Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
En ondersteun, uit Zions hutte,
Met syne hand, uw leeden.
| |
2.Hy denk aan al uw offerhanden,
En riek wat spys gy schonkt,
Hy doe tot asch uw offer branden,
Door hemelsch vier ontvonkt.
Hy geeve, naa uws harten beede,
Geluk in uwe daaden,
Syn gunst vervul, tot rust, en vreede,
Al watge zult beraaden.
| |
3.Uw heil zal ons tot juichen keeren,
En, in Gods naam, de vaan
Doen rechten, want uw gansch begeeren
Zal hy vervullen gaan.
Nu weet ik 't, God behiel syn kooning,
Hy liet hem antwoord hooren,
Syn hand heeft hem, uit 's heemels wooning,
Dit heil, door magt, beschooren.
| |
4.Dees dorst op waagens ons trotseeren,
Die op syn magt te paard,
Wy meldden van den naam des Heeren,
Door onsen God bewaart.
Sy kromden sich, van ons geslaagen,
En vielen op de velden,
Wy reesen, naa wy schier al laagen,
En bleeven staan, als helden.
| |
5.Behou ons, Heer, ten bouw der vroomen,
De hoogste kooning slaa,
Als wy, om antwoord, roepen koomen,
Ons, op dien dag, strax gaa.
|
|