Vreugde-bergh, bestaende in nieu-iaers en kars-gesanggen, ziel-suchten, en andere opmerckende deuntjes (tweede deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
Stem: Ons Speel-Iacht nu al vaerdigh leyt.1. Hier loop ick nu weer aen de Wal,
Beroyt van hooft met leege sacken,
’t Geloof is uyt, en over-al
Moet Kalis-Kindt sijn biesen packen.
2. Waer sal ick heen? weer na de Straet,
Dat dient wel eerst te deegh versonnen:
Men isset daer soo dra te quaet
| |
[pagina 116]
| |
Ia radder als het is gewonnen.
3. Een Noordtse reys, een Franse tocht,
Of Oostert uyt, kan weynigh maken,
’t Geen daer ick langh na heb gesocht,
Is weynigh kans om aen te raken.
4. West-Indjen is de maegh een smart,
Een Pijn-banck voor een gragen Eter,
Oost-Indjen is oock al te vart,
En Koek-neef schaft daer niet veel beter.
5. Al evenwel ‘k moet ergens heen,
Tot varen ben ick doch geboren,
’t Is nu soo veer dat m’yeder een
Van achter liefst siet dan van voren.
| |
[pagina 117]
| |
6. Ick bneem de Straet noch voor de keur,
Na ’t vloeyen moet het immers ebben,
Al gaat de winst daer haestigh deur,
Men kander wils genoegh voor hebben.
7. Straets-vaerders wacht; ick moet doch mee;
Vaer, Hollandt, wel, voor seven Iaren.
God geef u voorspoedt, rust en vree;
My, dat ick mach behouden varen.
8. Vaar, Hollandt, wel, ghy spant de Kroon
Verr’ boven alle Koninckrijcken:
Daer’s onder Son geen Landt soo schoon
Als ghy, noyt sagh ick uws gelijcken.
|
|