enkele belangrijke auteurs
G.A. Bredero (1585-1618) | Jacob Cats | D.V. Coornhert | P.C. Hooft | Jan van Hout | Constantijn Huygens | Karel van Mander | H.L. Spiegel | Roemer Visscher | Joost van den Vondel
E. de Jongh, ‘Erotica in vogelperspectief. De dubbelzinnigheid van een reeks zeventiende-eeuwse genrevoorstellingen’ 1968-1969
A. Keersmaekers, ‘De onbekende Bredero’ 1968-1969
J.H. Meter, ‘De structuur van Bredero’s Spaanschen Brabander’ 1992
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Moraal en karakter: Lezingen van Moortje’ 1985
J.W. Steenbeek, ‘De dichter van de “Sonnetten van de schoonheyt”?’ 1985
René van Stipriaan, ‘Historische distantie in de Spaanschen Brabander’ 1997
Ton van Strien, ‘Inconsequent of inconsistent? Over de interpretatie van Bredero’s Moortje en Hoofts Ariadne’ 1996
Garmt Stuiveling, ‘Bredero's Groot Lied-boeck’ 1983
Marc van Vaeck, ‘Bredero’s liedboek. “De Tijdt, die niet en rust, verandert alle dinghen”’ 1992
S.F. Witstein, ‘Het erotisch-ethische referentiekader in Bredero’s Stommen Ridder, en de betekenis daarvan voor het handelingsverloop van dit spel’ 1974
C.A. Zaalberg, ‘Moortje: vastenavond of driekoningen?’ 1976
Jacob Cats (1577-1660) | D.V. Coornhert | P.C. Hooft | Jan van Hout | Constantijn Huygens | Karel van Mander | H.L. Spiegel | Roemer Visscher | Joost van den Vondel | G.A. Bredero
E.K. Grootes, ‘Literatuurhistorie en Cats' visie op de jeugd’ 1980
E. de Jongh, ‘Erotica in vogelperspectief. De dubbelzinnigheid van een reeks zeventiende-eeuwse genrevoorstellingen’ 1968-1969
J.J. Kloek, ‘Burgerdeugd of burgermansdeugd? Het beeld van Jacob Cats als nationaal zedenmeester’ 1998
Maria-Theresia Leuker en Herman Roodenburg, ‘“Die dan hare wyven laten afweyen”. Overspel, eer en schande in de zeventiende eeuw’ 1988
Hans Luijten, ‘Gezien of gelezen? Realia en ontleningen in Jacob Cats' Sinne- en minnebeelden’ 1995
Karel Porteman, ‘Het embleem als “genus iocosum”. Theorie en praktijk bij Cats en Roemer Visscher’ 1995
Herman Roodenburg, ‘De autobiografie van Isabella de Moerloose. Sex, opvoeding en volksgeloof in de zeventiende eeuw’ 1983
Eric J. Sluijter, ‘Belering en verhulling? Enkele 17de-eeuwse teksten over de schilderkunst en de iconologische benadering van Noordnederlandse schilderijen uit deze periode’ 1988
Mieke B. Smits-Veldt en Hans Luijten, ‘Nederlandse pastorale poëzie in de 17de eeuw. Verliefde en wijze herders’ 1993
S.F. Witstein, ‘Menanders Pleidooi’ 1967
D.V. Coornhert (1522-1590) | P.C. Hooft | Jan van Hout | Constantijn Huygens | Karel van Mander | H.L. Spiegel | Roemer Visscher | Joost van den Vondel | G.A. Bredero | Jacob Cats
H. Duits, ‘De levens der doorluchtige poeeten’ 1991-1992
Anneke C.G. Fleurkens, ‘Leren met lust. Coornherts toneelspelen’ 1989
Arie Jan Gelderblom, ‘“Nieuwe stof in Neerlandsch”. Een karakteristiek van Coornherts proza’ 1989
Marijke Spies, ‘Developments in Sixteenth-Century Dutch Poetics. From “Rhetoric” to “Renaissance”’ 1993
Ilja M. Veldman, ‘Coornhert en de prentkunst’ 1989
P.C. Hooft (1581-1647) | Jan van Hout | Constantijn Huygens | Karel van Mander | H.L. Spiegel | Roemer Visscher | Joost van den Vondel | G.A. Bredero | Jacob Cats | D.V. Coornhert
Karel Bostoen, ‘Held in een bloedstollend drama’ 1996
H. Duits, ‘De levens der doorluchtige poeeten’ 1991-1992
H. Duits, ‘Hoofts Henrik de Grote. Een neostoïsche vorstenspiegel’ 1996
S. Groenveld, ‘Pieter Corneliszoon Hooft en de geschiedenis van zijn eigen tijd’ 1981
Mieke B. Smits-Veldt en Hans Luijten, ‘Nederlandse pastorale poëzie in de 17de eeuw. Verliefde en wijze herders’ 1993
René van Stipriaan, ‘Gysbreght van Aemstel als tragische held’ 1996
L. Strengholt, ‘Over de Muiderkring’ 1986
Ton van Strien, ‘Inconsequent of inconsistent? Over de interpretatie van Bredero’s Moortje en Hoofts Ariadne’ 1996
P. Tuynman, ‘De const van rhetorike en Hoofts vroege poëzie’ 1981
F. Veenstra, ‘Aristocratische moraal. Een facet van de Geeraerdt van Velsen’ 1968
F. Veenstra, Een litterair kunstrechtelijk triumviraat en heroïsche poëzie 1970
P.E.L. Verkuyl, ‘Kosmos-beelden in Hoofts lyriek’ 1985
S.F. Witstein, ‘Hoofts Achilles ende Polyxena’ 1975
Jan van Hout (1542-1609) | Constantijn Huygens | Karel van Mander | H.L. Spiegel | Roemer Visscher | Joost van den Vondel | G.A. Bredero | Jacob Cats | D.V. Coornhert | P.C. Hooft
Johan Koppenol, ‘“In mate volget mi”. Jan van Hout als voorman van de Renaissance’ 1991
Johan Koppenol, ‘Een tegendraadse poëtica. De literaire ideeën van Jan van Hout’ 1993
Marijke Spies, ‘Developments in Sixteenth-Century Dutch Poetics. From “Rhetoric” to “Renaissance”’ 1993
Werner Waterschoot, ‘Marot or Ronsard? New French poetics among Dutch rhetoricians in the second half of the 16th century’ 1995
Constantijn Huygens (1596-1687) | Karel van Mander | H.L. Spiegel | Roemer Visscher | Joost van den Vondel G.A. Bredero | Jacob Cats | D.V. Coornhert | P.C. Hooft | Jan van Hout
J.A. van Dorsten, ‘Huygens en de Engelse “metaphysical poets”’ 1958-1959
E. de Jongh, ‘Erotica in vogelperspectief. De dubbelzinnigheid van een reeks zeventiende-eeuwse genrevoorstellingen’ 1968-1969
Tineke ter Meer, ‘Huygens en Harington. Over de bron van een serie sneldichten’ 1990
H.J.M. Nellen, ‘Een Haags dichter over “de Delftse Cicero”. Hugo Grotius in de brieven en gedichten van Constantijn Huygens’ 1987
Jacob Smit, ‘Batave Tempe dat is 't Voorhout van 'sGraven-hage’ 1966
L. Strengholt, Dromen is denken. Constantijn Huygens over dromen en denken en dichten 1977
P.E.L. Verkuyl, ‘Kosmos-beelden in Hoofts lyriek’ 1985
Karel van Mander (1548-1606) | H.L. Spiegel | Roemer Visscher | Joost van den Vondel | G.A. Bredero | Jacob Cats | D.V. Coornhert | P.C. Hooft | Jan van Hout | Constantijn Huygens
H. Duits, ‘De levens der doorluchtige poeeten’ 1991-1992
Eric J. Sluijter, ‘Belering en verhulling? Enkele 17de-eeuwse teksten over de schilderkunst en de iconologische benadering van Noordnederlandse schilderijen uit deze periode’ 1988
W. Vermeer, ‘“Den Nederduytschen Helicon”’ 1993
S.A. Vosters, ‘Spaanse en Nederlandse literatuur. De wederzijdse invloeden’ 1985
Werner Waterschoot, ‘Marot or Ronsard? New French poetics among Dutch rhetoricians in the second half of the 16th century’ 1995
H.L. Spiegel (1549-1612) | Roemer Visscher | Joost van den Vondel | G.A. Bredero | Jacob Cats | D.V. Coornhert | P.C. Hooft | Jan van Hout | Constantijn Huygens | Karel van Mander
Marijke Spies, ‘Developments in Sixteenth-Century Dutch Poetics. From “Rhetoric” to “Renaissance”’ 1993
Werner Waterschoot, ‘Marot or Ronsard? New French poetics among Dutch rhetoricians in the second half of the 16th century’ 1995
Roemer Visscher (1547-1620) | Joost van den Vondel | G.A. Bredero | Jacob Cats | D.V. Coornhert | P.C. Hooft | Jan van Hout | Constantijn Huygens | Karel van Mander | H.L. Spiegel
Karel Porteman, ‘Het embleem als “genus iocosum”. Theorie en praktijk bij Cats en Roemer Visscher’ 1995
Bernard F. Scholz, ‘De “economische sector” in Roemer Visschers Sinnepoppen’ 1990
Marijke Spies, ‘Developments in Sixteenth-Century Dutch Poetics. From “Rhetoric” to “Renaissance”’ 1993
Joost van den Vondel (1587-1679) | G.A. Bredero | Jacob Cats | D.V. Coornhert | P.C. Hooft | Jan van Hout | Constantijn Huygens | Karel van Mander | H.L. Spiegel | Roemer Visscher
Karel Bostoen, ‘Vondel contra Smout. De calvinistische predikant Adriaan Joriszoon Smout in Vondels hekeldichten’ 1989
H. Duits, ‘De levens der doorluchtige poeeten’ 1991-1992
W.Gs Hellinga, ‘De commentaar’ 1956
Jan Konst, ‘“Het goet of quaet te kiezen”. De rol van de vrije wil in Vondels Lucifer, Adam in Ballingschap en Noah’ 1997
Marijke Meijer Drees, ‘Patriottisme in de Nederlandse literatuur (ca. 1650-ca. 1750)’ 1995
George J. Möller, ‘Het album Pandora van Jan Six (1618-1700)’ 1984
Karel Porteman, ‘“Aensiet de swackheyt dan van uwen armen dichter”. Een lectuur van Vondels Gebedt (1621)’ 1984
Karel Porteman, ‘Zeventiende-eeuwse dichters in last. “Op enen berg zo veer van huis”’ 1992
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Poëzie als gebruiksartikel. Gelegenheidsgedichten in de zeventiende eeuw’ 1984
Mieke B. Smits-Veldt en Hans Luijten, ‘Nederlandse pastorale poëzie in de 17de eeuw. Verliefde en wijze herders’ 1993
Marijke Spies, ‘Vondel in veelvoud. Het Vondel-onderzoek sinds de jaren vijftig’ 1987
René van Stipriaan, ‘Gysbreght van Aemstel als tragische held’ 1996
J.D.P. Warners, ‘Translatio-imitatio-aemulatio, 1-3’ 1956-1957
|