Tweede deel der mengelzangen
(1695)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
En 't hert der stervelingen, Door
's hemels zege- ningen, Die
daarom daar in overvloed Te
meerder werden me gevoed.
| |
[pagina 14]
| |
De Nijd te schuwen.1.
De Nyt die schuwt het licht,
En haat de blijde zonnestralen,
Die nederdalen
Om te verquikken ons gezicht;
En 't hert der stervelingen,
Door 's Hemels zegeningen,
Die daarom daar in overvloed,
Te meerder werden mé gevoed.
2.
Hoe meer men word benyt
Hoe grooter heil men heeft te wachten.
Wie wil dan achten
Hem, die zich zelf verteert van spijt?
Wie zeker meent te bouwen,
Moet vast op God vertrouwen.
Geen mensch zal ons dan licht verraên,
En hel, noch dood, kan ons niet schaên.
| |
[pagina 15]
| |
3.
Men mag de Nyt ontzien,
Maar niet te vreezen leert de reden,
Haar, die te onvreden
Uw doen en laten staag bespien.
Men mag een zaak verzwijgen,
Daar Nyt kon vat op krygen,
Sy strooit dan nochtans haar fenyn.
Vlie haar die wilt gelukkig zyn.
4.
Benyt gy andre niet,
De Hemel geeft aan u sijn zegen.
Zijt niet verlegen
Wanneer gy u geluk niet ziet.
Men moet d'Algever pryzen,
En altoos eer bewijzen.
Wie dat hy schaars sijn nootdruft geeft,
Haast tarw noch most gebrek en heeft.
|
|