Zangen voor de aalmoezeniersweezen, bij derzelver afscheid van dat godshuis. Op den 4den Mei 1823(1823)–Johannes Leonardus Nierstrasz jr.– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 9] [p. 9] Een aalmoezeniers weesje aan zijne broeders en zusters, dewelke dat gesticht verlaten. Op den 4den Mei 1823. Liefdloos kunnen ouders wezen, Voor de nooddruft van hun kind; Maar, ofschoon ook ouders falen, Jezus blijft een kindervrind! En, ik zing het iedren morgen, En herhaal het 's avonds weer: Kinders sloot Hij in zijne armen, En ook mij bemint Hij teêr! Moeder zag mij hulploos krijten; Vader liet alleen mij gaan: Jezus reikte ik toen de handjes, En Hij zag mij minzaam aan! [pagina 10] [p. 10] Moeder! Moeder! ach ik mis u; Vader! mij ontbreekt uw raad! Ouders! ik zal Jezus bidden, Als mijn deugd te wanklen staat. Moeder! altoos nog mijn Moeder, Schoon het lot mij van u stiet! Vader! altoos nog mijn Vader, Neen, voor altoos gingt gij niet: O de hemel zal vereenen, Wat de wereld breekt of scheidt: 'k Vlieg dààr eens in beider armen, Open voor uw kind gespreid. Lieve Broeders! lieve Zusters! Gaat vol moeds uw levensweg, 'k Zal voor u ook Jezus bidden, Eer ik mij te slapen leg. Gaat dan vrolijk, wel te vreden, Nu het uur van scheiden naakt; En onthoudt in later dagen, Wie uw kindschheid heeft bewaakt. J.L. NIERSTRASZ, Junior. Vorige