De zangminnende kindervriend, of School-liederen voor drie stemmen (2 delen)
(1835-1838)–W. Schellenbach– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
niet. Me-nig kind be-zit dit niet. Is dit
voorregt mij be-reid? Zoo wil ik hun lot be-
wee-- nen, En, kan 't zijn, ook hulp ver-
| |
[pagina 17]
| |
leenen, Daáár, waar nooddruft die ver-beidt. Dáár, waar
nooddruft die ver-beidt.
| |
2.Al wat ik op aard' geniet,
Is mij door Gods gunst gegeven:
Ouders voor mijn jeugdig leven;
Menig kind bezit die niet.
Ben ik vrolijk, zij zijn blij;
Ben ik ziek, zij zijn vol zorgen,
Van den avond tot den morgen;
Welk geluk is dit voor mij!
| |
3.Al wat ik op aard' geniet,
Heeft God liefd'rijk mij gegeven;
'k Wil dus dankbaar voor Hem leven,
Doen hetgeen Hij mij gebiedt.
Dan, wen eens mijn levenslot,
Wordtdoormengdmetonspoeds-dagen,
'k Hoop die dankbaar ook te dragen,
En verlaten mij op God. -
|
|