Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij2.Gy leidt my, door veele droogten,
Tot de hoogten
Van een rotssteen, my te steil,
Gy, myn toevluchts sterke tooren.
| |
[pagina 145]
| |
Waart te vooren
Wel, voor 's vyands oog, myn heil.
| |
3.Dat uw heil my weer beschutte,
En uw hutte
Eeuwig my een wooning strek,
Brey uw vleugels, my ten goede,
Tot myn hoede,
Toevlucht, en geheim vertrek.
| |
4.Want, o God, gy hebt alreede
Myne beede,
En beloftenis gehoort.
't Erf, voor die uw eernaam preesen,
En u vreesen,
Gaaftge my al naa uw woord.
| |
5.Gy doet by des koonings daagen,
Met behaagen,
Nieuwe daagen, vol van kracht.
Uwe goedheit zal syn jaaren
Op doen klaaren,
Van geslacht, tot in geslacht.
| |
6.Hy zal eeuwig, voor Gods oogen,
Met vermoogen,
Sitten heerschen, en bestaan.
Schik slechs waarheit, en genaade,
Hem te staade,
Laat die steeds hem gaade slaan.
| |
7.Dan zo sing ik eeuwig, Heere,
U ter eere,
Psalmen, met uw naams verhaal,
Op dat ik, na uw behaagen,
Alle daagen,
Myn geloften bly betaal.
|
|