Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijOp de wijse van Psalm 9. Heer, ik wil u uit 's herten gront. Of; O hoogste Heer, ô Eeuwig Godt. Siet onse Gesangen, Fol.10.
Ga naar margenoot+ Heer, uws verstants is geen getal,
Maar wy en weten niet met al,
Ten zy dat gy ons komt verlichten,
En door uw Geest selfs onder-richten.
2.
Ga naar margenoot+ Wie ware wijsheit oit ontbeert,
En s' in geloof van u begeert.
| |
[pagina 34]
| |
Dien geeft gy s' ook altoos en immer,
En gy verwijt uw mildtheit nimmer.
3.
Ga naar margenoot+ Uit uwe mont komt kennis voort,
Door d'openbaring van uw Woort;
Geef ons den weg van uw bevelen
Dan te verstaan in allen deelen.
4.
Ga naar margenoot+ Schoon ons' verstant verduistert is,
Ia selfs de dikke duisternis,
Uw hemelsch licht en groote luister
Breekt krachtig door, en blinkt in 't duister.
5.
Ga naar margenoot+ 't Is nu de tijt, dat 't aardsche dal
Vol van uw kennis wesen sal,
Gelijk de wat'ren sich uitrekken,
En al den boom der zee bedekken.
6.
Ga naar margenoot+ 't Is nu den tijt, dat ieder-een
U kennen sal, soo groot als kleen.
Ga naar margenoot+De tijden der onwetenheden
Zijn voor ons' eeuw al lang verleden.
7.
Ga naar margenoot+ O Heil-Son, breek dan nu her-voor,
Straal onse herten door en door,
Ga naar margenoot+Op dat wy u en uwen Vader
Recht mogen kennen allegader.
8.
Ga naar margenoot+ Dat alles ons als drek en slijk
By dees' uw kennis-schat gelijk',
Ga naar margenoot+Soo dat wy s' ook voor silver keuren,
En meer dan 't fijnste gout na-speuren.
9.
Ga naar margenoot+ Door uwe kennis daar 't geheel
Op aankomt, Heer, sult gy'er veel
| |
[pagina 35]
| |
Ga naar margenoot+Rechtveerdig maken van haar sonden,
En uw genaad' en heil verkonden.
10.
Ga naar margenoot+ Gy dient ons, tot uw' roem en prijs,
De midd'len tot goed onderwijs
Ga naar margenoot+Seer rijklik toe: laat s' ons door sluimen
En achteloosheit niet versuimen.
11.
Ga naar margenoot+ Ont-trek ons noit uw Geest en Woort,
Maar trek ons daar door krachtig voort,
Op dat wy ons aan u gewennen,
En u met liefd' en lust na-rennen.
12.
Ga naar margenoot+ Waar souden wy doch anders heen,
Heer Iesus, dan tot u alleen?
Gy hebt des eeuw'gen levens woorden.
Ga naar margenoot+Sy dwaalden noit die die recht hoorden.
13.
Verleen ons, dat wy die voortaan
Soo in ons' herten overslaan,
Ga naar margenoot+Als eertijts uw aandacht'ge Moeder,
Die alsins socht dit zielen-voeder.
14.
Ga naar margenoot+ Die ook sorgvuldig and'ren riedt
Alleen te doen wat gy gebiedt.
O! konden wy die less' onthouwen
Ga naar margenoot+Van die gezegentst' aller vrouwen.
15.
Ga naar margenoot+ Vermits men u met menschen-leer
Vergeefs en vruchtloos dien' en eer',
Soo wilt ons doch daar van bewaren,
Ga naar margenoot+En uwen will' recht openbaren.
16.
Ga naar margenoot+ Indien een schaapken van u dwaalt,
O goedertieren Herder, haal 't,
| |
[pagina 36]
| |
Ga naar margenoot+En breng 't weer op uw graaf'ge weiden,
Daar gy uw kudde selfs wilt leiden.
17.
Ga naar margenoot+ Heer, wijs ons uwe wegen aan,
En leer ons uwe paden gaan.
Geleid ons in uw heil'ge waarheit,
Ga naar margenoot+Die 't oog verlicht met hemels klaarheit.
18.
Ga naar margenoot+ Volbreng in ons 't geen gy begint,
Op dat wy nimmer siende blint
Noch hoorend doof gevonden werden,
Maar tot den eind' in 't goe volherden.
19.
Ga naar margenoot+ Op dat wy, die alhier ten deel
Slechts kennen, namaals ook geheel,
En op een recht-volmaakte wijse,
Hier boven, kennen, u ten prijse.
20.
Hoe heerlik sal dan ons' gesicht,
Ga naar margenoot+ In uw licht sien het eeuwig licht,
En, door de vreugt gansch opgetogen,
Ga naar margenoot+Uw soetheit sien en smaken mogen!
|
|