De jeeste van Walewein en het schaakbord (2 delen)
(1957)– Penninc, Pieter Vostaert– Auteursrechtelijk beschermdPenninc en Pieter Vostaert, De jeeste van Walewein en het schaakbord (2 delen). (ed. G.A. van Es). Uitgeversmaatschappij W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1957.
-
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: S. NED. 38 6041 en 38 6042
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de twee delen van De jeeste van Walewein en het schaakbord van Penninc en Pieter Vostaert, in 1957 uitgegeven, verklaard en ingeleid door G.A. van Es. De oorspronkelijke tekst behoort tot het Arthur-epos dat dateert uit het begin van de dertiende eeuw.
redactionele ingrepen
p. 7-331: De initialen die verspreid door de tekst staan, zijn in deze digitale versie vet weergegeven.
p. 35: irke → rike; ‘Scone, rike ende wel gheboren’
p. 214: asterisk toegevoegd na vs. 7460, ter aanduiding van de tekstkritische noot bij dit vers.
Op verschillende plaatsen in de tekst komt een wortelteken voor met een stip eronder. Deze stip is komen te vervallen, er staat dus alleen √.
p. 376: suggesteis → suggesties; ‘Op zichzelf zijn de suggesties van Van Mierlo het overwegen ten volle waard.’
p. 383: zware → zwarte; ‘De episode van de roof van Ysabele door de zwarte ridder [...].’
p. 385: Pennincb ronnen → Penninc bronnen; ‘Dat Penninc bronnen gebruikte en dan ook schriftelijke, is uit alles toch wel aannemelijk.’
De tekstkritische noten uit het tweede deel zijn bij de lopende tekst van het eerste deel geplaatst. Dat betekent dat in deel II p. 466-540 zijn komen te vervallen.
p. 557, in lemma ‘doblitse’: kaasr → kaars; ‘een kaars met twee pitten.’
Op p. 633 is de titel ‘Afbeeldingen van de hss.’ ingevoegd, als kop bij een aantal illustraties.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen, maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (deel I: p. 4 en 332, deel II: p. 336 en 638) zijn niet opgenomen.
Deel I:
[pagina ongenummerd (p. 1)]
ZWOLSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN VOOR DE MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSE LETTERKUNDE TE LEIDEN
Nr 26a
[pagina ongenummerd (p. 2]
ZWOLSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN VOOR DE MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSE LETTERKUNDE TE LEIDEN
REDACTIE:
Prof. Dr. W.J.M.A. ASSELBERGS
Prof. Dr. W. Gs HELLINGA
Prof. Dr. G. KUIPER
Prof. Dr. P. MINDERAA
Prof. Dr. E. ROMBAUTS
Prof. Dr. W.A.P. SMIT
[pagina ongenummerd (p. t.o. 3)]
[pagina ongenummerd (p. 3)]
DE JEESTE VAN WALEWEIN EN HET SCHAAKBORD
VAN
PENNINC EN PIETER VOSTAERT
ARTUR-EPOS UIT HET BEGIN VAN DE 13e EEUW
UITGEGEVEN, VERKLAARD EN INGELEID DOOR
Dr. G.A. VAN ES
HOOGLERAAR TE GRONINGEN
DEEL I
N.V. UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ
W.E.J. TJEENK WILLINK, ZWOLLE, 1957
[pagina 5]
INHOUD
Blz. | |
---|---|
Tekst | 7-332 |
Inleiding | 339-452 |
I. Verantwoording van de uitgave | 339-341 |
II. De twee auteurs | 341-374 |
A. Penninc en Vostaert | 341 |
B. Zins- en versbouw | 346 |
C. Uitbeelding van het momentaan aspect | 348 |
D. Woordgebruik | 353 |
1. Epische termen | 353 |
2. Romaanse woorden | 358 |
E. Beschrijvingstrant: motieven en hun verwerking | 360 |
1. Milieu-beschrijving | 361 |
2. Schildering van gevechten | 367 |
3. Melodramatiek | 369 |
4. Dialogen en monologen | 371 |
F. Beider karakter | 372 |
G. Originaliteit en afhankelijkheid | 373 |
III. Datering van het epos | 385-389 |
1. Rijmtechniek | 386 |
2. Versbouw | 389 |
3. Oude woorden | 390 |
4. Romaanse woorden | 391 |
5. Herhalingen | 392 |
6. De naam Walewein | 392 |
7. Ontbreken van het Graalmotief | 393 |
[pagina 6]
8. De ‘queste’ | 393 |
9. Schone vrouwen | 393 |
10. Relatie tot de Reinaert | 394 |
11. Relatie tot de Moriaen | 395 |
12. Relatie tot de Ridder metter mouwen | 396 |
13-16. Invloed van Franse bronnen | 399 |
17. Datering | 399 |
IV. Beschrijving van de handschriften | 400-431 |
A. Handschrift L | 400-419 |
Litteratuur | 419 |
B. Fragmenten van hs. G | 421-426 |
Litteratuur | 426 |
C. De verhouding van L. tot G | 428 |
V. Leestekens in hs. L | 431-458 |
A. De leestekens in A | 432-440 |
1. De punt | 432 |
2. De dubbele punt | 435 |
B. De leestekens in B | 440-458 |
1. De punt | 441 |
2. Het overloopteken | 452 |
VI. Wijze van uitgeven | 458 |
VII. Litteratuur | 464 |
Tekstcritische aantekeningen | 466-540 |
Litteratuur | 541 |
Woordenlijst | 542-629 |
Lijst van eigennamen | 630-632 |
Afbeeldingen van de hss. | 4, 633-637 |
Deel II:
[pagina ongenummerd (p. 333)]
ZWOLSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN VOOR DE MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSE LETTERKUNDE TE LEIDEN
Nr 26b
[pagina ongenummerd (p. 334)]
ZWOLSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN VOOR DE MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSE LETTERKUNDE TE LEIDEN
REDACTIE:
Prof. Dr. W.J.M.A. ASSELBERGS
Prof. Dr. W. Gs HELLINGA
Prof. Dr. G. KUIPER
Prof. Dr. P. MINDERAA
Prof. Dr. E. ROMBAUTS
Prof. Dr. W.A.P. SMIT
[pagina ongenummerd (p. 335)]
DE JEESTE VAN WALEWEIN EN HET SCHAAKBORD
VAN
PENNINC EN PIETER VOSTAERT
ARTUR-EPOS UIT HET BEGIN VAN DE 13e EEUW
UITGEGEVEN, VERKLAARD EN INGELEID DOOR
Dr. G.A. VAN ES
HOOGLERAAR TE GRONINGEN
DEEL II
N.V. UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ
W.E.J. TJEENK WILLINK, ZWOLLE, 1957
[pagina 337]
INHOUD
Blz. | |
---|---|
Tekst | 7-332 |
Inleiding | 339-452 |
I. Verantwoording van de uitgave | 339-341 |
II. De twee auteurs | 341-374 |
A. Penninc en Vostaert | 341 |
B. Zins- en versbouw | 346 |
C. Uitbeelding van het momentaan aspect | 348 |
D. Woordgebruik | 353 |
1. Epische termen | 353 |
2. Romaanse woorden | 358 |
E. Beschrijvingstrant: motieven en hun verwerking | 360 |
1. Milieu-beschrijving | 361 |
2. Schildering van gevechten | 367 |
3. Melodramatiek | 369 |
4. Dialogen en monologen | 371 |
F. Beider karakter | 372 |
G. Originaliteit en afhankelijkheid | 373 |
III. Datering van het epos | 385-389 |
1. Rijmtechniek | 386 |
2. Versbouw | 389 |
3. Oude woorden | 390 |
4. Romaanse woorden | 391 |
5. Herhalingen | 392 |
6. De naam Walewein | 392 |
7. Ontbreken van het Graalmotief | 393 |
[pagina 338]
8. De ‘queste’ | 393 |
9. Schone vrouwen | 393 |
10. Relatie tot de Reinaert | 394 |
11. Relatie tot de Moriaen | 395 |
12. Relatie tot de Ridder metter mouwen | 396 |
13-16. Invloed van Franse bronnen | 399 |
17. Datering | 399 |
IV. Beschrijving van de handschriften | 400-431 |
A. Handschrift L | 400-419 |
Litteratuur | 419 |
B. Fragmenten van hs. G | 421-426 |
Litteratuur | 426 |
C. De verhouding van L. tot G | 428 |
V. Leestekens in hs. L | 431-458 |
A. De leestekens in A | 432-440 |
1. De punt | 432 |
2. De dubbele punt | 435 |
B. De leestekens in B | 440-458 |
1. De punt | 441 |
2. Het overloopteken | 452 |
VI. Wijze van uitgeven | 458 |
VII. Litteratuur | 464 |
Tekstcritische aantekeningen | 466-540 |
Litteratuur | 541 |
Woordenlijst | 542-629 |
Lijst van eigennamen | 630-632 |
Afbeeldingen van de hss. | 4, 633-637 |