Nieuwsbrief
3 juli 2017
Nieuws van de DBNL - juli 2017
Nieuwe titels van juli
Deze maand verschijnt de zevendelige reeks Werken van Julius De Geyter op de DBNL. Deze Vlaams politiek dichter uit de negentiende eeuw stond aan de wieg van de Vlaamse Beweging. Daarbinnen werd hij een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de vrijzinnige liberalen en in 1873 schreef hij de tekst van het Geuzenlied, hun strijdlied.
De Belgische Muzen-Almanak, een tijdschrift van vlak voor de Belgische Omwenteling, komt in één keer compleet online (1826-1830). De auteurs waren allen Noord-Nederlanders en de oprichter, Jan Wap, beoogde de scheidslijn tussen letterkunde uit Noord en Zuid op te heffen. Of het idee van die emancipatie daadwerkelijk effect heeft gehad valt te betwijfelen. Tekenend is in ieder geval dat toen België ontstond het tijdschrift onmiddellijk werd opgeheven.
De debuutroman van Jeanne Reyneke van Stuwe, Hartstocht, verscheen in 1899. Het werk deed indertijd nogal wat stof opwaaien omdat het een vrouw was die schreef over de seksuele verlangens van jongemannen en -dames uit gegoede milieus. Willem Kloos, met wie de auteur op dat moment verloofd was, gaf als reactie op de vermeende onzedelijkheid van haar boek: ‘Wat is je roman toch zedelijk! Als dát onzedelijk is, dan is de eerzame lantaarnopsteker de alleronzedelijkste man ter wereld, omdat hij, zonder te waarschuwen, plotseling het licht doet ontvlammen boven vrijende paartjes in een eenzame straat.’
Het DBNL-aanbod over Antilliaanse literatuurgeschiedenis wordt deze maand aangevuld met twee titels van Wim Rutgers. Balans. Arubaans letterkundig leven is een origineel werk dat niet eerder in druk verschenen is. In De brug van Paramaribo naar Willemstad uit 2007 maakt de auteur onderscheid tussen aan de ene kant de Nederlands-Caribische literatuur, van Cola Debrot tot Frank Martinus Arion, en aan de andere kant de Caribisch-Nederlandse literatuur, van Luc Tournier tot Lydia Rood.
Verder verschijnen er deze maand onder andere tien nieuwe titels van J.J.A. Goeverneur, een bekend auteur van kinderversjes uit de negentiende eeuw, Heele goeje remedien, en resepte om te koken te bakken en te confijten van J.E. Scott uit ca. 1737, en informatie over ruim honderd jaar Nederlandse mode in Kleding in Nederland 1813-1920 van K.P.C. de Leeuw uit 1991.
Parels uit de DBNL
Wie op zoek is naar het verhaal over de modernisering van Nederland, kan daarvoor in de DBNL terecht bij twee series over de techniek in Nederland vanaf 1800.
Daarvóór pionierden de Lage Landen al met scheepsbouw en zeevaart. Dat had de Nederlanders de hele wereld rondgebracht en een groot koloniaal rijk bezorgd. Op eigen bodem was waterbeheer hard nodig geweest om droge voeten te houden. Daarvoor hadden waterbouwkundigen een heel stelsel van afwateringskanalen en dijken aangelegd.
Rond 1800 speelde de Franse tijd en moesten de Nederlanden zich bescheiden opstellen. Maar toen in 1815 aan de overheersing van Frankrijk een eind was gekomen en het Koninkrijk der Nederlanden was ontstaan, begon koning Willem I zijn land aan te passen aan de eisen van de nieuwe tijd.
Daarover gaat de zesdelige serie Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890, onder redactie van H.W. Lintsen. Veel onderwerpen op technisch en economisch gebied passeren de revue, waaronder ontwikkelingen op het gebied van landbouw, hygiëne, boekdrukkunst en telegrafie. Ook nieuwe energiebronnen deden hun intrede. Naast mens-, dier- en windkracht vonden steenkolen, gas en elektriciteit op grote schaal toepassing.
De zevendelige reeks Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, met als hoofdredacteur J.W. Schot, sluit hierop aan. Daarin wordt duidelijk dat Nederland een grotere dienstensector kreeg die om ‘kantoortechniek’ vroeg, zoals typemachines en faxapparaten. De introductie van de techniek in het huishouden bracht ook grote veranderingen teweeg. Keukens werden werkplaatsen met allerlei apparatuur, zoals koffiezetapparaten, elektrische ovens en vaatwassers.
De tweede reeks gaat tot aan de millenniumwisseling en dat is te merken. De grote vlucht die de digitale ontwikkeling daarna heeft genomen komt net niet aan bod. Dat doet geen afbreuk aan het nut van deze twee series, die met veel beeldmateriaal een breed overzicht bieden van de technische ontwikkeling in Nederland tot aan de 21ste eeuw.
H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel I-VI. Walburg Pers, Zutphen 1992-1995
J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Stichting Historie der Techniek, z.p. [Eindhoven] / Walburg Pers, Zutphen 1998-2003
Tijdschrift in beeld
Een tijdschrift dat geheel en al gevuld is met poëzie en met niets anders dan poëzie. Voordat Het Liegend Konijn bestond, zou een literaire uitgever of redacteur die met een dergelijk plan werd geconfronteerd waarschijnlijk de wenkbrauwen hebben gefronst: is zoiets wel levensvatbaar? Het Liegend Konijn bewijst al jaren dat het wel degelijk kan. Sinds 2003 verschijnt dit Vlaams-Nederlandse poëzietijdschrift twee keer per jaar. Géén essays, beschouwingen of interviews, zoals die bijvoorbeeld in De Poëziekrant of Awater te vinden zijn, maar alléén gedichten. Van jonge en oude dichters en altijd met veel aandacht voor debutanten. Momenteel zijn de eerste zeven jaargangen beschikbaar op DBNL, en later dit jaar komen er daar nog drie bij, waardoor het tijdschrift dan compleet is tot en met 2012.
Door de jaren heen is het tijdschrift een onmisbare stimulerende factor in het Vlaamse en Nederlandse poëzielandschap geworden en dat is vooral de verdienste van oprichter-hoofdredacteur Jozef Deleu. Nadat hij jarenlang het eveneens Vlaams-Nederlandse Ons Erfdeel had bestierd, kon hij in 2003 een lang gekoesterde wens realiseren: een tijdschrift dat helemaal gewijd was aan de levende Nederlandstalige poëzie. Deleu schreef zelf in het allereerste nummer van april 2003: ‘Hoe realiseer je een oude droom: een poëzietijdschrift? Je wacht een goed moment af en je zoekt medeplichtigen: uitgevers die bereid zijn je te helpen dit roekeloze plan te verwezenlijken. Daarna neem je contact op met de dichters die je al jaren geleden in het holst van de nacht je geheime plan hebt toegefluisterd. Ze reageren kinderlijk enthousiast. Het zijn tenslotte dichters.’
Zo ontstond Het Liegend Konijn (de titel werd ontleend aan Paul van Ostaijens beschrijving van het konijn uit de Kleine diergaarde voor kinderen van nu). Deleus doel voor het tijdschrift was en is: ‘Twee keer per jaar (…) met gedichten “uit het nest geroofd” een gevarieerd beeld brengen van onze actuele poëzie. Ik wil op deze manier het lezen ervan bevorderen.’ Daar slaagt hij al meer dan veertien jaar in.
Het Liegend Konijn (2003-)