Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fascinatie voor het esthetisch prentenboek
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingMarita VermeulenGa naar voetnoot1. geeft in haar boek Buiten de lijntjes gekleurd een goede definitie van wat we kunnen verstaan onder de term esthetisch prentenboek. Volgens de auteur is dit een symbiose van literaire teksten, artistieke illustraties en een grafisch doordachte vormgeving. Een geëngageerde uitgever zorgt ervoor dat een eigentijds en waardevol werk tot stand komt dat lezers uitdaagt om er hun betekenis(sen) aan te geven. De term esthetisch prentenboek benadrukt heel duidelijk dat de tekst literair en de illustraties artistiek moeten zijn. Bovendien speelt de lezer een belangrijke rol. Een spilfiguur in de ontwikkeling van het esthetische prentenboek is volgens Vermeulen de Vlaamse auteur en illustrator Gregie De Maeyer. Voor het boek JuulGa naar voetnoot2. werkte hij samen met Koen Vanmechelen, ondertussen een internationaal erkend kunstenaar. Juul viel onmiddellijk op door de bijzondere illustraties. Koen Vanmechelen vervaardigde grote, vrij abstracte, houten assemblages waarvan foto's gemaakt werden die als illustraties in het boek werden afgedrukt. Tegenwoordig gaat er steeds meer aandacht uit naar de illustraties in het esthetisch prentenboek. De internationale waardering is groot en er zijn wordt steeds vaker gerefereerd aan Kunst met een grote K. Sabine Clement geeft expliciet aan dat Matisse, Schiele en Miro haar inspiratiebronnen zijnGa naar voetnoot3. en Klaas Verplancke refereert in zijn werk aan bekende en minder bekende kunstwerken.Ga naar voetnoot4. Vermeulen toont dit aan door een illustratie uit ‘Confidenties aan een ezelsoor’ van Verplancke (figuur 1) te vergelijken met het schilderij ‘De dood van een vrek’ van Jeroen Bosch (figuur 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 1: illustratie Klaas Verplancke.
Figuur 2: illustratie Jeroen Bosch.
Verplancke ‘citeert’ bijna letterlijk de houding van Pietje de Dood uit het schilderij van Bosch en gebruikt hetzelfde, bijna isometische, perspectief waardoor de vloer opgeklapt lijkt te zijn. Hierdoor krijgt men een grotere inkijk. Het standpunt van waaruit de toeschouwer kijkt, is ook bijna identiek. Het scènebeeld is sterk vereenvoudigd en minder diep, maar de compositie is praktisch dezelfde. De krachtlijnen tussen de drie hoofdfiguren vormen een gelijkaardige driehoek. De figuur in het hangende ‘bed’ heeft dezelfde diagonale houding en de figuur bij de kist werd als volume vervangen door de ezel. Verplancke laat bewust het gotische gewelf van Bosch achterwege omdat deze boogvorm de bladspiegel in het boek te zeer zou verstoren. Hij gebruikt het licht-donker contrast hoofdzakelijk omgekeerd: donkere of donkeromlijnde figuren tegen een lichtere achtergrond waardoor de illustratie een grafisch karakter krijgt. Zijn illustratie is tenslotte een visueel-grafisch element in het boek en daarom laat hij de schilderachtige kenmerken (dégradé, schaduw, volume, textuur, atmosferische diepte) van Bosch achterwege. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het prentenboek als genreHet prentenboek wordt algemeen erkend als een apart genre binnen de kinderliteratuur. De prenten zijn minstens even belangrijk als de tekst en hierdoor ontstaat er een unieke beeld-tekst relatie. Een prentenboek nodigt ook uit om samen (voor) te lezen en te bekijken. Prentenboeken kunnen door dit cyclische proces van kijken/lezen, vertellen/interpreteren en herbekijken/herlezen een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
belangrijke plaats innemen in het dagelijkse leven van zowel een kind als van de voorlezende ouder of begeleider, en zodoende een blijvende en beklijvende indruk nalaten. ‘Die besondere ästhetische Kraft des Bilderbuches liegt in dem eigentümlichen Spannungsfeld der Text-Bild-Bezüge in dem dynamischen Beziehungsgeflecht textlicher und bildnerischer Elemente’ stelt Jens ThieleGa naar voetnoot5. Patricia Jean Cianciolo formuleert het als volgt: ‘... pictures do speak a language. A universal language, if you will. But one must be visually literate to speak (or read!) that universal language.’Ga naar voetnoot6. De bijzondere beeld-tekst relatie vormt een belangrijk uitgangspunt voor mijn onderzoek en ik neem grosso modo de indeling van Maria Nikolajeva en Carole ScottGa naar voetnoot7. over, met uitzondering van het begrip symmetrie omdat dit begrip in de beeldende kunst een totaal andere betekenis heeft. Ik vervang het door het begrip begeleidend.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Perry Nodelman ziet het belang van de beeld-tekst-relatie: ‘Words can make pictures into rich narrative resources - but only because they communicate so differently from pictures that they change the meaning of the picture. For the same reason, also, pictures can change the narrative trust of words (...) so that good picture books as a whole are a richer experience than just the simple sum of their parts.’Ga naar voetnoot9. De grote potentie die in een prentenboek kan schuilgaan, wordt algemeen erkend en is ook uitgebreid beschreven. De problemen beginnen echter wanneer men specifiek op de esthetische kracht van de prenten in een prentenboek wil ingaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het esthetisch prentenboekVoor onder meer Marita Vermeulen, Jens Thiele, Jan van Collie en Marita de Sterck is het duidelijk dat het esthetisch prentenboek een kunstwerk is dat de lezer visueel intrigeert, zijn visuele kennis verruimt en hem of haar dwingt eigen interpretaties te formuleren. Het esthetisch prentenboek kan benaderd worden vanuit verschillende invalshoeken: de literatuurtheoretische, de pedagogische en de commerciële. Piet MoorenGa naar voetnoot10. benadrukt in zijn proefschrift onder meer de literatuurtheoretische benadering. Het (al of niet esthetische) prentenboek wordt gezien als middel tot het ‘hinauflesen’, of het verwerven van literaire competenties. Nicholas Tucker sluit hierbij aan: ‘Where picture-books are concerned, for example, children should now be able to start taking on more sophisticated art styles (...) though artistic style as such will always be less important than the content when it comes to attracting and interesting a young audience.’Ga naar voetnoot11. Uit het bovenstaande blijkt al direct dat de literatuurtheoretische benadering overlap vertoont met de pedagogische benadering, of in ieder geval elementen daaruit gebruikt. Een voorbeeld van een strikte benadering vanuit pedagogisch standpunt geeft Wieke Goeman-van Randen: ‘Het eenvoudigst voor kinderen te vatten, zijn getekende illustraties waarin de werkelijkheid natuurgetrouw wordt weergegeven’ en ‘Prentenboeken kunnen een belangrijke functie hebben voor de esthetische vorming, d.w.z. het leren iets mooi te vinden’.Ga naar voetnoot12. Ook Anita Wuestenberg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgt deze lijn en volgens haar mogen prentenboeken geen verwarring zaaien en dienen deze bij voorkeur de leefwereld van de lezer op een rechtlijnige manier te behandelen. In een artikel waarin Wuestenberg deze voorwaarden poneert om het leesgedrag van haar kleinkind te beoordelen, slaagt ze er bijgevolg niet in om de aantrekkingskracht van het prentenboek Ik ruik kindervlees te verklaren.Ga naar voetnoot13. Een voorbeeld van de commerciële benadering vindt men in het ledenblad van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen De Auteur waarin de stelling verdedigd wordt dat in de eerste plaats veelgelezen auteurs recht hebben op ondersteuning van het Fonds voor de Letteren.Ga naar voetnoot14. Wat veel gelezen wordt is waardevol en moet dus gefinancierd worden. Vaak hanteren uitgevers uit commerciële overwegingen een soort esthetisch kader waarbinnen de illustrator hoort te werken. Uitgeverij Averbode geeft bijvoorbeeld illustratoren voor de kleutertijdschriften Doremi en Dopido duidelijke instructies qua figuratie, expressie, lijnvoering en kleurgebruik. Marita Vermeulen heeft echter voor een doorbraak gezorgd met haar analyses van de prenten in het esthetisch prentenboek. Kenmerkend is wat ze over de illustraties van de Vlaamse illustratrice Erika Cotteleer schrijft: ‘De lezer heeft geen andere keuze dan zich zonder voorbehoud open te stellen voor wat er op hem afgeslingerd wordt. Tegelijkertijd kruipt er een soort van weerstand langs je rug omhoog, want er gaat ook iets lelijks van deze prent uit’. Deze gewaarwording kan je zondermeer ook toepassen op de actuele kunst van Fabre, Tuymans, De Cordier, Geys of Panamaerenko. Dit is wat kunst kan doen: fascineren. Te vaak wordt kunst nog benaderd vanuit een vooral mimetisch bepaald standpunt: herken ik wat er is afgebeeld en vind ik dat mooi? Het esthetisch prentenboek lijdt onder deze benadering. Dit geeft aanleiding tot nogal vreemde uitspraken: zo schrijft Piet Mooren onomwonden dat de illustrator een kundig plagiator isGa naar voetnoot15., spreekt Anstey over een pastiche van illustratieve stijlenGa naar voetnoot16. en argumenteert William Moebius vrij dogmatisch dat ‘Thin, spare lines may suggest mobility and speed, thick, puffy lines, paralysis or a comfortable status’.Ga naar voetnoot17. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kenmerken van artistieke illustraties in esthetische prentenboekenDe inzichten en begrippen uit het eerder genoemde onderzoek wil ik aanvullen met elementen uit het artistiek-praktische domein. Ik pleit voor een duidelijker begrippenapparaat zodat illustratief werk helder besproken kan worden. Mijn jarenlange ervaring als illustrator, de recente ervaringen als docent Illustratieve Vormgeving aan de Provinciale Hogeschool Limburg en het literatuuronderzoek voor mijn doctoraat hebben mij er toe gebracht een illustratief begrippenapparaat op te stellen waarmee gereflecteerd kan worden op illustratief werk als hedendaagse kunstvorm. De onderdelen zijn gebaseerd op de analyses van Jane DoonanGa naar voetnoot18. en de kunstbeschouwing van Ad de VisserGa naar voetnoot19., maar ik voeg hierbij als eerste en belangrijkste element de figuratie toe, omdat een illustrator bij het opzetten van een prentenboek een rol speelt die veel gelijkenis vertoont met de regisseur van een toneelstuk of een opera en dus al schetsend aan ‘casting’ doet. Vervolgens voer ik het begrip expressie op. De interactie met de lezer gebeurt vooral via de expressie. Jens Thiele verwijst trouwens regelmatig naar het theaterachtige van het prentenboek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 3: illustratie Carll Cneut.
Een illustratie van Carll Cneut (figuur 3) uit Dulle Griet is een goed voorbeeld van de manier waarop met externe verhouding gewerkt kan worden. Door de figuur in verhouding tot de huizen te groot uit te beelden krijgt de figuur veel (visuele) aandacht en de illustratie krijgt een scenisch karakter (de huizen lijken decorstukken). De handeling (stoute Griet duwt mensen van de toren) wordt niet letterlijk weergegeven, dit wordt aan de verbeelding overgelaten (Griet kijkt over de rand van de toren om te zien wat er van de mensen overgebleven is). Door de verhoudingen niet realistisch weer te geven wordt ook het mensen naar beneden duwen een theatrale handeling. Een beeld kan veel meer betekenen dan wat er te zien is. Er kunnen elementen verwerkt worden die verwijzen naar eerdere of latere prenten in het boek (een prentenboek is een scenische vertelling) of ze kunnen verwijzen naar beelden buiten het boek. De illustraties kunnen betekenissen krijgen die duidelijk worden door het lezen/bekijken van het boek of door beroep te doen op de veronderstelde visuele bagage van de lezer. Deze betekenissen kunnen enkel visueel gerealiseerd worden, ze vertellen hun verhaal in een visuele taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit proces wil ik aanduiden met de term visueel narratieve procédés. Deze procédés maken beelden rijker, laten meer interpretatie toe en vragen meerdere beschouwingen. Dit noem ik gelaagde beelden als aanvulling op Doonan en De Visser. De beschrijving van een aantal visueel narratieve procédés die gelaagde beelden mogelijk maken: deel voor het geheel (metonymie, de lezer vult een visueel gegeven verder aan), motief (verhalend, symbolisch), tekstvreemde elementen, intertekstualiteit (onder meer door te verwijzen naar andere beelden zoals schilderijen of grafisch werk) en split-screen. Figuur 4 en 5: illustraties Carll Cneut.
Een geslaagd voorbeeld is te vinden in de illustraties van Carll Cneut in Dulle Griet. Op bladzijde 9 van het boek (figuur 4) is een figuur afgebeeld die een blauwe bal vasthoudt (is lichtgrijs gekleurd). Deze bal komt ook op de volgende illustraties voor en is zelfs prominent aanwezig op blz. 12. Op de laatste illustratie in het boek (figuur 5) duikt de bal weer op. De bal kan getypeerd worden als een tekstvreemd element dat visueel narratief gebruikt wordt en symbolisch geladen is (er wordt een balspel gespeeld, op blz. 10 heeft een narrenfiguur de bal in handen). Het narratieve wordt duidelijk als de prenten waarin de bal aanwezig is, na elkaar bekeken worden. De kleine figuur op blz. 9 heeft zijn bal gegeven (moeten geven?) aan de narrenfiguur op blz. 10 en heeft een andere bal (gekregen?) Op blz. 12 gooit de nar de blauwe bal. De bal onttrekt door zijn grootte het zicht op een rondedans. Pas in de laatste prent (blz. 36) wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
duidelijk waarom de figuren een rondedans doen: Griet ligt uitgeteld (dood?) op de grond. Deze prent is zo opgebouwd dat ze een opname is die enkele ogenblikken na de prent op blz. 12 genomen is. De figuren zijn in hun handelingen een tel verder. De bal (teerling?) is geworpen, de kaarten zijn gespeeld. Door deze prent visueel narratief te koppelen aan de prent op blz. 12 worden de tussenliggende prenten (en de tekst) in feite een sequens die een aparte plaats krijgt in het boek. De laatste prent spreekt de tekst op blz. 32 tegen (Griet steekt zichzelf met haar lange zwaard dood). De tussenliggende sequens kan geïnterpreteerd worden als een nare droom, een gruwelijke vertelling. Toch ligt Griet in de laatste prent op de grond. De lezer wordt uitgenodigd zijn eigen interpretatie(s) te formuleren. Deze interpretatie is niet gratuit of voor de hand liggend. De prenten van Carll Cneut vragen een nauwkeurig kijken en herbekijken en een toetsing met de tekst van Geert De Kockere. Het intertekstuele van deze prenten is duidelijk. In figuratie, kleurgebruik en textuur neemt Carll Cneut elementen over van Pieter Breugel. Figuur6: illustratie Erica Cotteleer; figuur 7: illustratie Pablo Picasso.
Nog een voorbeeld van een vergelijking van illustraties uit een esthetisch prentenboek en de kunst met een grote K. Tussen de illustratie van Erica Cotteleer uit De step van Lex (figuur 6) en een schilderij van Picasso (figuur 7) zijn opvallend gelijke stijlkenmerken te herkennen. Vlakken worden gebruikt om voorgrond en achtergrond te onderscheiden. Perspectief is afwezig, diepte wordt aangegeven door vormen en contrast tussen licht en donker. Een negatieve vorm (achtergrond) kan doorlopen in de voorgrond en dus een positieve vorm worden. Figuren en vormen zijn niet altijd afgelijnd en kunnen overgaan in een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vlak (gezichten, handen, armen en kleding). Voorwerpen worden transparant (men kan bij Cotteleer zien wat er in de geschenkdozen zit, bij Picasso loopt de arm van het meisje door het boek). Bepaalde elementen worden gesuggereerd maar niet uitgewerkt (de gezichten bij Cotteleer en de figuren van de meisjes bij Picasso). Belangrijk is om het esthetisch prentenboek te kaderen in een esthetische opvatting zodat een reflectie over de esthetische waarde in een kunstfilosofische context relevant wordt. Sylvia Pantaleo formuleert dit ‘spel’ als een spel van mogelijke betekenissen dat ontstaat door de interactie beeld-tekst en dat bij elke (voor)leesbeurt bijgesteld kan worden.Ga naar voetnoot20. Hans-Georg Gadamer stelt dat ‘spel’, als onpersoonlijk entiteit, de eerste ontologische bepaling is van een kunstwerk en dat zich hierop de uitwerking of overdracht naar de toeschouwer ent.Ga naar voetnoot21. Elk kunstwerk impliceert iemand die het kunstwerk door middel van wisselende strategieën interpreteert en omdat de kijker bereid is te interpreteren, kan je stellen dat er een aantrekkingkracht van het kunstwerk uitgaat. De aantrekkingskracht van het esthetische prentenboek zou je kunnen omschrijven als fascinatie. Een esthetisch prentenboek combineert literaire teksten met artistieke prenten. Kenmerken van literaire teksten in prentenboeken zijn: plot, karakter, setting op niet-traditionele wijze, ongebruikelijke vertelstandpunten, meerduidigheid, intertekstualiteit en verschillende lezingen mogelijk door verschillende lezers(groepen), waardoor een gelaagde tekst kan ontstaan. Kenmerken van artistieke illustraties in prentenboeken zijn: figuratie, stilering, expressie, setting, kleurgebruik, lijnvoering, perspectief, compositie en techniek op een nietclichématige wijze (dat wil zeggen: men tracht vastgeroeste representaties te ontwrichten) en het gebruik van visueel narratieve procédés. Op deze wijze kunnen gelaagde illustraties ontstaan. Gelaagde teksten en beelden worden gepresenteerd in een grafisch doordachte vormgeving: niet-traditionele typografie, intergratie beeld-tekst, onverwachte formaten, druktechnieken en materialen en een vernieuwende lay-out. De combinatie van gelaagde teksten, dito illustraties en een goed doordachte lay-out maken dat een esthetisch prentenboek zijn mogelijke betekenissen niet onmiddellijk prijs geeft. De verhouding beeld-tekst is vaak conflictueus (contrapuntisch of contradictorisch). De teksten en illustraties laten elk afzonderlijk en in samenhang verschillende interpretaties toe zodat de lezer zich anders moet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
opstellen, ook ten opzichte van het boek als object. Dit in tegenstelling tot het modale prentenboek en zeker de triviale variant waar weinig of geen beroep gedaan wordt op literaire of visuele strategieën omdat deze boeken meestal bevestigen wat verwacht wordt. Na een beperkt aantal lezingen zijn de betekenissen gevormd. Bovendien zal de lezing door verschillende lezers grotendeels hetzelfde zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe draagt het esthetisch prentenboek bij tot de esthetische ontwikkeling?José van Dijk stelt: ‘In het fantasiespel gaat een kind heen-en-weer tussen de schijn en werkelijkheid; kind en spel zijn existentieel samen. Het spel wordt gespeeld omwille van zichzelf, het is een immanent intentioneel spel. In dit spel verwerft een kind symbolen, essentieel voor een (later) begrip van kunst (...).’Ga naar voetnoot22. Jos de Mul gaat in op de stadia van de esthetische ontwikkeling en zich baserend op het onderzoek van Parsons komt hij tot vier stadia: de mimetische, expressieve, formalistische en interpretatieve.Ga naar voetnoot23. Men kan stellen dat naarmate een kind meer visuele kennis vergaart het makkelijker die stadia doorloopt. Maar voor het doorlopen van die fasen is het kind afhankelijk van begeleiding (socialisatieproces) zoals dat ook geldt voor het leren lezen, schrijven en rekenen. Beeldtaal is een vorm van communicatie, een taal die ze onder de knie kunnen krijgen. Met dit visuele socialisatieproces is het droevig gesteld. Vera Bergman verwijst naar de grote rol die Parsons toekent aan het socialisatieproces in de eerste stadia en stelt dat het kind voor zijn culturele bagage grotendeels aangewezen is op wat het van thuis meekrijgt.Ga naar voetnoot24. Een tweede opmerking is dat er door een gebrek aan begeleiding niet alleen een soort ‘cultureel analfabetisme’ ontstaat, maar ook dat dit sociaal gangbaar wordt en dus als ‘normaal’ wordt beschouwd. Wat kinderen niet aangeleerd krijgen kunnen ze ook niet aan hun kinderen doorgeven, en zo zijn we terug bij af. In de hedendaagse overdonderende beeldcultuur worden kinderen en volwassenen constant met allerlei beelden geconfronteerd en vaak misleid door hun visueel-kritische beperktheid. De aantrekkingskracht of de fascinatie van het esthetisch prentenboek kan deze cirkel voor jong en oud doorbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geraadpleegde prentenboeken
|
|