Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Kusjens. wijze: Seit ich so viele wéiber sah. Geef, meisje! uw minnaar eens een zoen, Dit duidt u niemand kwaad, Voorwaar, gij moogt het tweemaal doen, Dat u te mooijer staat! Een kusje, o allerliefste meid! Van uwen lieven mond, Vernietigt mijn droefgeestigheid, Maakt mij het hart gezond. Ha, ha, ha ha. Gij aarzelt, foei! om dat wij hier, In groot gezelschap zijn, Kom, schamen doe ik mij geen zier, Hoe gij alleen zoo fijn? Met spoed, niet langer uitgesteld! Of 'k breng het aan den dag, Wat gij mij flusjes hebt verteld, En elk niet weten mag. Ha, ha, ha ha. [pagina 16] [p. 16] En straks, wanneer gij zijt belust, Zoo als ik heden ben, O, dan wordt ge ook van mij gekust! Gij weet hoe ik het ken. Geef, Lieve! uw minnaar gaauw een zoen, Voor al toch, zeg niet neen! Dit was ten prijs van uw fatsoen, Kom gaauw, of 'k steel er een. Ha, ha, ha ha. Vorige Volgende