Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Op de wijse; Sulamite, keert weder.
Ga naar margenoot+Hoe soud' ik doch de minne,
Daar Iesus 't hert soo soet me brant van binnen,
Oit stellen uit mijn sinnen?
Hy set my als een zegel op sijn herte.
Geen noot, noch doot, noch smerte,
En doot dit vier der liefde. 't Brant geduerig.
Sijne kolen, sijne kolen,
Sijne kolen blijven vuerig.
2.
Ga naar margenoot+Hy voert my, uit het pijn-huis
Van mijn verdriet, in sijn vermaaklijk wijnhuis;
Ga naar margenoot+Ia selfs mijn hert is sijn huis
Al schijnt hy my somwijlen te verlaten,
Soo dat ik hem in straten
En wijken soek, en, met sorgvuldig klagen,
Mijn beminde, mijn Beminde,
Mijn Beminde moet na-vragen:
3.
Ga naar margenoot+Ik vind' hem doch ten lesten,
Tot mijne troost. Dan stiert hy weer ten besten
De nooden, die my presten.
Ga naar margenoot+'k Houd' hem dan vast, dat hy niet van my wijke
Tot dat ik schier beswijke
Van lieflikheit, en door de soete krachten
Van sijn liefde, van sijn liefde,
Van sijn liefde moet versmachten.
| |
[pagina 57]
| |
4.
Ga naar margenoot+Gy die al uw vermaken
En lust en rust hier soekt in's werelts saken,
O! kondt gy eenmaal smaken,
Hoe soet het is sijn liefde te genieten,
Hoe soud' u dan verdrieten
Ga naar margenoot+Uw aardsche lust! Hoe soudt gy eer en staten
Om sijn liefde, om sijn liefde,
Om sijn liefde dan verlaten!
5.
Ga naar margenoot+Doe my, O Iesus, branden
Door dese vlam, en trek my door u handen,
Me t sterke liefde-banden;
Soo sal ik u met vreugt en lust na-loopen,
En op niet ydels hopen,
Ga naar margenoot+Maar u alleen geheel met hert en sinnen,
Soete Iesus, soete Iesus,
Soete Iesus, staag beminnen.
|
|