Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijOp de wijse; Komt her zu mir, spricht Gottes Sohn. Of (2. Veersen voor 1. genomen) op de wijse van 't voor-gaande.1.
Ga naar margenoot+Hoe klaar bewijst gy selve nu,
Mijn Heiland, dat uw Vader u
Een tong geeft der geleerden,
Op dat g' een woordt ter rechter stondt
Met moede zielen spreken kondt,
Die oit uw gunst begeerden!
| |
[pagina 11]
| |
2.
Ga naar margenoot+Komt herwaarts, roept gy, allegaar,
Die met ondraaglijk ziel-beswaar
Vermoeit zijt en beladen;
Ik sal u, na uws herten lust,
Verleenen ware vreed' en rust.
Ga naar margenoot+ O volheit der genaden!
3.
'k Sal komen. Waarom soud' ik niet,
Dewijl gy 't selve my gebiedt?
Ga naar margenoot+Maar nu, als een genoodde gast,
Vermoeit en door mijn sond' belast,
Ga naar margenoot+ Vrymoedig tot u komen.
4.
Ik hebb' aan uwe nooding deel:
Ga naar margenoot+Want mijne sonden zijn soo veel,
Dat sy my 't hooft doen bukken;
Sy zijn my ('k word'et nu gewaar)
Gelijk een sware last, te swaar,
Door al 't langduerig drukken.
5.
Ga naar margenoot+ O soete Iesus, neemt my aan.
Laat my niet ongetroost weer gaan.
Gy hebt doch noit voor desen
Een sondaar, die dus tot u quam,
En dit uw lieflijk woort aan-nam,
Van u weer afgewesen.
6.
Ga naar margenoot+De Sondares, die neder viel,
En vast aan uwe voeten hiel,
Tot dat sy s'hadd' begoten,
En soo gebaadt in 't siltig badt
Van overvloedig tranen-nat,
Kondt gy niet van u stooten.
| |
[pagina 12]
| |
7.
Ga naar margenoot+De Tollenaar, die niet en dorst
Ten hemel sien, maar sloeg sijn borst,
Ga naar margenoot+ Door schand en schaamt verlegen,
En offerd' een gebroken geest,
Is niet van u veracht geweest,
Maarheeft uw gunst verkregen.
8.
Soud' ik dan eerst, soud' ik alleen
Ga naar margenoot+Van u zijn afgewesen? Neen.
'k Wil op uw Woort vertrouwen;
Ga naar margenoot+Vermits uw selfs getuigenis
My tot een vaste zegel is,
Dat ik hier op mag bouwen.
9.
Wat drukken my mijn sonden meer,
Dewijl dat gyse selfs, O Heer,
Ga naar margenoot+ Hebt op het hout gedragen?
Wat maakt my 't handtschrift noch veel last,
Het welk gy een voor al soo vast
Hebt aan het kruis geslagen?
10.
Ga naar margenoot+En hebt gy niet mijn plaats bekleedt,
In alles wat gy deedt en leedt,
Als mijn genoegsaam borge?
O ja, mijn Heiland. U zy lof.
Wanneer mijn ziele kleeft aan 't stof,
Beneemt dit al mijn sorge.
|
|