naar de wereld van het kind
| ||||||||||||||||||||||||||||
Kinder- en jeugdliteratuur in de kritiekIn de literatuurwetenschap is men het eens over de vraag hoe de kritiek op literatuur, bestemd voor de jeugd, is ontstaan. Zij zou een voortvloeisel zijn van de aan het eind van de negentiende eeuw ingezette tendens tot steeds verdere specialisatie. Na een periode waarin critici een zeer brede belangstelling voor culturele verschijnselen hadden - in de achttiende en negentiende eeuw - zijn zij zich steeds meer gaan richten op een specifiek vakgebied: beeldende kunst, muziek, literatuur, en dergelijke. Daarna is de specialisatie van critici alleen nog maar toegenomen. Bepaalde recensenten bespreken de zogeheten hogere literatuur, andere de semi-literatuur, zoals misdaadromans. Die tendens is geen typisch Nederlands verschijnsel. Zij heeft een internationaal karakter. Zo zien wij, min of meer gelijktijdig, in Nederland en Duitsland in de jaren zeventig van de vorige eeuw een specialistische kritiek op kinder- en jeugdliteratuur zich in rap tempo ontwikkelen in dag- en weekbladen. Over de aard en de positionering van deze gespecialiseerde kritiek is men het minder eens. Sommigen zijn van mening dat dit soort kritiek zich nauwelijks onderscheidt van kritiek op literatuur voor volwassenen, als men bijvoorbeeld kijkt naar de plaats van de kritiek op het literaire veld. Consensusvorming onder recensenten van kinder- en jeugdliteratuur verloopt op dezelfde wijze als bij critici van literatuur voor volwassenen, aldus Kees van Rees (Van Rees, 1988), wiens stelling is onderschreven door Gerard de Vriend. (De Vriend, 2004, blz. 142) Ook op dit punt verschilt de kritiek op jeugdliteratuur dus niet van die op literatuur voor volwassenen. Wat trouwens evenzeer geldt voor de aandacht die de vormgeving van literaire werken in de loop der tijd heeft gekregen. (De Vriend, 2004, blz. 142) Er zijn echter ook verschillen gesignaleerd. Recensenten van jeugdliteratuur richten zich weliswaar tot volwassenen, maar dan wel tot een bepaald seg- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ment daarvan, zoals ouders en pedagogen. Vaak worden daarom pedagogische en didactische beoordelingscriteria gebruikt, aldus Albrecht (Albrecht, 2001, blz. 48) De Vriend heeft in dit verband op nog een ander verschil gewezen: recensenten van jeugdliteratuur vragen zich vaak in hun besprekingen af wat iemand in een bepaalde pedagogische situatie met een kinderboek kan doen, een probleem dat in een recensie van literatuur voor volwassenen eigenlijk nooit aan de orde wordt gesteld. (De Vriend, 2004, blz. 151) Verder zou dit soort kritiek zich onderscheiden doordat zij hoofdzakelijk door vrouwen wordt geschreven, althans in Duitsland, meent Oliver Pfohlmann. (Pfohlmann, 2004, blz. 179) In het onderhavige onderzoek stel ik de reacties op kinder- en jeugdliteratuur in Nederland centraal. Mij staat daarbij overigens niet voor ogen hierover algemeen geldende uitspraken te doen. In deze bijdrage wil ik onder meer nagaan wie de recensenten zijn geweest van de kinderboeken die J.F. Vogelaar en Armando hebben geschreven. De keuze van Vogelaar en Armando berust niet op willekeur. Het gaat hierbij om nogal uiteenlopende schrijvers die een oeuvre hebben opgebouwd dat bestemd is voor volwassenen en die pas na verloop van tijd een uitstapje hebben gemaakt naar de wereld van het kind, waarna zij weer zijn teruggekeerd naar de wereld van de grote mensen. Beide schrijvers zijn op grond van hun literatuur voor volwassenen gecanoniseerd. Vogelaar staat in literatuurgeschiedenissen geclassificeerd als een avant-gardistisch schrijver, die in de twintigste eeuw vanaf de jaren zestig bestaande teksten monteert en demonteert, ten einde de fundamenten van de taal te onthullen en zo de erachter liggende ideologieën bloot te leggen. Armando wordt doorgaans ingedeeld bij de realisten, die zich sinds de jaren zestig bedienen van onder andere readymade teksten, waarbij het streven naar authenticiteit een belangrijk uitgangspunt bij het schrijven is, een uitgangspunt dat door Vogelaar indertijd zwaar is gekritiseerd. (Vogelaar, 1974, blz. 34 e.v.) In 1986 maakte Vogelaar een uitstapje naar het kinderboek met Het geheim van de bolhoeden. Een aantal jaren later gaf Armando een bundel met sprookjes uit, die hij De sprookjes (1994) noemde. Deze bundel liet hij in 1997 volgen door De prinses met de dikke bibs.Ga naar voetnoot1. Behalve op de eerder genoemde vraag over de recensenten van genoemde boeken wil ik hier vooral ingaan op de vraag in hoeverre in de journalistieke besprekingen rekening is gehouden met het feit dat de auteurs afkomstig zijn uit de wereld van de literatuur voor volwassenen. Voor alle duidelijkheid: de recensies die ik heb geraadpleegd, zijn te vinden op | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de (Jeugd)LiteRom, in het Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945 en in het Letterkundig Museum in Den HaagGa naar voetnoot2.. | ||||||||||||||||||||||||||||
Recensenten en recensiesHet eerste wat opvalt bij het bekijken van het aantal recensies dat elk boek kreeg, is dat dit nauwelijks afwijkt van wat de boeken voor volwassenen die Vogelaar en Armando hebben geschreven doorgaans ontvangen. De negen recensies die Vogelaars jeugdboek ontving, liggen zelfs iets hoger dan het gemiddeld aantal recensies dat hij tot 1991 voor zijn creatieve werk kreeg, namelijk ongeveer acht. (Janssen, 1994, blz. 177) De recensies op de jeugdboeken treft men ook in dezelfde dag- en weekbladen aan, zij het dat zij daar soms in aparte rubrieken zijn ondergebracht, zoals ‘Jeugdliteratuur’. Het onderzoek naar de journalistieke besprekingen van de boeken van Vogelaar en Armando lijkt een bevestiging op te leveren van Pfohlmanns stelling dat het (sub)genre van de jeugdliteratuur grotendeels een aangelegenheid is van vrouwelijke recensenten. De kritieken op De prinses met de dikke bibs zijn vrijwel allemaal door vrouwen geschreven enOmslagillustratie Peter Vos. Uit: Armando, De sprookjes. Leopold, 1994.
die op De sprookjes voor meer dan de helft. Het aantal mannelijke en vrouwelijke recensenten van Vogelaars boek houdt elkaar min of meer in evenwicht, al domineren ook hier, strikt genomen, de vrouwen. Maar de uitkomsten van het onderzoek naar de besprekingen van Vogelaar en Armando mogen, zoals ik al eerder opmerkte, niet worden gegeneraliseerd en geldend worden verklaard voor de kinderboekenkritiek in Nederland als zodanig. | ||||||||||||||||||||||||||||
Eenheid van illustraties en tekstenDe boeken van Armando en Vogelaar zijn elk voorzien van illustraties. De sprookjes zijn geïllustreerd door Peter Vos, De prinses met de dikke bibs door Susanne Janssen, en Vogelaars boek bevat tekeningen van Siegfried Woldhek. Er is vrijwel geen recensent die niet even stilstaat bij | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de illustrator. In verreweg de meeste gevallen wordt de illustrator lof toegezwaaid. Vaak gebeurt dit op grond van esthetische overwegingen. ‘Ook de tekeningen van S. Wolhek vind ik trouwens mooi’, schrijft Thomas Offermans, de zoon van essayist Cyrille Offermans, die het boek voor het eerst las toen hij tien jaar was en het bijna twee jaar later opnieuw leest en mag recenseren. Voor De sprookjes geldt, volgens Bregje Boonstra, dat zij zijn voorzien van ‘schitterende prenten’. En naar de mening van Hanneke de Klerck is De prinses met de dikke bibs ‘prachtig geïllustreerd’. Er zijn ook recensenten die de illustraties niet op zichzelf beschouwen, maar in relatie tot de tekst. Op basis van die relatie vellen zij dan hun positieve of negatieve oordeel. Zo meent Joyce Roodnat, ook werkzaam als critica van literatuur voor volwassenen, dat Armando's sprookjes ‘werden aangevuld met tekeningen van Peter Vos, die er een wezenlijk onderdeel van uitmaken’ en schrijft Jant van der Weg over De prinses met de dikke bibs, dat er sprake is van een geslaagde eenheid in het boek, ‘door de droge humor in tekst en illustraties’. Juist die samenhang ontbreekt volgens Aukje Holtrop in Het geheim van de bolhoeden: ‘De tekeningen die er nu instaan zijn net schilderijen: heel mooi en sprookjesachtig, maar daarom niet passend bij dit allerminst sprookjesachtige verhaal.’ | ||||||||||||||||||||||||||||
Voor volwassenen en kinderenDe jeugdboeken van zowel Armando als Vogelaar werden nog in een andere samenhang beschouwd. Armando's bundels zijn regelmatig bekeken in verbandIllustratie Peter Vos. Uit: Armando, De sprookjes. Leopold, 1994.
met het sprookjesgenre. Daarbij constateerden de recensenten dat Armando allerlei transformaties had toegepast op deze aloude tekstsoort. Bij Armando ontbreekt de goede afloop die het traditionele sprookje kenmerkt. Hij vergast zijn lezers meestal op een anticlimax. En ook de traditionele moraal die het sprookje eigen is, ontbreekt bij hem. Daarbij komt nog dat de sprookjes van Armando in moralistisch opzicht alles behalve eenduidig zijn. (De Vos; Brouwer; Kammer; allen 1994) Behalve dat de recensenten de sprookjesboeken van Armando tegen de achtergrond van een genre beschouwen, bekij- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ken zij deze werken in het licht van diens andere artistieke activiteiten. Herhaaldelijk wordt er in de recensies aan herinnerd dat de schrijver een veelzijdig kunstenaar is: ‘Veel mensen zullen hem kennen van zijn schilderijen, boeken en vioolspel’ (Kammer, 1994); ‘De nieuwste sprookjesbundel van Armando - schilder, violist, beeldhouwer en schrijver - staat bol van eigenwijze prinsessen, kabouters (...)’ (Romijn, 1997); ‘Acht nieuwe sprookjes van schrijver, schilder en beeldhouwer Armando zijn gebundeld in De prinses met de dikke bibs’ en ‘Armando, die vaak ernstige grote-mensenboeken schrijft over het vaak ernstige Duitsland’ (Van Molle, 1997). In deze voorbeelden wordt in bijzinnen steeds gerefereerd aan Armando's veelzijdig kunstenaarschap, maar zonder dat dit op directe wijze in verband wordt gebracht met Armando als sprookjesschrijver. In andere recensies legt men wel een direct verband tussen Armando als schrijver van kinderboeken en als schrijver voor volwassenen. Het referentiekader wordt daarbij vooral gevormd door Herenleed. Dat blijkt zonneklaar uit de titel van een van de recensies: ‘Kinderherenleed’ (Planting, 1994). In een vergelijking stelt de recensent: Waar televisie - of theaterbekendheid van een schrijver nog wel eens storend kan zijn bij het lezen, werkt dit bij De sprookjes van Armando in zijn voordeel. Althans, voor degenen die hebben genoten van Herenleed, de absurde, naïeve, surrealistische dialogen tussen Armando, Cherry Duyns en Johnny van Doorn. De glaszuiver geschreven sprookjes krijgen een meerwaarde doordat zich het beeld opdringt van een unieke verteller en acteur. Er zijn echter ook recensenten die weliswaar een link leggen tussen Herenleed en Armando's sprookjes, maar daaraan geen positief waardeoordeel verbinden. Zo meent Cornald Maas dat de stem van Armando te weinig doorklinkt in De sprookjes, die volgens hem daarom enigszins teleurstellen: ‘Zij missen de vertellersstem van de schrijver/schilder/beeldhouwer node’. Ook bij de bespreking van De prinses met de dikke bibs vormt Herenleed soms het ijkpunt, onder meer om vast te stellen in welke mate Armando voor kinderen en/of volwassenen schrijft. Volgens Aukje Holtrop lijkt deze bundel meer dan de vorige op kinderen afgestemd. Hier spreekt Armando zijn lezers meer toe en stelt hij vragen. Armando is volgens haar op dit punt echter niet consistent: ‘Een enkele keer vergeet hij zich en komen de mensen in zijn verhalen terecht in Herenleed-achtige gesprekken’. Volgens anderen is Armando er wel in geslaagd een juist evenwicht te vinden voor beide lezersgroeperingen, bijvoorbeeld door zijn taalgebruik: ‘Dat levert voor volwassenen aardige binnen- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||
pretjes op en zorgt er tevens voor dat de kinderen aan je lippen hangen’. Ook bij De sprookjes hebben recensenten de vraag gesteld of het boek, dat ooit als nieuwjaarsgeschenk aan volwassenen is gestuurd, ‘leuk genoeg is om aan kleine kinderen voor te lezen’. Sommigen hebben die vraag bevestigend beantwoord: voor jonge lezers is de bundel ‘een eminent voorleesboek dankzij het helder taalgebruik vol verrassende woorden’. Anderen herkennen vooral het ‘Armandoige’ in de sprookjes: ‘Of hij nu voor volwassenen of voor kinderen schrijft, altijd is Armando enigszins kortaangebonden en laconiek’ (De Vos, 1997). Net als bij Armando tonen de recensenten zich ervan bewust dat Vogelaar als regel boeken schrijft voor volwassenen. In algemene zin, zonder dat zij daaraan een waardeoordeel verbinden, constateren zij dat steeds meer schrijvers van boeken voor volwassenen als kinderboekauteur debuteren. Daarbij vallen de namen van Mensje van Keulen, Abel Herzberg, Wiel Kusters en Nicolaas Matsier. De naam van Jacq Vogelaar wordt aan dit rijtje toegevoegd. (Kromhout; Van de Hoven; Goedegebuure; allen 1986) Net als bij Armando, in het geval van Herenleed, leggen sommige critici een direct verband met een bepaald werk van Vogelaar. Zo relateert Jaap Goedegebuure, een criticus die normaliter geen jeugdboeken recenseert, Het raadsel van de bolhoeden aan de experimentele roman Raadsels van het Rund (1978), vanwege de raadsels die in beide boeken dienen te worden opgelost. En net als bij de sprookjes van Armando wordt Vogelaars boek vooral besproken in het licht van een tekstsoort, namelijk het ‘kinderboek’ of ‘jeugdliteratuur’. Deze tekstsoort wordt evenwel niet, zoals in het geval van het sprookje, in algemeen generische termen besproken, maar in termen van de literatuuropvatting van Vogelaar. Diverse recensenten hebben voor hun bespreking van Het raadsel van de bolhoeden een uitspraak die Vogelaar deed in de CPNB-Literaire Boekengids van 1986 als uitgangspunt voor hun betoog genomen. Vogelaar stelde daarin dat een kinderboek geschreven wordt, ‘omdat je zelf een kind hebt’. (Kromhout (1986); Boonstra (1986); Evenhuis (1987)) Critici noemden deze uitspraak ondoordacht en getuigen van gebrek aan kennis over ‘de ontwikkelingen in de jeugdliteratuur van de laatste pakweg vijfentwintig jaar’. (Van de Hoven, 1986) De beginselverklaring van Vogelaar heeft critici vooral gestoord omdat de auteur in het verleden, als experimentele auteur voor volwassenen en als redacteur van het tijdschrift Raster, ‘vernieuwende romans’ heeft voorgestaan en zelfs nog in genoemde boekengids verkondigde: ‘Er is de afgelopen vijftien jaar geen enkele schrijver bijgekomen, die risico's durft te nemen in literair opzicht. Het lijkt wel alsof de debutanten er op uit waren zo snel mogelijk een veilig plekje in de literatuur te veroveren, door zich te richten op wat er al bestaat.’ Boonstra, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||
die dit citaat aanhaalt, meent dat Vogelaar zijn eigen uitgangspunten ontrouw is geworden: met Het geheim der bolhoeden heeft hij een boek geproduceerd dat zich richt ‘op wat al ruimschoots in de jeugdliteratuur bestaat: een dik avonturenboek, waarvoor als enig criterium lijkt te gelden: “als er maar veel gebeurt en het maar spannend is”’. Vogelaar wordt op nog een ander punt geconfronteerd met zijn denkbeelden over literatuur voor volwassenen. Hij verdedigt daar dat de lezer ruimte wordt geboden voor eigen interpretatiemogelijkheden en op dit punt zou hij in dit jeugdboek nu net tekort schieten: Met andere woorden, waar Vogelaar zoveel aandacht voor heeft, en terecht, als het gaat om literatuur voor volwassenen, dat negeert hij totaal in dit jeugdboek. Het gevolg is een in literair opzicht zeer traditioneel boek, waarin de lezer aan het handje van de auteur meegesleurd wordt van de ene naar de andere onwaarschijnlijkheid. (Van den Hoven, 1986) Vogelaars jeugdboek zou niet alleen tekort schieten op de door hemzelf hoog geachte criteria ‘oorspronkelijkheid’ en ‘meerduidigheid’, hij zou ook doorschieten in de door hem als experimenteel schrijver verdedigde opvatting over complexiteit van romans. De roman werd, onder meer door Aukje Holtrop, Gertie Evenhuis en Joke Linders-Nouwens, als te ‘ingewikkeld’ en te ‘geconstrueerd’ ervaren - Aukje Holtrop gebruikt het begrip ‘ingewikkeld’ maar liefst zes keer in haar relatief korte bespreking. Een van de weinige punten waarop recensenten het boek hebben gewaardeerd, is eveneens afkomstig uit Vogelaars poëtica en betreft de aandacht voor de taal: ‘Vogelaars specialiteit is de manier waarop hij omgaat met taal. Die is ook in dit boek de moeite waard’.Ga naar voetnoot3. Rindert Kromhout, van wie de aangehaalde uitspraak afkomstig is, laat zijn opmerking echter meteen volgen door deze slotconclusie: ‘Maar zelfs dat aardige taalgebruik kan niet verhullen dat Het geheim van de bolhoeden als verhaal niet voldoet’. Deze conclusie is door verreweg de meeste recensenten getrokken. Zoals vaker bij kinderboeken hanteren sommige critici ook in de hier bekeken voorbeelden pedagogische en didactische beoordelingscriteria. Waar de recensenten de sprookjes van Armando aanbevelen voor zowel volwassenen als kinderen, raden de critici het boek van Vogelaar meestal af, niet alleen vanwege de ingewikkeldheid ervan, maar vooral vanwege het geweld dat erin voorkomt. ‘Dit | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||
boek is in elk geval niet voor ieder kind’, luidt de conclusie van Evenhuis. Boonstra's oordeel is gelijkluidend. Volgens haar kan het boek worden bijgezet, ‘in de gelederen van zeer populaire, maar dubieuze televisieseries als het A-Team en de Fall Guy’. De niet specifieke jeugdliteratuurrecensent Jaap Goedegebuure vindt echter dat Vogelaar juist te moralistisch in de weer is geweest. Hij meent dat het boek gevaarlijk overhelt ‘naar de zijde waar de opgeheven vinger tot de verplichte houding behoort’. | ||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieHet onderzoek naar de jeugdboeken van Vogelaar en Armando heeft laten zien dat deze minstens zoveel recensies hebben kregen als de boeken voor volwassenen die beide auteurs hebben geschreven en dat deze recensies in dezelfde dag- en weekbladen te vinden zijn. Opvallend, want buiten het bestaande patroon van de literatuurkritiek in Nederland vallend, is het grote aantal vrouwelijke recensenten dat bij de publicaties van Armando en Vogelaar betrokken was. Verder hebben wij kunnen zien dat men in een enkel geval een kind en soms critici van literatuur voor volwassenen de boeken van deze schrijvers heeft laten recenseren. Daarnaast viel op dat deOmslagillustratie Siegfried Woldhek. Uit: Jacq Vogelaar, Het geheim van de hoeden. De Bezige Bij, 1986.
recensenten van de jeugdboeken van Armando en Vogelaar soms didactische en pedagogische waardeoordelen velden, maar toch vooral beoordelingscriteria gebruikten die, zoals De Vriend al opmerkte, zich niet onderscheiden van die welke de recensenten van literatuur voor volwassenen hanteren, namelijk criteria die met vormgeving hebben te maken. De recensenten bleken vooral oog te hebben voor samenhang. Zij beschouwden de illustraties als wezenlijk bestanddeel van een boek en bekeken een boek in het kader van een bepaalde tekstsoort. Bij de beoordeling van de jeugdboeken bleek de literatuur en/of de literatuuropvatting van waaruit een auteur zijn boeken voor volwassenen schreef als ijkpunt te worden gebruikt voor de bespreking van diens literatuur voor kinderen. Bij Armando bleek dit doordat de recensenten zijn | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||
sprookjes vooral met Herenleed vergeleken, bij Vogelaar doordat zij zijn boek in het licht van zijn opvatting over experimentele literatuur beschouwden. | ||||||||||||||||||||||||||||
Primaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||
Recensies
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||
|
|