CL geestlyke gezangen
(1766)–Abdias Velingius– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
2 Ik verschrik O Magtig Wezen, 'k Word
door angst en vrees bekneld, Want myn bid-
den, zingen, leezen, Zyn met sluymer-
zucht verzeld. Heilig Heilig Heilig Heer,
Seraphynen Kroon en Eer, Wee my, want
ik gaa verloren, Niets bestaat voor Uwen
tooren.
3 'T is toch schrikkelyk te vallen In de
hand van zulk een God, Die regtvaardig
roept tot allen: Niemand dryv met my den
| |
[pagina 73]
| |
Spot: Dwaalt niet, want al wie dit doet
Zal ik door myn yver gloed, Die in
Eeuwigheid zal blaken, Straffen en te schan-
de maken.
4 Maar Gy zyt ook Heer langmoedig,
Toonend' ons een Vaders hart, Daar Gy,
in den Borg zo goedig Ons bevryt van hel-
sche smart: Ben ik niet in Uwe hand Aange-
teekend, als een Pand Dat Gy eeuwig wilt
behoeden, Wat het helsch gespuis mag
| |
[pagina 74]
| |
woeden.
5 Wil, myn Ziel, U weder geven Aan
den vreê Bemiddelaar, Prys Hem, dank-
baar, al Uw leven, Die den dag kroont en
het Jaar. Vang een ander Leeven aan, Dat
U booven Zon en Maan Opwaards voert,
en, na Uw Sterven, Doet een Hemel-kroon
beërven.
6 Zal ik dan in deze wooning Noch een
tyd lang zyn geplaagt, Gy zult maaken,
| |
[pagina 75]
| |
Groote Koning, Dat myn Ziel het willig
draagt: Zet O Heer Uw Hart op my, Jesus
Christus, 'k blyv' U by, 'K Zal op nieuws
my onderschryven, Dat ik U getrouw wil
blyven.
7 Dat van d'avond tot den morgen, Toch
uw Raad steeds voor my waak', Dat geen
twyfelachtig zorgen Tusschen ons ooit schei-
ding maak', Proef myn nieren, keer op
keer, Schik my naar Uw Wil, ô Heer! Zo
| |
[pagina 76]
| |
dat ik bestendig waake En 't verderf my nooit
genaake.
| |
[pagina 77]
| |
2 Laat dit Jaar Uw Gunst vertellen, Dat ik
walg van 't zondig kwaad, Wil myn kranke
Ziel herstellen, Schenk vergeving op de daad.
Laat ik; als ik overtreed' Straks tot boete
zyn gereed: Want gy kund alleen vergeven
Al wat immer wordt misdreven.
3 Trooft my Heer met Uwe Liefde, Slaa
O God myn schreijen gae. Zie hoe my de
smart doorgrievde, Hoe 'k vol angst en vree-
ze staa, 't Zy ik slaap, 't zy dat ik waak',
| |
[pagina 78]
| |
Neem o Heer toch aan myn zaak. Sterk m' in
angsten die my kwellen, Laat my dood noch
zonde knellen.
4 Heer wil my genade geven, Dat dit
Jaar my heilig zy, En ik Christelyk moog
leeven, Onbesmet van huichlary, Dat ik altyd
vreedzaam leev', Niemand reên tot smarte
geev': En dat ik, reeds hier beneeden, Deel
in Uwe Zaligheden.
5 Laat my vrolyk al de dagen Leeven van
| |
[pagina 79]
| |
dit nieuwe Jaar: Wil my op Uw handen
draagen; Onderschraag my in gevaar: Staa
my by in allen nood, Wyk van my niet in
den dood, Laat my vrolyk aan U kleeven
Als ik scheid uit 't Aardsche leeven.
| |
[pagina 80]
| |
den mond, Dank Hem verheugd uit 's har-
tengrond, Gy moet Hem eer bewyzen: Hy
doet Zyn goed, Ons aanschouwen, Wy ver-
trouwen; 't Heil zal weder, Uit den Hemel,
dalen neder.
2 Hy schenkt ons weer een ander Jaar, Wy
zyn behoed in veel gevaar Met Vaderlyke
zorge. Uw lof, o Jesus, zy verbreid, Dat
Gy den Mensch uit teederheid Geworden
zyt ten Borge, Zoek saam Zyn Naam Door
| |
[pagina 81]
| |
Gebeden Op dit heden En wil wenschen
Een goed Jaar den Christen Menschen.
3 O nooit volprezen Hemelheer, Uw Heil
dit Jaar aan ons vermeer, Laat toch Uw Ze-
gen vlieten, Op Uwe gantsche Christen Kerk,
Met Uw Genade krachtig Werk; Laat ons
voortaan genieten Vryheid, Blyheid, Stort
Uw Zegen, Als een regen Op de landen,
Dek ons door Uw magt'ge handen.
4 Dat Goedheid zy aan trouw gehegt, Dat
| |
[pagina 82]
| |
Waarheid groey', dat Vreed' en Recht El-
kand'ren minzaam groeten. O Heer, door
Uw mildadigheid Zy 't gantsche Land veel
heils bereid, Doe ons Uw Gunst ontmoeten.
Ai keer, O Heer! Tot ons weeder En daal
needer Uit den hoogen, Dat w'Uw Goedheid
smaaken mogen.
| |
Deeze volgende Vaersen kunnen ook op Biddag, en anderzints, gezongen worden.
5 O Hooggeduchte Majefteit, Uw Zegen
| |
[pagina 83]
| |
rust' op d'Overheid, Schenk ons getrouwe Rech-
ters; Dat zy met wysheid, vlyt en moed,
Beschermen 's Burgers eer en goed, Schenk
vroome twist beslechters. O Heer Geef meêr
Trouwe Preekers, Kwaat-verbreekers, Die
met gaaven Van den Geest uw Waarheid
staaven.
6. In ieders Huis en Huisgezin Keer met den
Vreed' en Zegen in, Geef liefde den Ge-
trouwden. Uw Geest bewaar de teedre
| |
[pagina 84]
| |
Jeugd In Kuisheid en oprechte Deugd, Dek
't gryze hooft der Ouden. O Heer Zie neêr
Ook op d'Armen Met erbarmen, Wil hun gee-
ven Spys en drank om van te leeven.
7 Dat Waarheids held're Zonneschyn Bestraal
die op den dwaalweg zyn, In dikke Duis-
ternissen. Breng tot Uw Kerk en Dienst,
ô Heer, En leid hen in Uw reine Leer, Die
't spoor der Waarheid missen. Dat zy, Uw
bly Vader noemen, Jesus roemen, Als hun
| |
[pagina 85]
| |
Voorspraak, En hun heil en leevens oorzaak.
8 Ach Heer, geef ons naar Uw Verbond
Een nieuw Gemoed een reinen mond, Geef
nieuwe kracht en leeven, Op dat all' onze
leevenstyd, Aan Uwen dienst zy toegewyd,
En w'ons U overgeeven. Uw Geest, Wil
meest, Ons bewerken, En versterken Onze
harten, Als wy zyn omringt van smarten.
9 O Jesus hoogste Majesteit, Uw Kerk be-
staa in eeuwigheid, Wil altyd voor haar
| |
[pagina 86]
| |
stryden. Behoud ons by uw zuiver Woord,
Schenk ons Uw heil, dat w'ongestoort Uw
Grooten Naam belyden. Tot wy, Eens
vry Van de banden, Zond en schanden, U,
hier booven, Eeuwig voor Uw Goedheid
loven.
10 Zingt Hallelujah al gelyk, Zegt, onzen
God behoort het Ryk, Hem moet men eeu-
wig eeren; Hy heeft het alles wel gedaan;
Hy bragt de Zaligheid ons aan, Lof zy den
| |
[pagina 87]
| |
Heer der Heeren: Krachtig, Magtig,
Wonderbaarlyk, Is Hy waarlyk, Wil Hem
pryzen, En met Lofzang eer bewyzen.
|
|