Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |||||||||||||||
Afb. 288. De kadastrale gemeente Dreumel. Kaart uit Kuypers Gemeenteatlas, 1867.
| |||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||
Dreumel
| |||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||
Afb. 289. Detail uit de verpondingskaart van Dreumel, 1809. r.a.g., Arnhem.
later woningen gebouwd voor degenen die werkzaam waren op waterstaatkundig terrein. Vlak ten zuiden van de buurtschap Oude Maasdijk ligt de Molenpolder, een gecombineerde polder van Wamel, Dreumel en Alphen, waar al in de 16de eeuw watermolens zijn gebouwd ter beheersing van afwatering van de dorpspolders in westelijk Maas en Waal. De Molenpolder is mede vermaard, omdat hier in 1842 ter vervanging van de molens door ir. H.J. Fijnje de eerste experimenten werden gedaan om met behulp van een stoomgemaal een rivierpolder te bemalen. | |||||||||||||||
Hervormde kerkOp het kerkhof aan de Rooysestraat staan de toren en het koor van de middeleeuwse dorpskerk, waarvan het schip is verdwenen met uitzondering van de pijlers van de westelijke travee (afb. 291-298). De toren behoort aan de burgerlijke gemeente Wamel, de kerk is eigendom van de Nederlands Hervormde Gemeente.
Bronnen
| |||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||
Afb. 290. De dorpskern van Dreumel volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||
Geschiedenis De eerste vermelding van een aan de H. Victor toegewijde kerk komt voor in een oorkonde van 1117 volgens welke er aan de proost van Xanten schatting moest worden betaald. Het stift van Xanten bezat de tienden en het collatierecht van de kerk. De kathedraalpenningen die andere kerken in het Land van Maas en Waal verschuldigd waren aan de aartsbisschop van Keulen behoefde ‘Trumele’ niet te betalen. Pauselijke legaten bevestigden in oorkonden van 1225 en 1229 de inlijving bij het Xantens kapittel en aartsbisschop Heinrich II van Keulen bekrachtigde deze incorporatie in 1308. In 1384 zag hertog Willem i van Gelre af van zijn vermeend recht op de novale tienden. Het Xantens kapittel bezat deze rechten tot 1791. In een oorkonde van 28 juni 1386 verklaren een aantal pachters van de vruchttiende, dat zij met uitzondering van de wintergerst en kleine tienden voor het lopende jaar 326 oude schilden aan het Stift schuldig zijn en de verplichting hebben om de parochiekerk in Dreumel ‘cum capellis, reliquiis et aliis sanctorum locis’ als gebruikelijk gedurende het gehele jaar te verlichten (Wilkes 1952, nr. 779). In de eerste helft van de 16de eeuw bezat het kerkgebouw vijf altaren. Het altaar van O.L. Vrouw, al vermeld voor 1464, waarvan het collatierecht toebehoorde aan de heer van Dreumel (de families Van den Poll en Boedberg op gen ray); de slechts met geringe middelen gedoteerde Johannesvicarie, toegewijd aan de Doper en de Evangelist, gepresenteerd door Johan van Balven (Balveren) en later kennelijk opgegaan in de O.L. Vrouwevicarie; het altaar van de H. Antonius Abt; het altaar van de H. Catharina, ter begeving aan het gelijknamige gilde (‘fraternitas patroni confert’); het altaar van de H. Anna en Brigida, eveneens door de heer van Dreumel gepresenteerd, maar evenals het altaar van de beide Johannessen in een register uit 1589 niet meer genoemd (Stüwer 1938, passim). Verder is er nog sprake van een H. Kruisaltaar, dat blijkens een bericht uit 1567 ondersteund werd door de opbrengsten uit de ‘Meylschenkamp’ in het Leegbroek, ‘thobehoerende joffer van Wye und dat Heilige Cruiss Altar tho Drommel’ (Wilkes 1937, blz. 557). De kerk telde in de 16de eeuw 300 communicanten, die onderdak vonden in een ruim driebeukig kerkgebouw. In 1547 liet de weduwe van Johan van den Poll, Johanna van Meertenn, beschrijven, dat jaarlijks zes Philipsgulden uit de rente-opbrengst van huis en hofstad aan het kerkhof van Dreumel gelegen, zouden worden uitbetaald ‘omb die vursz. kercke daermede tho onderhalden ende tho repareren’ (Bossche Bijdragen 1940/41, blz. 276). De kerk bezat volgens bovengenoemd document ook een orgel. In 1609 werd de kerk voor de katholieke eredienst gesloten, maar er werd geen predikant benoemd. De van hoger hand ingevoerde hervorming had hier weinig succes. De bevolking protesteerde tegen het gedwongen vertrek van hun pastoor en het ontwijden van de kerk. Door haar tegenwerking - het doorsnijden van klokketouwen, het dichttimmeren van de preekstoel en het houden van eigen diensten onder bescherming van de Rooms gebleven adel - was het onmogelijk in Dreumel een eigen predikantsplaats te vestigen. Dreumel werd dan ook met Wamel gecombineerd, hetgeen tot 1968 zo is gebleven. Dreumel heeft ook nooit een eigen pastorie gehad. Procentueel is het aantal hervormden nimmer hoger dan drie op de honderd geweest, het laagste percentage in Maas en Waal. De hervormden gebruikten dan ook alleen het koor van de kerk voor de eredienst. De kerk werd echter nog wel onderhouden dankzij de verplichtingen die het Xantense Stift moest nakomen als bezitter van de tienden. In de door Johan Reinder Stepraedt in 1710 opgemaakte jaarrekening komt onder het hoofd ‘Betalingh van dyckagien en reparatien van de buyken der kercken’ een tweetal uitgavenposten voor ten behoeve van de reparatie van het schipdak: ‘Betaalt aan Peter van Helmont leydecker voor 't onderhouden der daecken der kerken de 1710... 36-10’. ‘Voor het opmaeken van het daek der Dreumelse kerck volgens het besteck en goetkeuringh van de daer toe versoghte meesteren betaalt aan Gerrit van den Bergh [meister] timmerman ... 575’. Er werd ook controle op de uitvoering uitgeoefend op 14 januari 1711, blijkens een post van 10 gulden die de rentmeester opvoert: ‘... door seer quaat weer en wegh naer Wamel en Dreumel gereden, om volgens ordre van 't hoogw. capittul het nieuw hermaeckte daek des schips offte buycks der Dreumelse kerk te besightigen ende het werck door onpartijdige meesteren metselaar en timmerman te doen opnemen, aan dese basen voor haar versuym, daghuyr en estimatie yder betaalt 5 gulden,...’ (Wilkes 1937, blz. 577, 578). | |||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||
In de eerste helft van de 18de eeuw waren de zijbeuken van het schip reeds afgebroken, althans voorzover aan de hand van afbeeldingen is na te gaan. Uitzondering vormde aan de zuidzijde de meest oostelijke zijbeukstravee voor de sacristie of zuidelijke koorkapel. De middenschiparkaden waren met vulmuren dichtgezet, zoals de tekening van A. de Haen van omstreeks 1732 duidelijk laat zien. Verder blijkt dat het laat-middeleeuwse schip in zijn oorspronkelijke aanleg pseudobasilikaal is geweest. Het kerkschip raakte op den duur toch in verval, zeker nadat de Xantense goederen aan de Domeinen waren overgegaan. Het kadastraal minuutplan vertoont een kerkplattegrond die overeenkomt met de situatie op de tekening van A. de Haen (afb. 291 en 292). Het kerkschip is in de 19de eeuw afgebroken. De aan de burgerlijke gemeente behorende toren werd gehandhaafd, alsmede het als kerkruimte in gebruik zijnde koor dat rond de eeuwwisseling is opgeknapt volgens de destijds heersende smaak en behoefte. De koormuren werden met ongeveer 60 cm verhoogd en de bestaande, middeleeuwse kap werd vervangen door een nieuwe kapconstructie met een veel vlakkere dakhelling. Tegen de afsluitende triomfboogmuur werden grote overhoekse steunberen geplaatst. De westgevel van het koorgedeelte kreeg een beklamping van kleine baksteen en een toegangsdeur met lancetvenster erboven, terwijl de overige buitenmuren werden gecementeerd. In 1944 leed de toren zware oorlogsschade, waarbij de spits werd afgeschoten en de bovenste bakstenen torengeleding voor een groot deel verloren ging. In 1946 maakte men plannen voor het herstel. De restauratie van toren en koor werd begonnen door ir. N.J. Kruizinga en later voltooid door architect H. Korswagen. De restauratie die een sterk reconstructief karakter heeft gekregen, vond plaats in de jaren 1961-1963 aan de toren, daarop gevolgd door de koorreconstructie en nieuwbouw van de consistoriekamer op basis van opgegraven fundamenten en bouwsporen tegen de koorpartij. Bij die gelegenheid is ook de driebeukige kerkplattegrond boven het maaiveld in het zicht gebracht (afb. 296).
Ga naar margenoot+ Het gebouw bestaat uit een toren met een vierkante traptoren tegen de zuidzijde. HetGa naar margenoot+ bijbehorende driebeukige schip is in de vorm van een opgemetselde fundering aangegeven en is voor wat betreft het grootste gedeelte van het opgaande werk reconstructie. De koorpartij is in haar huidige vorm het produkt van een restauratie. De plattegrond en het opgaande muurwerk met de steunberen zijn middeleeuws; de pijlerresten tegen de westmuur en de consistoriekamer tegen de zuidzijde van het koor zijn reconstructies. Opmerkelijk is de knik in de middenas van het georiënteerde kerkgebouw. Het schip had in zijn driebeukige gedaante een lengte van vier traveeën met een kapel in het verlengde van de noordbeuk en een sacristie tegen de zuidzijde van het koor, de huidige gereconstrueerde consistoriekamer (afb. 296).
Ga naar margenoot+ De toren heeft een onderbouw van tufsteen, formaat 29,4-36,4 × 8,4-9,3 cm, verwerkt als paramentmuren bij een uit tras, kiezels en veldkeien samengesteld kistwerk. De twee bakstenen geledingen daarboven hebben als steenformaat 28-29 × 12,5 × 6,5 cm, 10 lagen 78 cm en 26 × 12,5 × 5,5 cm, 10 lagen 62 cm. De traptoren tegen de zuidzijde is opgetrokken uit afwisselend een laag tuf en drie lagen baksteen. Het koor is van rode baksteen, met vernieuwde cordonlijsten van Römer-tuf.
Ga naar margenoot+ De onderbouw van de toren bestaat uit tufsteen die opgaat tot 10 m boven het maaiveld. De torenvoet wordt aan de westzijde gesteund door twee haakse, driehoekige steunberen die eveneens in tufsteen zijn uitgevoerd. Op de 18de-eeuwse tekeningen komt ook aan de zuidzijde een dergelijke steunbeer voor, die op de opmetingstekening uit 1960 van H. Korswagen nog aanwezig is. Het tufstenen muurwerk vertoont enige lagen met kantstaande stenen. Aan de westzijde is geen toegang (afb. 294). De torenvoet is ongeleed, behoudens een breed spaarveld dat op circa 6,50 m aanvangt, maar waarvan de afsluiting in de vorm van een boogfries aan de bovenzijde niet meer aanwezig is, omdat men bij een verhoging van de toren in baksteen de bovenbouw van de tufstenen toren heeft afgebroken. Het tufstenen gedeelte wordt verlicht door spleetvensters, drie aan de westkant en twee in de noordgevel. De vensters in de noordmuur zitten excentrisch in het gevelvlak in tegenstelling tot die in de westmuur. Oorspronkelijk hebben deze | |||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||
Afb. 291. De Hervormde kerk, getekend door A. de Haen in 1732. g.m., Arnhem.
Afb. 292. De Hervormde kerk volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 293. De Hervormde kerk naar een recent kadastraal kaartbeeld.
vensters wel degelijk in de as van de noord- en zuidmuur gezeten. De tufstenen torenromp moet in eerste aanleg in oostelijke richting iets verder hebben doorgelopen. De torenplattegrond had een rechthoekige vorm, waarvan de inwendige ruimte vrijwel overeenkomt met de huidige, met een tongewelf gedekte, beganegrondse ruimte. De oostelijke muur van de oorspronkelijke aanleg is niet gelijk aan de huidige oostmuur van de toren, maar moet daarvóór hebben gestaan, hetzij als westmuur van een eenbeukig romaans schip dat nog van ouder datum is dan de tufstenen toren, hetzij als gemeenschappelijke muur van schip en toren. Het feit dat de huidige oostmuur van de toren muurkernen van stortwerk vertoont, die een doorsnede laten zien van de noord- en zuidmuur van de toren, laat geen andere conclusie toe dan dat de onderbouw van de toren aan de oostkant is afgesneden. De abrupte overgang van de gesloten portaalruimte naar het kerkschip zonder overgangsgeleding kan slechts het resultaat zijn van een laatmiddeleeuwse aanpassing. Een grote rondboog in de oostmuur van de toren die met baksteen is dichtgezet geeft | |||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||
Afb. 294. De toren van de Hervormde kerk en de koorpartij gezien vanuit het zuidwesten (opn. 1976).
Afb. 295. De toren en de overblijfselen van het driebeukige schip gezien vanuit het noordoosten (opn. 1976).
aan, dat de tufstenen toren op de verdieping was geopend naar het schip (afb. 295). Boven de tufstenen onderbouw volgt een uit twee geledingen bestaande bakstenen bovenbouw, onderling gescheiden door een smalle cordonlijst. De onderste geleding vertoont rondom telkens twee dichtgezette galmgaten. Doordat de onderbouw van de toren in zuidelijke richting is gaan overhellen heeft men hem kennelijk eerst wat verlaagd, om vervolgens daarop te lood een bakstenen klokkeverdieping te bouwen, met zwakspitsbogige galmgaten. In een daaropvolgende periode, toen het kerkgebouw zijn gotische gestalte had gekregen, is de toren opnieuw met circa 4 m verhoogd; een nieuwe klokkeverdieping met rondom gekoppelde galmgaten. De toren wordt bekroond door een met leien bekleed tentdak, dat de in 1944 kapot geschoten kap vervangt. Tegen de zuidmuur staat een in afwisselend baksteen en tufsteen opgetrokken traptoren op een vierkante grondslag in de hoek, gevormd door torenromp en westmuur van het voormalige schip. De traptoren is vanuit het torenportaal toegankelijk en heeft een stenen spiltrap. In de zuidmuur van de toren is bovenaan de spiltrap een doorgang in het romaanse muurwerk gebroken, dat ook ter hoogte van de torenkapel kistwerk vertoont. Opmerkelijk is overigens dat de bakstenen bovenbouw van de toren met zijn oostmuur op de rondboog van de torenkapel staat. De bovenbouw is hierdoor minder diep en heeft een onregelmatig vierkante plattegrond gekregen.
Ga naar margenoot+ In de toren zijn boven het met een tongewelf gedekte ‘portaal’ thans een vijftal op balken rustende verdiepingen. De oorspronkelijke indeling bestond uit een hoge naar het schip geopende torenkapel met een vlakke zoldering. Daarop volgden de twee klokkeverdiepingen van de in fases verhoogde toren, respectievelijk behorend tot de 14de- en 15/16de-eeuwse kerk, waarvan de dichtgezette balkgaten nog aanwezig zijn. De stenen spiltrap van de traptoren is geconstrueerd op een systeem van haaks ten opzichte van elkaar oplopende tongewelfjes.
Ga naar margenoot+ Van het 16de-eeuwse schip zijn gedeelten van de westmuur en kolomfragmenten over, die te zamen de westelijke schiptravee tot boven de arcadeboog aangeven. Zij zijn bij de | |||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||
Afb. 296. Opmetingstekening van de toren en het koor van de Hervormde kerk en de door verhoging in het zicht gebrachte overblijfselen van de fundamenten van het voormalige schip. Plattegrond en lengtedoorsnede, dwarsdoorsnede over de toren en aanzicht van de oostmuur van de toren.
restauratie geconsolideerd. De hoogte van het schip is af te lezen aan een tweetal dakmoeten tegen de oostmuur van de toren. De onderste behoort bij een eenbeukig gotisch schip en de bovenste bij de driebeukige basilicale kerk, waarvan de grondslag door de verhoging van bij bodemonderzoek teruggevonden overblijfselen van pijlers en muren boven het maaiveld zichtbaar is gemaakt. De pijlers met natuurstenen lijsten aan de basementen zijn opgetrokken uit baksteen en vertonen sterke overeenkomst met de pijlervorm in de Hervormde kerk van Bergharen. De nog tegen de toren aanwezige authentieke gewelfaanzetten bestaan uit zandstenen ribben die rusten op tamelijk platte met koppen gedecoreerde kraagstenen, die eveneens sterke verwantschap vertonen met kraagstenen in het middenschip van Bergharen. Het opgaande werk van de pijlers tegen de koorpartij is reconstructie. De kapellen aan weerszijden van het koor, waarvan de zuidelijke als sacristie dienst zal hebben gedaan, zijn in fundering aangetroffen en laatstgenoemde ruimte is gereconstrueerd. Zie afb. 296, plattegrond en lengtedoorsnede. | |||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||
Afb. 297. De koorpartij en de vrijstaande toren kort voor de restauratie (opn. 1963).
Afb. 298. De koorpartij na de restauratie van 1963-65 met op oude grondslag nieuw toegevoegde consistoriekamer (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ De koorpartij bestaat uit een travee met een 5/8 sluiting, uitwendig geschoord door tweemaal versneden steunberen en omgeven door een omlopende plint. In de sluiting zitten hoge gotische vensters met een bakstenen gaffeltracering. In de noordmuur zijn de sporen zichtbaar van een voormalige doorgang naar het noordelijke zijkoortje en van een met twee stukken geprofileerde natuursteen gedekte, dichtgezette credensnis. In de zuidoostelijke sluitingswand bevindt zich een segmentboogvormige rollaag, waarmee inwendig een piscinanis correspondeert. Mede op basis van tegen de zuidmuur aangetroffen sporen van een zadeldak en de opgegraven fundering heeft men de voormalige sacristie c.q. consistoriekamer vrijelijk gereconstrueerd. De kapconstructie is eveneens in 1962-1965 nieuw aangebracht. Bij de restauratie zijn feitelijk alle midden 19de-eeuwse wijzigingen ongedaan gemaakt. De kerk is uitwendig geheel ontpleisterd en de bakstenen beklamping van de westgevel heeft plaats gemaakt voor een in het zicht gebrachte, dichtgezette triomfboog. De overhoekse steunberen zijn vervangen door quasi-ruïneuze pijlerfragmenten waarvan slechts de fundering over was. De ingekorte vensters met houten raamvullingen werden tot hun oorspronkelijke omvang teruggebracht (afb. 297, 298). De 19de-eeuwse kap met vlakke helling werd afgebroken en de dakvoet tot het oorspronkelijke gotische peil verlaagd en na vernieuwing van de westelijke topgevel van een historiserende kap voorzien. Tegen de westmuur bracht men ook een (teruggevonden?) dakmoet in het zicht, die qua helling nog moet hebben behoord bij een eenbeukig, gotisch kerkgebouw.
Ga naar margenoot+ De koorwanden zijn inwendig ongeleed. Ter hoogte van de vensterbank loopt een cordonlijst. De ruimte is overkluisd door een netgewelf waarvan de ribben rusten op kleine kraagstenen. In het midden van de noord- en zuidmuur zit een driepasmotief bij de samenkomst van de ribben. Op de gewelfvelden zijn eenvoudige motiefjes aangebracht in rode verf naar herontdekte resten. De ribben zijn rood onderlijnd. In de zuidoostelijke sluitingsmuur bevindt zich een piscinanis; in de zuidmuur een credensnis met dubbele keperboog als dekking. De doorgang naar de consistoriekamer is bij de restauratie teruggevonden en in ere hersteld. | |||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Op grond van het feit dat de buitenplint ook tegen de zuidmuur van de koortravee is aangetroffen, kon worden vastgesteld, dat de sacristie-aanbouw jonger is dan het koor. Bij de reconstructie is de architect uitgegaan van de tekening van A. de Haen, waarop als zuidmuur een topgevel staat afgebeeld met gotisch venster en overhoekse steunberen (afb. 291). De vormgeving van de westgevel van deze aanbouw, die als voormalige binnenmuur nu als buitenmuur met doorlopende cordonlijst en toegangspartij is opgevat, valt reconstructief gedacht wat uit de toon.
Ga naar margenoot+ Het oudste gedeelte van het Dreumelse kerkcomplex is de onderbouw van de toren die uit de 11de of het begin van de 12de eeuw dateert en die heeft gestaan bij een eenbeukige romaanse kerk, waarvan de westelijke schipgevel tegen de voet van de huidige toren moet hebben gestaan. De toren zal uitwendig een gelijkenis hebben vertoond met die van het naburige Alphen aan de Maas, Ewijk of Ressen. Inwendig had de toren door de naar het schip geopende kapel op de verdieping en de afwezigheid van een westingang de vorm van een tot minimale proporties gereduceerd westwerk. Of de romaanse toren geen klokkeverdieping heeft gehad zoals gesuggereerd (Nieuwsbulletin k.n.o.b. 1961, kol. 226) is moeilijk uit te maken, omdat de tufstenen toren is verlaagd. Zowel verzakking van de toren als vergroting van het kerkschip hebben geleid tot een vernieuwing en verhoging in baksteen in de 14de eeuw. Van het eenbeukige kerkschip is materieel niets bekend, mede omdat er bij het bodemonderzoek tijdens de restauratie niet naar is gezocht. Het verwachtingspatroon levert een eenbeukig kerkschip van minimaal twee fases op, waarbij het kerkmodel van het Northumbrische type (met rechtgesloten versmald koor) binnen de omvang van het middenschip gezocht moet worden. Over de 14de-eeuwse gestalte van kerkschip en daarbij behorend koor zijn geen gegevens voorhanden; hooguit kan de dakmoet tegen de westgevel van het koor hiermee verband houden, maar de betrouwbaarheid staat niet vast. In de eerste helft van de 15de eeuw heeft men het huidige koor gebouwd, waarschijnlijk spoedig gevolgd door een sacristie aan de zuidkant. De laatste grote bouwfase bestond uit het vergroten van de kerk tot een driebeukige pseudobasiliek, waarvan de schiprestanten en de traptoren aan de zuidzijde van de toren nog resteren en waarvan de dakmoeten tegen de toren de helling van de schipkap laten zien. In de 18de eeuw is de zuidbeuk al grotendeels afgebroken. In het midden van de 19de eeuw is het schip nagenoeg afgebroken. Men kalefatert het koor tenslotte op en geeft het de gedaante die door de restauratie van 1962-1965 weer ongedaan is gemaakt.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een eenvoudige inventaris, vooral kleine objecten van lokale betekenis, geplaatst in een bij de restauratie nieuw gemeubileerd interieur.
Ga naar margenoot+ Altaarsteen van rode zandsteen, formaat 160 × 80/77 × 17 cm, met eenvoudig geprofileerde rand en vijf wijdingskruisjes. De bij de restauratie teruggevonden steen is geplaatst op twee tufstenen muurtjes en doet thans dienst als avondmaalstafel voor de kansel. Oorspronkelijk was hij met de ruwe achterzijde opgenomen in de sluitmuur van het koor. Gezien het formaat is de steen het altaarblad van het aan O.L. Vrouw toegewijd hoogaltaar. Buiten in de bestrating van het in plattegrond zichtbaar gemaakte kerkschip ligt een kleine hardstenen altaarsteen, formaat 85 × 65 (aflopend tot 45) cm met vijf wijdingskruisjes en een reliekopening in de zijkant.
Ga naar margenoot+ In de koorkerk staat een onvolledig bewaard gebleven doopvont, waarvan de stipes tussen voet en kuip ontbreekt, hoogte 77 cm. De achtkantige hardstenen kuip met inwendig rond bekken heeft een diameter van 99 cm. Zij toont duidelijke sporen van later herstel. Buiten de koorkerk in de as van het schip staat een fragment van een doopvont opgesteld, zandsteen in sterk verweerde staat.
Ga naar margenoot+ Preekstoel (afb. 300). Eikehout, bestaande uit een zeszijdige kuip met getoogde panelen en gesneden rand op een massieve, enkelvoudige voet; ruggeschot met gesneden jaartal: 1685; zeszijdig klankbord; trapopgang vernieuwd. | |||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||
Afb. 299. Hervormde kerk. Blad van de kansellezenaar, koper, 1767 (opn. 1976).
Afb. 300. Hervormde kerk. Preekstoel, eikehout, kuip en ruggeschot 1685 (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ Lezenaar (afb. 299). Hoogte 30,5 cm, breedte 52 cm; geel koper; 1767. Uitgezaagde koperplaat met ingegraveerde tekening van klimmende leeuwen en voorzien van de inscriptie: ‘1 b 1767’. Het blad rust op een vergulde, smeedijzeren arm die aan de kansel is bevestigd. Van de lezenaar bestaat een vrijwel identiek tweede exemplaar, formaat 30 × 52 cm, geel koper, voorzien van dezelfde initialen en jaartal.
Ga naar margenoot+ Aan de kansel is een blaker gemonteerd op een horizontale, uit vijf scharnierende onderdelen bestaande arm. Lengte arm 33 cm, doorsnede lekbakje 9,5 cm; koper; xviii.
Ga naar margenoot+ Het orgel is een uit Wamel afkomstig instrument, dat met een houten schijnfront bij de restauratie van het koor op een nieuw gebouwd orgelbalkon met een balustrade van halve balusters is geplaatst. Het snijwerk van het front heeft een 18de-eeuws karakter en is waarschijnlijk van elders afkomstig. In het kerkarchief bevindt zich een op het instrument betrekking hebbend stuk, getiteld ‘Dispositie en kostenaanleg voor de nederlandsche hervormde gemeente Dreumel’ (inv. nr. 237) d.d. 20 oktober 1883, volgens hetwelk de orgelbouwer uit Oss - waarschijnlijk Van Nistelrooy - voor f 1050, - een orgel zal leveren met de volgende dispositie: ‘Prestant 8 vt disc., Bourdon 8 vt, Salicionaal 8 vt, Flute Harmonique 4 vt, Picolo 2 vt, Ventiel en zwelwerk’. De dispositie van het instrument in zijn huidige vorm luidt:
| |||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ In de vloer van het koor onder de preekstoel zijn een tweetal zerkfragmenten opgenomen. Zerk voor pastoor Gerard Belen. Hardsteen, formaat 140 (tot 115) × 100 cm, met een in driepas opgenomen laatgotische priesterkelk en randschrift in gotische letters, waarvan de fragmentarisch bewaard gebleven tekst luidt: ‘... den . xiiii dach . in . den . mey/ starf. herr Ghe / rat . belen . passtorr. tot Droe...’ (xiiii ook te lezen als xvii). Volgens het Liber Memoriale van de r.k. St.-Barbarakerk lag deze steen oorspronkelijk op het kerkhof en zou hij uit 1530 dateren. Gerardus Belen is mogelijk identiek met Gerardus Maashesse, de uit Maashees afkomstige pastoor die in 1515 Dreumel bediende. De steen is waarschijnlijk dezelfde als de in de Voorloopige Lijst genoemde zerk uit 1558 (sic) die destijds op het kerkhof lag.
Afb. 301. Hervormde kerk. Grafzerk voor leden van de familie Van Balveren en Varick, 1521 (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ Tegen de zuidmuur van de koorkerk hangt een belangrijk fragment van een rouwbord voor een telg uit het geslacht Byel, vervaardigd in Lodewijk xiv-stijl, omstreeks 1700. Het bord vertoont het wapen Byel, een accoladeschild beladen met drie zilveren
Afb. 302. Hervormde kerk. Fragment van een rouwbord met het wapen van het geslacht Byel, circa 1700.
strijdbijlen op een blauw veld, met helmteken en dekkleed en twee krijgers met zwaarden en respectievelijk anker en knots, tegen de achtergrond van gestileerd bladwerk (afb. 302). Het is niet bekend op wie het bord betrekking heeft, aangezien opschrift en jaartal ontbreken. In de 17de en 18de eeuw waren de Byels landschrijver in het Ambt van Maas en Waal. Het wapenbord is tijdens de kerkrestauratie gerestaureerd door N. van Bohemen te 's-Gravenhage. - Literatuur. Voorloopige Lijst iv (1917), blz. 62; Jaarverslag m.c.p.g. over 1959-1963, in: b.m. Gelre lxii (1964), blz. xli; idem over 1964-1967, in: b.m. Gelre lxii (1967), blz. xxvii. Volgens Anspach hingen in de kerk van Dreumel de navolgende wapenborden, waarover hij gegevens put uit de Heraldische Bibliotheek van 1879, doch waarvan hij zelf waarschijnlijk geen sporen meer heeft aangetroffen.
| |||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||
Afb. 303. Hervormde kerk. Avondmaalsbeker, zilver, 2de helft 17de eeuw (opn. 1976).
Afb. 304. Hervormde kerk. Schenkkan, zilver, door C.J. Begeer, Utrecht, 1890 (opn. 1976).
- Literatuur. Heraldische Bibliotheek 1879, blz. 10, 32-33; idem 1882, blz. 166-167; Anspach 1898, blz. 159; Ridderschap Kwartier van Nijmegen 1899, blz. 10, 87, 102, 294; Manders 1952, blz. 150; Idem 198, blz. 153; Dreumel-Kroniek 1982, blz. 24.
Ga naar margenoot+ Avondmaalsbeker (afb. 303). Hoogte 17 cm; zilver; merken: letter k (= 1641), stadswapen van Amsterdam, leeuwtje; xvii b. Conische beker met geprofileerde voetrand met parellijst; aan de bovenzijde van de beker gegraveerde band met gestileerde bloemen vruchtmotieven. n.b. De Hervormde kerk van Boven-Leeuwen bezit een enigszins verwante beker van Nijmeegse origine (zie blz. 155, afb. 197). - Literatuur. Voorloopige Lijst iv (1917), blz. 62.
Ga naar margenoot+ Schenkkan (afb. 304). Hoogte 27 cm; zilver; merken: meesterteken c.b. boven vijfpuntige ster (= C.J. Begeer, Utrecht 1868-1920), jaarletter f (= 1890), minervakopje, leeuwtje + 2; op de voorzijde van de kan de inscriptie: ‘Ter Gedachtenis / aan / Uwen overleden Leeraar / Ds. H.C. Ribbius / 6 juni 1875 - 16 januari 1890’. Ovaalvormig lijf op met parellijst gedecoreerde voet, voluutvormig oor en schenktuit. Aan de Hervormde kerk in Wamel zijn ter nagedachtenis aan dezelfde predikant in 1890 twee schotels geschonken (blz. 201).
Ga naar margenoot+ Schaal op voet met nodus. Hoogte 16 cm, diameter schaal 21 cm; tin, xix. Schotel, diameter 25,5 cm; tin, xix.
Ga naar margenoot+ In de toren hangt een luidklok, diameter 72 cm, die in 1961 door de firma Eysbouts is hergoten naar het oorspronkelijk werk van Alexius en Petrus Petit uit 1761. Tussen de fries met zittende honden en een langs de onderrand lopende vitragerand van franse lelies staat het navolgend opschrift: ‘si deus est pro nobis quis contra nos + anno 1761 + h. ij. f. + baron van scherpenzeel + heer van dreumel + alexius e. petrus petit me fuderunt + / (toevoeging:) me refudit b eysbouts n.v. asten anno 1961. n.b. In de Voorloopige Lijst wordt Alexius Petit abusievelijk Xaverius genoemd. - Literatuur. Voorloopige Lijst iv (1917), blz. 62. | |||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerkDe r.k. kerk aan de Rooysestraat nr. 63, toegewijd aan de H. Barbara, is een neogotische kruiskerk, gebouwd in 1868-1869 naar ontwerp van architect H. van Tulder, met een toren waarvan de onderbouw dateert uit 1870-1871 en de bovenbouw uit 1925 en 1946.
Bronnen.
Geschiedenis Na de invoering van de Hervorming in Dreumel in 1609 (zie blz. 224) gingen de katholieken ter kerke in Lith en Megen. De toestand verbeterde toen in 1640 regelmatig een priester in Wamel verbleef en in 1646 droeg een zekere pater Bonaventura van den Sande uit het Franciscanerklooster in Megen in het huis van Adriana Vijgh bijna wekelijks een mis op. Ook werden kerkdiensten gehouden in het aan de familie Van Scherpenzeel behorende huis Pollesteyn.
Afb. 305. Ontwerptekening van de toren van de r.k. kerk van St. Barbara in Dreumel, door H.J. van Tulder. Diocesaan Bouwbureau, Den Bosch.
Toen Dreumel in 1706 in de persoon van Petrus van der Kerckhof weer een eigen herder kreeg, bouwde men een kerkschuur met een pastoorshuis. Tijdens het 35 jaar durend pastoraat van Mathias Nouhuys (1727-1762) verwierf men de relieken van de H. Barbara, de patrones van de kerk, in 1742. Een half jaar later werd de reliekenschat vergroot met relieken van de H. Bernulphus, Machutus en Hubertus en met die van Barbara in een koperen reliekhouder verenigd ‘in reliquiario rotundo aereo in parte anteori vitreo separatim positas’ (Bossche Bijdragen 1940-1941, blz. 279). In 1751 werd door pastoor Nouhuys van de heren Van Delen het huis Pollesteyn gekocht en ingericht als schuurkerk.
Afb. 306. Ontwerptekening van de kerk met toren, door H.J. van Tulder, 1868. Diocesaan Bouwbureau, Den Bosch.
| |||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||
Afb. 307. De toren van de r.k. kerk met de vereenvoudigde bekroning uit 1960-61 door H. van de Leur, geveltekening schaal 1:300.
Afb. 308. De Waterstaatskerk volgens het kadastraal minuutplan op het terrein van de voormalige ‘Spieringhof’.
Afb. 309. De r.k. kerk volgens recent nette plan.
In 1816 kocht men voor de som van f 2000, - van de heer Lith de Jeude uit Tiel de aan de Rooysestraat westelijk van de Hervormde kerk gelegen hoeve ‘Spieringhof’, waar men in 1819 met behulp van een rijkssubsidie van f 12000, - de kerk bouwde (afb. 308). In 1826 en 1837 volgden nog kleine aanvullende subsidies en met name de bouwpastoor Jacobus van der Heyden die van 1812 tot 1843 in Dreumel werkzaam was, liet zich niet onbetuigd. De Waterstaatskerk, die wel een van de schoonste van het platteland werd genoemd, bezat een hoge toren met uurwerk en vijf klokken, een orgel en drie altaren. Het hoogaltaar had de vorm van een rots en ook het mozaïekpleisterwerk in het voorkoor wekte bewondering. De kerk werd op 4 juni 1838 door de bisschop van Curium i.p.i., mgr. C.L. baron van Wijckersloot, geconsacreerd. In het midden van de 19de eeuw vonden er inwendig enige ‘verfraaiingen’ plaats. In 1848 werd de Calvarieberg - mogelijk is daarmee de voornoemde rotspartij bedoeld - geverfd en de muur daarachter met asfalt bekleed. De pilaren onder het orgel werden gemarmerd. In 1851 is het marmeren van de twee zijaltaren aanbesteed voor f 115, -. De uitvoering geschiedde door F. van den Braak, die tenslotte voor de totale som van f 150, - ook de preekstoel onder handen nam. In 1859 kwam tijdens het pastoraat van Arnoldus van Stiphout voor de eerste maal de inmiddels noodzakelijk geworden vergroting van het kerkgebouw aan de orde. Veel te klein geworden en ondermijnd door de grondwaterstand moest de Waterstaatskerk worden vervangen door een nieuw gebouw. De opdracht hiertoe werd verleend aan de Tilburgse architect H.J. van Tulder, die een ruime kruisbasiliek met hoge toren ontwierp (afb. 305,306). In 1868 startte men met de bouw. Aanvankelijk wilde men alleen het koor met dwarspand en een schiptravee verwezenlijken, maar in 1869 besloot men tot verdere afbouw van de kerk met inbegrip van de onderbouw van de toren. Opzichter was tot augustus 1868 C. van Dijk, die later als zelfstandig architect in Batenburg en Maasbommel de r.k. kerk bouwde; daarna diens broer W. van Dijk. Op 10 juli 1870 nam men het besluit de toren tot op de nokhoogte van het kerkdak op te trekken. In 1875 werd de kerk inwendig gestucadoord en na de voltooiing daarvan werden steigerplanken, kortelingen, touwen en vaten openbaar verkocht. Tijdens de bouw kerkte men waarschijnlijk in een noodgebouw achter het dijkmagazijn aan de Vluchtheuvelstraat. Successievelijk volgden de verdere afwerking en meubilering. In 1879 werd er een hardstenen vloer gelegd. In 1882 werd een nieuw hoogaltaar geplaatst door de firma Goossens uit Den Bosch. In hetzelfde jaar werd het gebouw geconsacreerd door de bisschop van Den Bosch, mgr. A. Godschalk. De toren bleef onvoltooid tot 1925. Onder pastoor Petrus Karsmakers is de bovenbouw van de toren voltooid door de Bossche architect Van Aalst, die de oude tekening van Van Tulder een weinig heeft gewijzigd. Tevens liet men een viertal nieuwe klokken gieten door de firma Petit en Fritsen in Aarle-Rixtel, die in 1943 zijn gevorderd. Als gevolg van zware beschietingen van oktober tot december 1944 is de kerk en met name de toren ernstig beschadigd. Het oorlogsherstel kwam in 1945 onder het pastoraat van Antonius van der Hurk gereed onder technische leiding van architect H. van de Leur uit Nijmegen. Laatstgenoemde bouwde in 1946 een nieuwe sacristie. In 1960-1961 herbouwde hij de klokkeverdieping en de spits van de toren (afb. 307). Tegelijkertijd bouwde hij een zeshoekige doopkapel in de flank van de linkerzijbeuk, een verre nazaat van het vroegchristelijke baptisterium. | |||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||
Afb. 310. Het exterieur van de r.k. kerk gezien vanaf de r.k. begraafplaats (opn. 1978).
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw is een niet georiënteerde driebeukige kruisbasiliek waarvan deGa naar margenoot+ lengte-as in noord-zuidrichting loopt, met het priesterkoor naar het noorden gericht. Het kerkgebouw wordt aan de Rooysestraat voorafgegaan door een circa 60 m hoge toren met overhoeks geplaatste steunberen aan de frontzijde. Het torenportaal is inwendig opgedeeld in een door kleine gewelfde ruimtes omgeven achthoekige middenpartij met bakstenen graatgewelf, waarboven het naar het schip geopende zangkoor is gelegen. De plattegrond van het kerkgebouw (afb. 313) bestaat uit een driebeukig schip van zes traveeën met een enkelvoudig transept waarvan de armen een travee buiten de totale schipbreedte uitsteken. Het hoogkoor bestaat uit drie traveeën met een 5/8 sluiting, waarvan de eerste travee in open verbinding staat met rechtgesloten zijkoren.
Ga naar margenoot+ De kerk en de toren zijn geheel opgetrokken uit baksteen met gebruikmaking van natuurstenen cordonlijsten, afzaten en venstertraceringen. Inwendig is het materiaal onder pleister bedekt, alleen de bakstenen gewelfvelden zijn in het zicht gelaten.
Ga naar margenoot+ De kerk valt uitwendig op door haar forse afmetingen. Met een uitwendige lengte van 60 m en een breedte van 19 m (driebeukig schip) en 29 m (transept) en een schiphoogte van 29 m (tot nok van het kerkdak) is het Dreumelse bedehuis het grootste kerkgebouw in het Land van Maas en Waal. Uitwendig heeft het gebouw door herhaling van een betrekkelijk klein aantal vormelementen gestalte gekregen. De hoogst eenvoudige vorm van steunberen en venstertraceringen met drie- of vierpasmotief en het schaars toepassen van geledingsmotieven geven de compositie een enigszins saai karakter. De oorspronkelijke toren gaf aan het geheel een wat levendiger beeld, dat bij de herbouw in 1960-1961 aanzienlijk is versoberd (afb. 305 en 307).
Ga naar margenoot+ Inwendig komt het repeteereffect in de wandopbouw van het schip op een wat onverwachte wijze terug. Opmerkelijk is de door Van Tulder gekozen oplossing voor de vlakvulling tussen de schiparcades en in de lichtbeukzone, waar een soort vensterbanktriforium wordt oversneden door een binnen een gelijkzijdige spitsboogdriehoek | |||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||
Afb. 311. Het interieur van de r.k. kerk gezien naar de toren (opn. 1981).
Afb. 312. De rechterzijbeuk gezien in de richting van de koorpartij (opn. 1981).
Afb. 313. Opmetingstekening van de plattegrond van de r.k. kerk.
| |||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||
(tiers-point) opgenomen driepasvormige tracering van een nadrukkelijk plastische vormgeving. In feite wordt deze zone gevormd door de blinde voortzetting van de lichtbeukvensters ter hoogte van de aansluitende dakconstructie van de zijbeuken. De muurvlakken met de boogzwikken boven de schiparcaden (afb. 311) waren oorspronkelijk met figurale voorstellingen beschilderd en daarvoor ongetwijfeld bedoeld. Het plastisch effect wordt verder versterkt door de forse bundelpijlers en de bladkapitelen onder degordelbogen en ribben van het bakstenen kruisgewelf. In de zijbeuken, die eveneens in steen zijn overwelfd, zijn voor de opvang van de gewelfribben schalken met bladloze kapitelen toegepast (afb. 312). Versobering van het interieur, door het amoveren van de altaren, het monochroom overschilderen van de op polychromie berekende pijlers en wanden en het systeem van een groot gesloten bankenblok in het middenschip hebben het aspect van het interieur niet tot voordeel gestrekt.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een interessante inventaris, die voor wat betreft de kleinere mobilia stukken omvat vanaf het midden van de 18e eeuw tot circa 1950. Helaas is het meeste groot meubilair niet meer ter plekke aanwezig dan wel vervangen door zich minder in de schaal van het kerkgebouw voegende, jongere objecten. Daartoe behoren het hoogaltaar (1950), twee ambonen en de communiebank (1956-1957), alles naar ontwerp van architect J. de Jong uit Schayk. Van de oorspronkelijke altaren is alleen het Maria-altaar bewaard.
Ga naar margenoot+ Maria-altaar. Hoogte Mariabeeld circa 170 cm; eikehout; altaar ten dele goud geverfd; beelden gepolychromeerd; J. Goossens en Zoon, Den Bosch; 1886; neogotiek. Tombe met Maria-monogram in vierpas; op de tabernakeldeur een geschilderde kelk en hostie; in de retabel drie beelden: Maria, staande, met het Kind op de linkerarm, die de wereldbol in zijn linkerhand houdt. Aan weerszijden staande gevleugelde engel. n.b. In de Bibliotheek van het Provinciaal Genootschap, Den Bosch, zijn de door J. Goossens gemaakte ontwerptekeningen voor het thans verdwenen St.-Jozefaltaar, dat identiek was aan het Maria-altaar en van de kapitelen van dit zijaltaar, gedateerd 1886; in deze collectie eveneens een tekening van de voormalige communiebank. Goossens had volgens het Registrum Memoriale (caput x, blz. 356) reeds in 1882 het hoogaltaar geplaatst.
Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelen. Eikehout, een ongepolychromeerd, een ten dele goud geverfd; vermoedelijk M. van Bokhoven, Den Bosch; 1893 en circa 1900; neogotiek. Afkomstig uit de afgebroken St.-Leonarduskerk in Den Bosch. Driedelig front met middendeur met bloemtak en ajour tracering; boven de deur wimberg waarin driepas met reliëf van respectievelijk: Goede Herder en Genezing van de Lamme; bekroning van open pinakels.
Ga naar margenoot+ Bidstoel. Hoogte 97 cm, breedte 70,5 cm, diepte 72 cm; eikehout; J. Goossens en Zoon, Den Bosch; vermoedelijk 1882; neogotiek. Met ajour paneel waarin kruis en traceerwerk.
Ga naar margenoot+ Jozef. Hoogte circa 130 cm; afgeloogd hout; J. Goossens en Zoon, Den Bosch 1886; neogotiek. Staande figuur met in de linkerhand een leliestaf. Barbara. Hoogte 175 cm; gepolychromeerd hout; M. van Bokhoven, Den Bosch (?); xxa; neogotiek. Afkomstig uit de afgebroken St.-Leonarduskerk, Den Bosch. Staande heilige met zwaard en toren, palmtak ontbreekt; op voetstuk: ‘sancta barbara ora pro nobis’; in spitsboognis met ajour traceerwerk. Serie van twaalf heiligenbeelden. Hoogte circa 160 cm; steen, wit en goud geverfd; Gebroeders De Kort, Vught; circa 1900; neogotiek. De beelden staan op gotische consoles tegen de pijlers van het schip: 1 Antonius van Padua met Kind (1899), 2 Franciscus van Assisi (1898), 3 Paulus, 4 Petrus, 5 Gerardus Majella, 6 Ignatius van Loyola, 7 Willibrordus met kerkmodel, 8 Jacobus Major, 9 Aloysius (1899), 10 Alphonsus, 11 Isidorus (1899), 12 Franciscus Xaverius. Van de gedateerde exemplaren zijn kwitanties in het parochiearchief. Rond 1950 was het aantal beelden groter; er stonden ook beelden van deze afmeting in het priesterkoor. Beeldengroep van H. Familie. Hoogte 165 cm; gepolychromeerd hout; einde xix; | |||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||
neogotiek. Drie staande gestalten; Maria links, het Kind met zegengebaar in het midden, Jozef met leliestaf rechts. David. Hoogte circa 40 cm; eikehout, niet gepolychromeerd; xxa; neogotiek. Staande gestalte met harp. Caecilia. Hoogte circa 40 cm; eikehout, ongepolychromeerd; xxa; neogotiek. Staande heilige met krans van rozen in het haar en orgel als attribuut in de linkerhand.
Ga naar margenoot+ Triomfkruis. Levensgroot; hout, gepolychromeerd; vermoedelijk Gebr. De Kort, Vught; 1903; neogotiek. De balken eindigen in een vierpas waarin symbolen van de vier evangelisten; op drie hoeken van de vierpas een franse lelie; in de viering een vlammend aureool. Processiekruis. Hoogte zonder stok 57 cm; geel koper; circa 1900; neogotiek. Op de uiteinden van balken een lelie, waarin bladmotief en rozet; corpus met doornenkroon.
Ga naar margenoot+ Ofschoon de kerk thans een monochroom interieur bezit, is zij in het verleden met figurale schilderingen uitgemonsterd. Het eerste decoratieprogram was uit 1883, uitgevoerd naar ontwerp van Goossens uit Den Bosch. In 1937 is deze decoratie vervangen door monumentale schilderingen van Joan Colette in het koor; enige jaren later in schip en transept gevolgd door schilderingen van Desiré Leys.
Ga naar margenoot+ In het koor werd door Joan Colette in 1937 een beglazing aangebracht, voorstellend de schepping van Adam en Eva, de kruisdood van Christus en de Nederdaling van de H. Geest. Dit ensemble werd door oorlogsgeweld in 1944-1945 verwoest. In 1961 zijn er opnieuw drie ramen gemaakt door pater Lando van den Berg o.f.m. uit Amsterdam. Voorgesteld zijn in het linker venster: Offer van Melchisedech - Uitdrijving uit het paradijs - Maria met kind op de maansikkel; centrale venster: Eucharistische maaltijd van Christus met drie leerlingen (compacte uitbeelding van het Laatste Avondmaal) - Kruisgroep; rechter venster: Pinksteren - Apocalyptisch Visioen van het Lam tussen de vier levende Wezens. Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 314). Hoogte 66 cm, diameter voet 22 × 16 cm; zilver; merken: stadsteken gekroond boompje (= 's-Hertogenbosch); meesterteken zesbladige bloem (= Johannes Peymans, 's-Hertogenbosch vanaf 1706, Crooy 108), jaarletter m (= 1736), trembleersteek. Ovale voet met op de welving in drijfwerk: liggend Lam - druiventrossen -
Afb. 314. r.k. kerk. Stralenmonstrans, zilver, door J. Peymans, Den Bosch, 1736 (opn. 1976).
symbolen van de vier evangelisten; mens en adelaar houden blad papier en rund en leeuw houden een open boek vast; stam met knorrenrand aan de onderzijde en peervormige nodus met bladornament; de lunula is omgeven door wolken, waarin vier engelenkopjes; om de stralen aren, wingerdranken en druiventrossen met engelenkopje aan de onderzijde; aan weerszijden van de lunula een gedreven engeltje; boven de lunula God de Vader met wereldbol, gezeten op wolken waarin vier engelenkopjes omgeven door stralen; aan weerszijden gevleugelde engel die kroon dragen, waarop nest met pelikaan en jongen. Inscriptie op de voetrand: ‘m.v. nouhuys past. in dreumel 1737’. Cilindermonstrans. Hoogte 71,5 cm, diameter voet 19 cm; verguld zilver; merken: gekroonde v in driehoek (= import); circa 1902; neogotiek. Zeslobbige, geprofileerde voet; zeszijdige stam en traceerwerk en ronde nodus met traceerwerk en zes uitstekende knoppen, waarin iesus +; de voorzijde van het ronde draagvlak is versierd met takken, waarin edelstenen; aan weerszijden van de cilinder steunberen, waartegen een gevleugelde engel en de beeldjes van Petrus en Paulus onder een baldakijn; als bekroning een neogotische toren met beeldje van het H. Hart; op de top een kruisje. Inscriptie onder de voet: ‘geschenk van p.h.th.m.v. deursen en h. megens bij gelegenheid van hun huwelijk 27 mei 1902’. Ciborie. Hoogte met deksel 37 cm, zonder deksel 26,5 cm, diameter voet 17,5 cm; verzilverd koper; cuppa zilver; merken in cuppa: jaarletter o (= 1873); leeuwtje; minervakopje. Ronde voet met opstaande rand; geprofileerde welving; ronde stam met peervormige nodus; koepeldeksel met insnoering; bekroning ontbreekt. Ciborie. Hoogte met deksel 40 cm, zonder deksel 23 cm, diameter voet 18 cm; verguld zilver; merk: v in gekroond schild (= import); eind xix; neogotiek. Zeslobbige, geprofileerde voet met opstaande rand van vierpassen; zeszijdige stam met nodus van | |||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||
Afb. 315. r.k. kerk. Kelk, zilver, Luiks werk, 18de eeuw (opn. 1976).
traceerwerk en zes uitstekende vierpasknoppen waarin rozet; tegencuppa van ajour bladmotief onder arcaden; deksel met opstaande sierrand; als bekroning zeszijdige toren met blind traceerwerk en pinakels; op de spits kruisbloem; kruisje afgebroken. Inscriptie onderzijde voetrand: ‘j.v. rijswijk jubilanti sacerdoti hoc vovet familia laeta’. n.b. Johannes van Rijswijk was de bouwpastoor van de neogotische kerk en pastoor te Dreumel van 1880-1903. Kelk (afb. 315). Hoogte 24,5 cm, diameter voet 17 cm; verguld zilver; merken: stadsteken vermoedelijk een deel van het stadsmerk van Luik, 17 vermoedelijk de linkerhelft van de keizerlijke adelaar van Luik met jaarcijfer n l, e, trembleersteek; Luiks werk; xviii. Achtzijdige, geprofileerde voetrand; ronde welving waarin gegraveerd kruisje; ronde stam met peervormige nodus tussen twee platte nodi; onversierde cuppa. Inscriptie onder de voet: ‘calicem hunc ecclesiae de dreumel dono dedit j. van der heyden, pastor ab anno 1812’. n.b. Jacobus van der Heyden was pastoor te Dreumel van 1812-1843 en bouwde de Waterstaatskerk in 1819. Kelk. Hoogte 21 cm, diameter voet 16,5 cm; zilver; merken: meesterteken h v g 9 (= h. van Gardinge, Eindhoven 1912-1919), lopend leeuwtje, minervakopje; 1915; neogotiek. Ronde voet met platte, opstaande rand; op de welving onder arcaden de voorstellingen van: Petrus - Antonius van Padua met ezel en monstrans - Barbara met palm en kelk - Adrianus, soldaat met palmtak en aambeeld - Johannes de Evangelist met adelaar - Aleida, religieuze met kruis; ronde stam met niëllo wingerd; ronde, afgeplatte, bolvormige nodus met wingerdornamant en band van niëllo wingerd; tegencuppa met ajour wingerdbladeren en druiventrossen onder arcaden en stenen tussen de arcadebogen; hierboven een band met de tekst: ‘calicem salutaris accipiam et nomen domini invocabo’. Inscriptie op de platte voetrand: ‘parochia parocho adriano wevers occasione pastoratus 12½ annorum 1915’. n.b. Adrianus Wevers was pastoor van Dreumel van 1903-1922. Kelk. Hoogte 19,5 cm, diameter voet 14,5 cm, zilver; meesterteken a boven sterretje in staande ruit (= Gebr. Arens, Nijmegen 1920-1955, jaarletter r (= 1952), leeuwtje, minervakopje. Ronde voet met opstaande rand waarop tekst; welving overgaand in stam met daarop Christus aan het kruis (ten halve), Maria met gevouwen handen, Adam en Eva en slang in levensboom; ronde bolvormige nodus met bloemen; onversierde gehamerde cuppa. Inscriptie onder in de voetrand: ‘gebr. arens en r. arens jr. fec. nijmegen’. Reliekhouder. Hoogte 13 cm, breedte 10,5 cm; zilver; merken: meesterteken a r in rechthoek (Rutgerus Antonius Raaben, 's-Hertogenbosch vanaf 1712, Crooy 122), en een onleesbaar merk; circa 1742. De ovale theka is omgeven door bladvoluten; aan de bovenzijde in het midden een kroon waarvan de punten zijn afgebroken; rond de theka de tekst: ‘s + barbara + virgo + et + martyr ora pro nobis’; rond het glas koper met zilveren rand waarin dezelfde inscriptie; achter op de houder de tekst: ‘parochiae + de + dreumel 1742’; de reliek is bevestigd op een zijden lapje, waarop in gouddraad een toren is geborduurd. Zie ook blz. 234. Reliekhouder. Hoogte 18 cm, breedte 14,5 cm; zilver; merken: meesterteken b r onder
Afb. 316. r.k. kerk. Wierookvat met scheepje, zilver, door W.F. van Beugen, Den Bosch, 1752 (opn. 1976).
lampje in ruit (= B. Rijke, 's-Hertogenbosch 1796-1825); jaarletter h (= 1814); lopend leeuwtje; minervakopje. De liggende, ovale theka, met reliek van de H. Barbara, is omgeven door bladmotieven; aan de bovenzijde een kroon met bladmotief. Ampullenblad. Afmeting 23 × 17,5 cm; zilver; merken: stadsteken - wildeman in rechthoek (= 's-Hertogenbosch, xviii c/d), meesterteken f h (Franciscus Herle, 's-Hertogenbosch vanaf 1744, Crooy 133); jaarletter gekroonde u (= 1744). Ovale, geprofileerde, geschulpte rand; met vier uitstekende punten; diepe spiegel. Inscriptie onder blad: ‘helena van de cop’. Ampullen met blad. Hoogte ampullen 16,5 cm, afmeting blad 24,5 × 19,5 cm; zilver, geen merken; xix c. Ampullen: ronde voet met palmettenrand; aan de onderzijde van het eivormige lichaam een ring versierd met knorren; in het midden een rand met wingerd; aan de bovenzijde knorrenrand; voluutvormig oor met bladmotief; gewelfd deksel met bolvormige verhoging, respectievelijk druiventros en waterplant; aan voorzijde van deksel gegraveerde v en a. Blad: op vier bolpootjes waarop gevleugeld engelenkopje; ajourrand van arcaden omgeven door knorrenrand. | |||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||
Afb. 317. r.k. kerk. Kandelaars, koper, 2de kwart 19de eeuw (opn. 1976).
Wierookvat met scheepje (afb. 316). Vat: hoogte 26 cm, diameter 14 cm; scheepje: hoogte 12 cm, lengte 15,5 cm; gedreven zilver; merken: stadsteken - boompje xviii c (= 's-Hertogenbosch); meesterteken w b in schild (= Wernardus Franciscus van Beugen, 's-Hertogenbosch vanaf 1704, Crooy 131), jaarletter gekroonde 5 c 2 (= 1752); trembleersteek. Ronde voet met gedreven c-voluten en bladmotieven; op het lichaam aan de onderzijde blad- en schelpmotieven, waarboven een rand met koppen van de Driekoningen (drie leeftijden) tussen c-voluten en bladmotieven; deksel met ajourrand, waarin schelp- en bladmotieven; daarboven insnoering van holle, langgerekte knorren; hierboven rand van c-voluten en bladmotieven. Inscriptie op de voetrand: ‘dreumel 1773’. Scheepje: ovale, geprofileerde voet met op de welving gedreven c-voluten en schelpmotieven; schelpvormig lichaam; als handgreep krul met bladmotief. Missaalbeslag. Hoogte schilden 22 cm, breedte 13,5 cm; zilver; merken: meesterteken p s (= P.M. Salemans, Nijmegen 1807-1854), jaarletter c (= 1837), lopend leeuwtje, minervakopje; neorococo. Aan de voorzijde in rococo-schild: Barbara, staande, rechts een toren en in de linkerhand een palmtak, in de rechterhand een zwaard; om haar hoofd een aureool van stralen; onderschrift: ‘s. barbara’. Aan de achterzijde in rococo-schild: Maria staande op slang, met het Kind op haar linkerarm; zij is gesluierd en om haar hoofd een aureool van stralen; onderschrift: ‘st maria’; op de sloten een vlammend hart, doorboord met pijl. Canonborden. Hoogte 45 cm, breedte 54 cm (1 ×), hoogte 36 cm, breedte 28,5 cm (2 ×); zilver; merken: meesterteken h v g boven 9 (= H. van Gardinge, Eindhoven 1883-1912), jaarletter x (= 1907), zwaardje. Op elke lijst in het midden van de vier zijden in medaillon een gegraveerde voorstelling: Middenbord: Barbara met toren - Catharina met rad - Antonius Abt - vrouwelijke religieuze met boek. Evangelietabel: de vier evangelisten met hun symbolen. Lavabotabel: duif met palmtak - passiebloemen - aren - druiven. Op de hoeken een vierkant ornament met steen.
Ga naar margenoot+ Elf kandelaars (afb. 317). Hoogte 100 cm (3 ×), hoogte 75,5 cm (8 ×); rood en geel koper; xix b. Driezijdige voet met ingezwenkte zijden op drie bolpootjes; vaasvormige nodus, waarboven dobbelsteen; ronde stam; vaasvormige bobèche. Vier kandelaars. Hoogte 70 cm; verzilverd; 1899; neoromaans. Geleverd door Van den Breekel, Nijmegen. Driezijdige voet met ajour ranken op drie hoge klauwpoten; op de hoeken een griffioen; getorste stam met opengewerkte nodus; geprofileerde bobèche met koordrand en opstaande rand van bladeren.
Ga naar margenoot+ Twee staande luchters. Hoogte 185 cm; rood en geel koper; 1926; neogotiek. Ronde geprofileerde voet; ronde stam met schijfnodus; op twee ingezwenkte, met kantelen en rondboograampjes doorbroken banden de kaarsenhouders, 22-lichts. Schenking 1926.
Ga naar margenoot+ Kazuifel. Rood, midden xix. Met ingeweven aren en wingerdbladeren; de aurifrisiae (breedte 7,5 cm) met veelkleurig bloempatroon; op de kruising van de balken, in hebreeuwse letters: ‘jahweh’. Driestel. Rood. Schild, eind xix; kazuifel, 1916. Met gouddraad doorweven rode stof, waarin adelaars en herten. Op het kazuifel rugschild met voorstelling van de H. Barbara, hoogte 17 cm en breedte 15 cm, staande naast een toren; zij is gekroond, heeft in de rechterhand een kelk met hostie en in de linkerhand een palmtak. Koorkap. Goudlaken, 1915. Op het schild, in rond medaillon, de voorstelling van het H. Hart verschijnend aan de H. Margaretha Maria Alacoque, hoogte 31 cm en breedte 31 cm; op de aurifrisiae, breedte 18 cm, de voorstelling van de vier evangelisten, staande, met hun symbolen. Koorkap. Rood, xxa. Op het schild, geborduurd, in vierpas, de voorstelling van de H. Barbara als halffiguur, hoogte 16 cm en breedte 16 cm, met in de linkerhand een toren en in de rechterhand een palmtak.
Ga naar margenoot+ Zeven vaandels van verenigingen en congregaties; geborduurd op fluweel. Afgebeeld zijn de navolgende voorstellingen, al dan niet voorzien van teksten.
| |||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Draagbaldakijn. Hoogte 238 cm; eikehout, ten dele goud geverfd; borduurwerk 1870-1880; eikehouten gedeelte door J. Goossens en Zoon, Den Bosch. Vier stokken, versierd met bladmotieven en parelranden, bekroond door gevleugelde engelenkopjes en leliemotieven, dragen vier dwarsbalken met bekroning van ajour bladwerk met vier schilden waarop geschilderd: toonbroden - mannaregen - ark van het Verbond - offer van Isaac. Op de geborduurde bekleding aan de onderzijde van de hemel een duif; op de zijkanten: pelikaan - hart met doornenkroon - Lam Gods op boek - ihs-monogram tussen wingerdranken en druiven.
Ga naar margenoot+ In de toren van de Waterstaatskerk hingen vijf klokken volgens Van der Aa. Het Registrum Memoriale, dat de klokkewijding van 1838 verhaalt, vermeldt slechts vier exemplaren, respectievelijk toegewijd aan Barbara, de Maagd Maria, Jozef en Anna. De klokopschriften van twee van deze klokken zijn bekend en interessant vanwege de daarop vermelde informatie. Het opschrift van de Barbaraklok, met een diameter van 85 cm en een gewicht van 371 pond, luidde: ‘Corn. Lud. baron van Wijckersloot van Schalkwijk, bisschop van Curium heeft den 7 juny 1838 deze kerk geconsacreerd. / Ger. Hermans, Apost. Vic. Gen. heeft deze vier klokken gedoopt. / Jac. van der Heyden,
Afb. 318. Het Huis te Dreumel getekend door J. Stellingwerf. r.k.d., Den Haag.
sedert 1817 pastoor van Dreumel heeft ons in 1838 doen gieten. / F. Boerkamp. Jac. van der Heyden. / F.J.M.H. Bar. van Scherpenzeel Heusch Heer van Dreumel. / Jan van der Heyden pres. van de regtbank van koophandel te Nijmegen en Hend. Hub. Mertz, deszelfs gade. / A. van Oorsouw en G. van Welie, Kerkmeesters. G. van Gruythuysen, J.C. Smulders, A. van Welie peters, Joā van Os, Joā Wientjes, Lam. Blankers, Syb. Teewisse meters’. De Mariaklok, die als angelusklok werd gebruikt, met een diameter van 52 cm en een gewicht van 80 kg, droeg het opschrift: ‘H. Maria / J.v.d. Heyden. Pastoor / Petit en Fritsen me fuderunt’. In 1925 liet men bij de voltooiing van de toren een viertal nieuwe klokken gieten, waarschijnlijk gebruik makend van klokkespijs van de oude uit 1838 daterende luidklokken. Zij kregen de namen Petrus, diameter 104 cm, gewicht 728 kg; Barbara, diameter 85 cm, gewicht 375 kg; Josephus, diameter 67 cm, gewicht 297 kg; Maria, diameter 52 cm, gewicht 90 kg; de Petrusklok werd genaamd naar pastoor Karsmakers. Op Oudejaarsdag 1942 zijn de drie grootste klokken uit de toren gehaald en op last van de bezetter weggevoerd. Een oud klokje, gedateerd 1650, afkomstig uit Wellerlooi (gem. Bergen) heeft tijdelijk dienst gedaan. In maart 1950 werd de derde generatie luidklokken in de toren gehangen, respectievelijk gewijd aan St. Barbara, de
Afb. 319. Het terrein van het Huis te Dreumel volgens het kadastraal minuutplan.
kerkpatrones, gewicht 720 kg; Antonius, gewicht 415 kg, genoemd naar pastoor A. van Hurk onder wie de oorlogsschade aan de kerk werd hersteld; Gabriël, gewicht 290 kg. - Literatuur. Registrum Memoriale blz. 7; Dreumel, Kroniek 1982, blz. 12, 18, 20. | |||||||||||||||
Voormalig Huis te DreumelAan de Rooysestraat nr. 36 staat het tot een hoeve verbouwde bijgebouw van het Huis te Dreumel, dat in zijn huidige verschijningsvorm uit het midden van de 19de eeuw dateert, maar in aanleg ouder is.
Bronnen
| |||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||
Geschiedenis Volgens de leenaktenboeken werd Zeger van de Poll in 1402 beleend met in de Waal tegenover Dreumel gelegen waarden en zanden en met het dagelijks gericht en de vonden van Dreumel. Zijn zoon Zeger werd in 1413 met het half-dagelijkse gericht beleend, welke belening zijn nakomelingen in de geslachten Van Balveren en Pieck ook ontvingen, totdat Barbara Pieck, gehuwd met Gerard van de Poll, dit leen in 1621 met de andere helft van het gericht vermeerderde. De beleningen hebben voortgang gevonden tot in het begin van de 19de eeuw in het geslacht Scherpenseel. Deze laatste familie verkocht in 1850 de goederen in Dreumel aan de familie Van Deurssen. Het Huis te Dreumel, ook wel Pollestein geheten, zou kort nadien gesloopt zijn. Het is evenwel de vraag wat men heeft gesloopt. Op het kadastraal minuutplan (afb. 319) komt de kasteelplaats met de vermelding ‘Het Huis Dreumel’ nog volledig tot zijn recht als een door een singel omgeven terrein met in de zuidwesthoek een door een brede gracht omringd klein rechthoekig perceel, dat wellicht de oude standplaats van de Pollestein is. Tegen de zuidrand van het grote terrein staat een lang rechthoekig gebouw, ter plekke van het huidige pand.
Ga naar margenoot+ Het pand Rooysestraat nr. 36 is een langgerekt, rechthoekig gebouw onder een met pannen bedekt zadeldak tussen topgevels. In dit bouwvolume zijn een woning en een bedrijfsgedeelte ondergebracht. Het woongedeelte bevindt zich aan de westzijde van het blok met de façade gericht naar de Rooysestraat. Huis van het langgeveltype met vijf venstertraveeën en een rondbogige deurpartij, opgenomen in de derde travee van rechts. Boven de begane grond een verdieping met halfronde ramen, die de breedte hebben van de onderliggende vensters van de hoofdverdieping. De rechterzijgevel is gepleisterd en bezit op begane grond en verdieping drie vensters en in de top twee vensters. Het bedrijfsgedeelte heeft vrijwel blinde muren. Het terrein voor het huis maakt een zeer bultige indruk; van het singelstelsel is niets meer aanwezig.
Afb. 320. Het voormalige Huis de Pol, foto naar tekening uit Handschrift Schoemaker naar verloren origineel van C. Pronk.
| |||||||||||||||
Voormalig Huis de PolTer plaatse van de begraafplaats aan de Polstraat is in november 1979 een bodemonderzoek naar de woonheuvel, waarop de boerderij De Pol heeft gestaan, uitgevoerd. Deze heuvel is ontstaan uit het als het ware aaneengroeien van een aantal (drie?) individuele woonheuvels. Op deze heuvel die in Dreumel de qua omvang grootste boerderijtop vormt, is een proefsleuf gegraven, waarbij ook resten van keldermuurwerk tevoorschijn kwamen, waarschijnlijk afkomstig van de eertijds belangrijke boerderij De Pol.
Bronnen
| |||||||||||||||
Boerderijen en dijkhuizenDreumel bezit naast verschillende oude boerderijen nog enige karakteristieke dijkhuizen, hoewel de laatste groep sterk is afgenomen. Boerderijen met een eeuwenoude geschiedenis, zoals hofstede ‘De Sleep’ op een opmerkelijke pol aan de Rooysestraat en waarvan de beleningen al teruggaan tot de 15de eeuw en hoeve ‘De Pol’ aan de Polstraat zijn geruisloos verdwenen. Ook het ‘Hooghuis’, aan de Hoofdstraat, een karakteristiek 19de-eeuws pand, met trapbordes en gesmeed hek, waarin vroeger de raadzaal was ondergebracht, is afgebroken. Toch staan er vooral langs de Waalbandijk en aan de Rooysestraat nog diverse interessante, goed bewaard gebleven panden variërend in leeftijd van 18e- tot vroeg 20ste-eeuws. | |||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Zie voor de Oude Weem aan het Kerkpad: Rooysestraat nr. 77.
Ga naar margenoot+ Oude Maasdijk nr. 1. Markant aan de entree van de Rooysestraat gelegen, witgeschilderde, bakstenen boerderij op bij het bedrijfsgedeelte L-vormig uitgebouwde plattegrond. Het woongedeelte met verdieping onder afgewolfd zadeldak heeft een vijf traveeën brede, symmetrische ingangsgevel met twee zoldervensters. De vensters zijn xxa en voorzien van ramen met een nieuwe roedenverdeling. In de zijgevel aan de Rooysestraat is een serie van vier stuks aangebracht. In eerste aanleg xviii b.
Oude Maasdijk nr. 24. Op vluchtheuvel gebouwd, opmerkelijk vanwege de positie aan de rand van de Molenpolder.
Ga naar margenoot+ Rooysestraat nr. 35. Drie traveeën breed dwarshuis met lage verdieping onder met riet gedekt schilddak. In de voorgevel zesruits schuifvensters; uitgemetselde rand onder de daklijst en in de zijgevels kleine ronde oculi.
Rooysestraat nr. 41. Huize ‘De Laak’. Statige boerderij met vijf traveeën breed voorhuis, waarin souterrain, hoofdverdieping en lage verdieping onder met pannen belegd schilddak, xix c. Bel-etage met T-vensters met gebogen bovendorpel en gestucte omlijsting; dito omlijsting rond de kleinere verdiepingsvensters; trap voor de toegangsdeur. Breed bedrijfsgedeelte waarin rechts het woongedeelte doorloopt. Aan de straat toegangshek met gietijzeren palen, waarop het opschrift: ‘huize / de laak’. Rooysestraat nr. 57. Statige hofstede met breed dwarshuis met lage verdieping onder
Afb. 321. Kerkpad, Rooysestraat nr. 77. De Oude Weem, in 1984 gesloopt (opn. 1975).
een vlak hellend, met pannen belegd schilddak en laag, breed bedrijfsgedeelte, xix c (afb. 324). Voorhuis van vijf traveeën breedte met smal middenrisaliet en pilasterachtige verzwaringen op de hoeken; zijgevels met een diepte van twee traveeën. Beganegronds schuiframen met kruisverdeling en brede paneeldeur met facetmotieven en pseudostolpnaald; op de verdieping vierruits vensters; omgaande houten daklijst met consoles op de vooruitspringende delen. In de rechterzijgevel een dubbele toegang in gedeeld kozijn. Voor het huis aan de straat twee leilinden.
Rooysestraat nr. 77. Aan het Kerkpad ten noorden van de toren van de middeleeuwse kerk stond tot 1984 de tot ruïne vervallen Oude Weem, xviii-xix. Pastoriehuis, in de vorm van een boerderij met naar het kerkhof toe uitgebouwde zijkamer met topgevel. Het driebeukige hallehuis had een witgepleisterde voorgevel met vier- en zesruits schuiframen en een keldertje rechts van de ingang. Het geheel was gedekt door een afgewolfd, met riet en pannen belegd zadeldak (afb. 321). Het bedrijfsgedeelte had een overstekende kap en een als hoekgevel uitgebouwde rechterzijbeuk. In de naar het kerkhof gerichte zijtopgevel zaten twee twaalfruits roedenvensters en kleine vierruits raampjes op de zolderverdieping. Ofschoon er in de jaren '60 diverse indringende pogingen zijn gedaan om dit zowel vanuit het oogpunt van zijn geschiedenis als vanwege zijn bijzonder karakteristieke
Afb. 322. Opmetingstekening van het pand Rooysestraat nr. 77. Plattegrond, lengtedoorsnede en dwarsdoorsnede over het bedrijfsgedeelte.
| |||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||
Afb. 323. Rooysestraat nr. 44. Villa bij ‘Huize St. Barbara’ (opn. 1975).
ligging waardevolle huis te bewaren, mocht het de eigenaars niet gelukken de woning te restaureren, aangezien de noodzakelijke overheidssteun uitbleef. Wat wel bleef was een uitstekende documentatie van het pand (afb. 322), begonnen door restauratie-architect H. Korswagen. In 1984 stootte een bulldozer de laatste resten om en herbouwde men op de plek een huis, dat ‘mirabile dictu’ opmerkelijke gelijkenis vertoont met wat verdwijnen moest.
Rooysestraat nr. 26. Hoeve met villa-achtig voorhuis van vijf traveeën breedte, met verdieping en met pannen gedekt schilddak. In de symmetrische voorgevel paneeldeur met bovenlichtraam en vensters met lichtgebogen streklaag en gepleisterde siervelden onder de vensterdorpels. Voorhuis en aansluitend bedrijfsgedeelte geheel gemetseld in donkerrode baksteen. In de ruime voortuin twee statige bruine beuken. Aan de weg gesmeed ijzeren toegangshek.
Rooysestraat nr. 44. Villa bij complex Huize St. Barbara (afb. 323). In kleine parkachtige aanleg gelegen blokvormige villa met een breedte van vijf en een diepte van vier venstertraveeën, onder omgaand met pannen belegd schilddak, xix c. Voorgevel met smal middenrisaliet en hoekpilasters met geleding; zowel op de begane grond als in de hoge verdieping zesruits schuifvensters met gestucte omlijsting, waarvan de bovenhoeken zijn afgerond. In de zijgevel is de vensteromlijsting achterwege gelaten en zijn de verdiepingsvensters kleiner. Achter het huis rechts voormalig klooster met heiligenbeeld in de topgevel.
Ga naar margenoot+ Vluchtheuvelstraat nr. 2. Boerderij ‘De Kroondert’ (afb. 325). Kapitale hallehuisboerderij met dwars geplaatst voorhuis met lage verdieping onder met riet gedekt schilddak en aansluitend bedrijfsgedeelte onder riet en pannen (thans golfplaten), xix b. Vijf traveeën breed voorhuis met kelder, rechts onder, hoofdverdieping met zesruits schuiframen voorzien van klampluiken; toegangsdeur met houten omlijsting. Tegen de rechterzijgevel is een houten erker gebouwd. Woongedeelte naar achter voortgezet in het onder een afgewolfd zadeldak schuilgaande bedrijfsgedeelte, dat een grote overstekende kap bezit. Op het erf, aan de Polstraat, twee kleine bijgebouwen en een tweede stenen schuur alsmede een deels houten loods. De boerderij is gesticht door een lid van de familie Numan; portretten van de bouwer en diens vrouw zijn nog aanwezig. Aan de Vluchtheuvelstraat eenvoudig toegangshek met houten posten tussen beukhagen; voor het huis twee majestueuze platanen. Qua ligging en als ensemble een van de indrukwekkendste boerderijen van westelijk Maas en Waal.
Aan de Vluchtheuvelstraat ligt een interessante dorpsstructuur nabij de Waalbandijk en de aldaar zich bevindende vluchtheuvel. Hier staat ook een dijkmagazijn en een aantal boerderijen, waarvan met name de nrs. 7 en 11 de aandacht verdienen. De individuele kwaliteit van de diverse panden verschilt, maar het conglomeraat bergt waardevolle elementen in zich. Zie voor het dijkmagazijn blz. 247.
Afb. 324. Rooysestraat nr. 57 (opn. 1975).
Afb. 325. Vluchtheuvelstraat nr. 2, Hoeve ‘De Kroondert’ (opn. 1980).
| |||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||
Afb. 326. Waalbandijk nr. 41 (opn. 1972).
Ga naar margenoot+ Aan de Waalbandijk is de bebouwing tamelijk verspreid gesitueerd met uitzondering van het dijkvak ten oosten van de Vluchtheuvelstraat waar men nog een opmerkelijke verdichting aantreft en ook het aantal kleine dijkwoningen, deels buitendijks gelegen, opvalt.
Waalbandijk nr. 23. Tegen de voet van de hoge Waaldijk gebouwd dijkhuis met souterrain, hoofdverdieping en lage zolderverdieping onder zadeldak met zijtopgevels. Drie traveeën brede, symmetrische gevel aan de rijbaan van de dijk, xix d. In de linkerzijgevel toegang tot het onderhuis. Karakteristiek voorbeeld van een eenvoudige dijkwoning zonder achterbouw. Waalbandijk nr. 37. Wit gepleisterde boerderij onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen bedekt en aan de achterzijde uitgebouwd tot hoekgeveltype; de zijbeuken zijn wat verbreed. In de voorgevel vensters met luiken. Gemoderniseerde en voor bewoning geschikt gemaakte boerderij aan de voet van de dijk gelegen, waarvan het hoofdvolume
Afb. 327. Waalbandijk nr. 53 (opn. 1972).
goed is bewaard gebleven. In oorsprong xviii.
Waalbandijk nr. 39. In baksteen gebouwde dijkboerderij op T-vormig grondplan waarvan het voorhuis aan de dijk dateert uit xix a. Bedrijfsgedeelte is vernieuwd. Drie traveeën breed, ondiep voorhuis met onderverdieping en hoofdverdieping aan de dijk onder met riet gedekt zadeldak tussen zijtopgevels met schoorstenen; de zolderverdieping van het woonhuis wordt verlicht via vensters in de zijgevels.
Waalbandijk nr. 39a. Bakstenen dijkboerderij op T-vormig grondplan met het voorhuis tegen het dijklichaam aangebouwd en grote bedrijfsruimte onder afgewolfd zadeldak met overstekende kap voor de tas; xviii. Voorhuis van vier traveeën breedte en een diepte van twee traveeën met zesruits schuifvensters en klampluiken; lage zolderverdieping en met riet gedekt schilddak. Het bedrijfsgedeelte heeft een rieten kap, behoudens een opgewipt gedeelte achter het voorhuis. | |||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||
Afb. 328. Watersnoodmonument aan de Waalbandijk, 1864 (opn. 1985).
Waalbandijk nr. 41. Witgepleisterde T-boerderij (afb. 326) met opmerkelijk voorhuis, dat waarschijnlijk is ontstaan na afbraak van een ouder woongedeelte. Het drie traveeën brede voorhuis met lage zolderverdieping onder een met riet gedekte schildkap staat geknikt ten opzichte van het bedrijfsgedeelte, dat aan de linkerkant ook breder is dan het woonhuis. Bedrijfsgedeelte met markante, geheel met riet gedekte kap, die boven de deeldeuren oversteekt; xviii-xix. Een dergelijke ontwikkeling vertoont ook de boerderij Waalbandijk nr. 2.
Waalbandijk nr. 43. Klein witgepleisterd daglonershuis met drie traveeën brede voorgevel onder met pannen belegd zadeldak, midden xix.
Waalbandijk nr. 53. Boerderij op T-vormig grondplan met naar achter uitgebouwd bedrijfsgedeelte met inspringende hoek aan de voet van de dijk xviii-xix. Drie traveeën breed voorhuis met roedenvensters en luiken onder met riet gedekte schildkap. In de inspringende achtergevel houten schot voor de tasruimte boven het gebint (afb. 327). | |||||||||||||||
WatersnoodmonumentAan de Waalbandijk, nabij pand nr. 7, staat een eenvoudig gedenkteken (afb. 328) ter herinnering aan de Watersnood van 1855, waarbij een dijkdoorbraak plaatsvond en de overstroming talrijke slachtoffers eiste. Het is feitelijk opgericht ter gedachtenis aan het 15-jarig regeringsjubileum van koning Willem iii, uit dankbaarheid voor 's konings belangstelling. Tien jaar later volgt men in Leeuwen dit voorbeeld (blz. 188). Het monument bestaat uit een op een bakstenen voetstuk geplaatste gedenknaald met ijzeren kroon. Tegen de gecementeerde sokkel van de naald is een hardstenen gedenkplaat aangebracht in de vorm van een in twee voluten uitlopende zerk, formaat 102 × 70 × 4,5 cm, met een primitieve reliëfafbeelding van een overstroming en daaronder de tekst: ‘hulde / aan koning willem iii / op 12 mei 1864 / en ter herinnering / aan den watersnood / van 1855’. Het monumentje is in 1893 in navolging van het monument te Leeuwen vernieuwd onder leiding van de bouwkundige de heer Schmidt. In 1984 werd het monumentje geconsolideerd. - Literatuur. J. Anspach, in: b.m. Gelre i (1898), blz. 156-157; Manders 1954, blz. 151; Nieuwsbrief Baet en Borgh nr. 1 (1984), blz. 17. | |||||||||||||||
DijkmagazijnAan de Vluchtheuvelstraat nabij de Waalbandijk staat een dijkmagazijn van het oudste type, dat in de streek voorkomt. Zie hiervoor onder Afferden, blz. 45 en Alphen aan de Maas, blz. 278. | |||||||||||||||
Voormalig stoomgemaalZie voor het eerste door ir. H.F. Fijnje ontworpen en in de Molenpolder onder Dreumel gebouwde stoomgemaal onder Moordhuizen, blz. 280. | |||||||||||||||
MolenrompAan de Rooysestraat nr. 95 staat de romp van een voormalige stellingmolen met drie zolders. Een steentje boven de inrit vermeldt: ‘opgerigt / door / i.b. taabe / 1845’. Andere molenaars waren Zoetekouw, F. van Welie, Has van Welie en A. van Zon. - Literatuur. Gelders Molenboek 1968, blz. 626. |
|