[Vois, Pieter Alewijnsz. de (1)]
VOIS (Pieter Alewijnsz. de) (1), was of werd in 1604 organist van de Groote kerk te 's Gravenhage en overleed aldaar in die kwaliteit 20 Mei 1654; hij was toen blind (Dagboek van Const. Huygens uitg. d. Unger 55). In Navorscher 1854, 24 wordt bericht, dat hij leerling was van Jan Pietersz. Sweelinck. Const. Huygens was bijzonder met hem ingenomen; bij zijn leven dichtte deze, eenigszins onkiesch, een grafschrift in voorraad, waaruit blijkt, dat de Vois ook violist was; bij zijn overlijden, bezong hij hem (Huygens, Korenbloemen (ed. 1672) I, 514; II, 200; Gedichten ed. Worp IV, 260; V, 1). In 1613 kocht hij op last en ten behoeve van de magistraat van den Haag een clavecimbel, dat onder hem in berusting zijnde in 1618 geschonken werd aan den advocaat mr. Pieter van Veen (Navorscher, 1865, 143; 1887, 45; van der Straeten, La musique aux Pays- Bas I, 291). Na het overlijden van Jan Pietersz. Sweelinck, organist van de Oude kerk te Amsterdam (16 Oct. 1621) werd hij aangezocht diens plaats in te nemen, maar bleef in den Haag, toen hem bij resoluties van 13 Dec. 1621 en 30 Maart 1622 verhooging van traktement was toegestaan (Alg. nederl. Familieblad XII (1895) 33, 34). 26 Juli 1646 fungeert hij als medekeurmeester van het nieuwe orgel in de St. Laurens te Rotterdam (Rott. Jaarboekje IX (1911) 149). In een schrijven door Steven van Eyck namens hem 16 Aug. 1645 gericht aan Constantijn Huygens verzoekt hij om een aanbeveling bij burgemeesteren van Leiden voor zijn niet genoemden zwager, die solliciteert naar de betrekking van organist aan de Hooglandsche kerk aldaar; bij eigenhandigen brief aan denzelfden schrijft de Vois daarover nader
(Cat. der Huygens tentoonstelling 1896 nr. 846 en 847); wie deze zwager was, blijkt archivalisch niet. De de Vois, door J. Dullaart genoemd in diens lofdicht op den rotterdamschen organist Crabbe (zie dl. I 647) (Bloemkrans van verscheiden gedichten 1659, 542), is denkelijk Pieter Alewijnsz. en niet zijn gelijktijdige zoon Alewijn Pietersz. In 't Uitnemend kabinet vol pavanen, almanden enz. in 1646 door Paulus Matthijsz. te Amsterdam uitgegeven, is van hem opgenomen (dl. I), Brande Yrlandt, Je ne puis eviter, Passemezo d' Italie, en twee Fantasia. De melodie Je ne puis eviter is belangwekkend, omdat de variatie ontstaan is door de samenwerking van Steven van Eyck, hemzelf en Jacob van Eyck, die ieder een phrase voor hun rekening genomen hebben (zie kol. 440).
Enschedé