Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijOp de Wijse: O Rat van avonturen.HOort toe gy Kersten zinnen,
En wilt niet zijn bezwaart,
Alle die God beminnen,
Hoe dat Iohannis verklaart,
In 't zevenste Capittel beschreven:
Hoe Iesus smorgens vroeg
Gekomen is in den Tempel,
Leerende 't Volk menig goet exempel;
Die Pharizeen hadden spijt genoeg.
Die Pharizeen quaat van gedagten,
Quamen voor Iesus op dat pas,
Een Vrouwken dat zy bragten,
Die in Overspel bevonden was:
Zy zeden Meester dese Vrouw is bevonden
In Overspel met boosen geschal;
Dus wilt hier vonnis over geven,
In Moyses wet daar staat geschreven
Dat men dusdanige steen'gen zal.
Om Iesus te agterhalen
Hebben zy desen list geleyt;
Want hy met zoeter talen,
Altoos sprak van barmherigheyt;
Om Iesus te ondersoeken,
Of hy zoude hebben gesyet,
Dat mense zoude steenen,
Dat was haarlieder meenen,
Dat en waar geen barmhertigheyt.
Christus die Heer vol waarden
| |
[pagina 71]
| |
Die boog hem neder saan,
Ende schreef daar in der Aarden
Wat zy zelve haden misdaan;
Zy zagen daar in 't ronde,
Op malkanderen algemeen:
Hoort wat hem Christus oorkonde,
Die van u is zonder zonde
Die werpt den eersten steen.
Hier by mogen wy bedieden
Dat een yegelijk wel verstaat,
Zijn hofken zelf te wieden,
Eer hy in een anders gaat;
En wilt geen vonnisse geven
Daar gy zelven in schuldig zijt:
Want zy zagen daar beschreven
Haar misdaat die zy hadden bedreven;
't Welk ons 't evangelie belijt.
Die Pharizeen gemeene
Zijn al te zamen weg gegaan,
En lieten daar alleene
Het Vrouwken voor Christus staan;
Christus al zonder sparen,
Hy vraagde 't Vrouwken saan,
Waar dat zy waren gevaren
Al die haar quamen bezwaren,
Al die haar beschuldigd' gaan
Heeft u yemant van desen,
Heeft Christus dat Vrouwken gevraagt?
Och niemant Heer gepresen
Sprak dat Vrouwken zeer versaagt:
Zoo en wil ik u niet verdoemen,
Sprak tot haar Christus de Heer,
En dient geen vreemde afgoden;
Gaat leeft na mijn geboden
En zondigt voortaan niet meer.
| |
[pagina 72]
| |
De barmhertigheyt des Heeren
Mogen wy hier by verstaan,
Elk die hem wil bekeeren,
Al is hy met zonden belaan,
Wil hy voort deugdelijk leven,
Hy wert van Christus bevrijt:
Maar en wilt geen oordeel geven
Daar een ander om zoude sneven;
Op dat gy ook niet g'oordeelt en zijt.
|
|