Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
De Vriend van de (jeugd)literatuurHet was tijdens de presentatie van de dikke Kinder-Komrij in het Letterkundig Museum. Misschien kwam het wel omdat deze bloemlezer zich nu ook verwaardigd had af te dalen naar de kinderkamer. Gerard, pilsje in de hand, vertelde toen zomaar spontaan hoe het bij hem allemaal zo gekomen is. Hoe hij, leraar en letterkundige, in de jeugdliteratuur verzeild is geraakt. Verzeild ja, want van een levenslange passie blijkt bij hem helemaal geen sprake. Maar opeens lag daar dat verzoek van een groepje studenten. Of hij een werkgroep over jeugdliteratuur wilde begeleiden, want daar moesten ze toch wel iets van af weten als ze later voor de klas zouden komen te staan. Gerard kon en wilde dat niet weigeren. Alleen, om iets te begeleiden moet je er wel wat van weten. Gelukkig begonnen net als nu de dagen alweer flink te donkeren. Gerard besteedde de kerstvakantie aan het lezen van jeugdboeken. En waarachtig, dat was eigenlijk best de moeite waard! Zo is het hoe Gerard het me zelf vertelde. Zonder precieze jaartallen en met een vleugje romantisering en ja misschien wel jongensboekenbravoure. En preciezer weten zijn Amsterdamse collega's ook niet meer hoe het nou zo gekomen is dat Gerard de jeugdliteratuurspecialist werd. Op een gegeven moment gaf hij colleges over geschiedenis en theorie van de jeugdliteratuur. Gaf, want dit is zijn laatste seizoen aan de Universiteit van Amsterdam als docent bij de studie neerlandistiek. De reden voor vertrek mag simpel zijn - pensionering - toch wilden zijn collega's het moment niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Ze besloten zich voor één keer in Gerards vakgebied te wagen. De vruchten daarvan vindt u in dit speciale nummer van Literatuur zonder leeftijd, een liber amicorum voor Gerard de Vriend. Daarover straks meer. Eerst nemen we De Vriend van de (jeugd)literatuur nader onder de loep.
Want hoe is het nu echt gekomen? Gerard zelf licht soms een tipje van de sluier op. ‘We hadden vroeger nauwelijks boeken in huis’, vertelde hij tijdens zijn openingslezing van het Tilburgse symposium Dat moet je gelezen hebben! (2003). Deze lezing verhaalt prachtig waar Gerard vandaan komt en wat hij belangrijk vindt. U treft het aan als openingsartikel in dit nummer. Nauwelijks boeken in huis dus. ‘Maar mijn ouders zagen wel het belang van lezen in (...).’ Gerard (1943) kreeg zijn leesopvoeding via de jeugdserie van De Arbeiderspers (met onder meer titels als Dit is de spin Sebastiaan van Annie M.G. Schmidt en Het licht in je ogen van An Rutgers van der Loeff-Basenau), de | |
[pagina 8]
| |
Donald Duck en de collectie van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek van Alkmaar. Hij las wat hem voorhanden kwam, gretig en met rode oortjes en maalde niet om goede of slechte lectuur. ‘Ik was een debuterende speler op het literaire veld, maar speelde eigenlijk nauwelijks officiële
Gerard de Vriend, ca. 1969.
wedstrijden in het stadion. Ik speelde als het ware cultureel straatvoetbal.’ Wie Gerard kent, weet dat hij deze metafoor niet lukraak gekozen heeft. Naast de literatuur en de wetenschap leidt Gerard een tweede leven, als voorzitter van het bestuur van Alkmaarsche Boys. Een voetbalclub met rood-wit in het vaandel - voor minder dan Ajax, Feyenoord of PSV doen ze het niet. Of hij nu ooit zelf pupil bij deze voetbalclub geweest is of dat het toen bleef bij sportief straatvoetbal, durf ik niet te zeggen. Feit is wel dat zijn liefde voor zowel boek als bal bestendig is. Van de canon - de literaire eredivisie zeg maar - mag de jonge Gerard zich nauwelijks bewust geweest zijn. Dat werd anders toen hij als hbs'er klassiekers doorwerkte voor de verplichte leeslijst. Tijdens zijn jaren op de kweekschool, de studie MO Nederlands en vooral tijdens zijn wetenschappelijke loopbaan ging de canon een steeds grotere rol spelen. Vandaar is het een kleine stap naar het literatuuronderwijs. Immers, willen we de canon behouden, dan moeten we die doorgeven. En die cultuuroverdracht was lange tijd de kern van het Nederlandse literatuuronderwijs, zoals Gerard in zijn proefschrift Literatuuronderwijs als voldongen feit (1996) al beschreef. En misschien is het wel aan de teloorgang van dat Bildungsideaal te danken dat Gerard gewonnen werd voor de jeugdliteratuur. Immers, waar cultuuroverdracht plaatsmaakt voor leerlinggericht onderwijs, leesbevordering en leesplezier, komt het makkelijker toegankelijker boek, zoals menig jeugdboek, in beeld. En waar gezocht wordt naar een soepeler overgang tussen jeugdige leespret en volwassen boekenwijsheid kan menige jeugdroman goede diensten bewijzen. Als zichzelf respecterend docent vond Gerard dat je moest kennen wat je onderwijst. En dus las hij zich serieus in de jeugdliteratuur in. Wat begon als huiswerk is ook hartstocht geworden. Als ik het juist inschat, heeft Gerard ontdekt dat jeugdliteratuur niet per definitie aan het ene uiteinde en volwassenenliteratuur aan het andere uiteinde van het spectrum tussen pulp en parels staat, maar dat het literaire landschap veel grilliger en veelzijdiger is. | |
[pagina 9]
| |
Je kunt als het ware straatvoetballen op een literair veld. Met net andere regels, trucjes en behendigheden, maar het draait nog steeds om het spel en de knikkers. Dat spel overbrengen, dat is het doel van literatuuronderwijs. Om het in
Gerard de Vriend, 2008.
zijn eigen woorden te zeggen: ‘Leerlingen moeten op school kunnen ontdekken dat literatuur de lezer spiegels voorhoudt, lachspiegels, gebroken spiegels, of gewoon spiegels die tonen dat de wereld een schouwtoneel is, waar je zelf, veelal onnadenkend, aan deelneemt. Literaire werken inspireren tot nadenken over hoe het vroeger was en elders is. Ze brengen bovendien aan het licht dat de taal niet alleen een instrument is, maar meebepaalt hoe we onszelf en de wereld zien en beoordelen.’Ga naar voetnoot1. Zouden Gerards collega's genoten hebben van hun jeugdliteraire straatvoetbal? Zo aan de bijdragen af te lezen wel. Het is interessant te merken hoe eigen specialismen en voorkeuren - zoals de negentiende eeuw, boekgeschiedenis en W.F. Hermans - tijdelijk een jeugdliteraire inkleuring krijgen. Een bewijs dat grensverkeer vruchtbaar kan zijn. De redactie was in elk geval bijzonder verheugd toen Nico Laan ons vroeg of hij en zijn collega's Literatuur zonder leeftijd als podium mochten benutten om een vriendenboek voor Gerard de Vriend te maken. Het initiatief, de plannen, de thema's voor de artikelen - dat alles komt volledig voor rekening van de medewerkers van de afdeling Moderne Nederlandse Letterkunde van de Universiteit van Amsterdam. Onze bijdrage was kritisch meelezen en, bepaald geen sinecure, het plan geheimhouden tegenover onze altijd meedenkende en productieve collega-redacteur. We danken iedereen die een bijdrage leverde; in het bijzonder Nico Laan die als gastredacteur tal van zaken heeft geregeld en tot en met de drukproefcontrole trouwe diensten leverde. Verder wensen we Gerard, maar ook iedereen die dit leest, een rijk leven vol literatuur zonder leeftijd toe.
Bea Ros |
|