Tweede deel der mengelzangen
(1695)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
[pagina 33]
| |
ren. Ja hy Als sy Ver-
blind, Be- mind Al
onheils stormen
en ge- va - - - - - - - ren
al onheils stor- - - - - - -
- - men en geva- ren.
| |
[pagina 34]
| |
Ydel vertrouwen.1.
Wie op Fortuin zig zelf vertrouwt,
Heeft ydel in de lucht gebouwt,
En drijft voor wind op woênde baaren.
Ja hy,
Als sy
Verblind,
Bemind
Alle onheils stormen en gevaaren:
2.
Want wyl hy wenscht om staat en goed,
Ziet hy geen rampen te gemoed,
Die minst de meest vernoegde treffen.
't Fenyn
Van schyn,
Van macht
En pracht,
Kan als een pad sijn moed verheffen.
| |
[pagina 35]
| |
3.
Hy zwelt van opgeblasentheid
En grootsheid op, en 't weelde vleid
Sijn zinnen, om hem te verraaden.
Die mensch
Sijn wensch
En vlyt
Gedyt
Slechs om zich zelf met lust te schaden.
|
|