Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] De aanstaande moeder. Wijze: Volschoone Meisjens! vrije Telgent Een stroom van vleiende gedachten Vloeit lieflijk-troostend door mijn' geest; De blijde hoop kan angst verzachten, Gods liefde waakt - waarom gevreesd? Gods liefde waakt - ik wacht blijmoedig; Een huivring rilt door 't kloppend hart; Maar hoop verbant die huivring spoedig, Ja, blijdschap loont eens baarenssmart! (bis.) [pagina 36] [p. 36] ô Blij vooruitzigt! zoet verlangen! Mijn Echtgenoot - uw Zielvriendin Zal ras haar' liefsten wensch ontvangen, Ras kroont een Telg uw trouw - uw min. Mijn beste vriend! wat zaligheden Bekooren ons in 't ruim verschiet! De hoop doet ons op roozen treden, Daar 't hart de reinste vreugd geniet. Nooit doe mijn nadrend lot u schrikken; Mijn Liefling! 'k zie een stille traan; - Moet in de zaligste oogenblikken Uw minnend hart angstvallig slaan? Een treurige ernst bewolkt uw trekken, Terwijl ik op uw' boezem rust; 'k Weet alles in uw ziel te ontdekken, Terwijl gij mij omhelst en kuscht. [pagina 37] [p. 37] Vergeefsch verbergt ge uw teedre zorgen; Verkoozen vriend! - bezwijkt uw' moed? Gij hebt vergeefsch die traan verborgen - Vrees niets, mijn Liefling! God is goed. Wat heil! na weinig bange stippen Voelt gij uw edel hart verrukt; Terwijl gij op mijn blijde lippen Den dankbren kus der liefde drukt. De hoogste vreugd bekroont mijn lijden; De wreedste smart duurt immers kort? Hoe kan het denkbeeld mij verblijden, Het denkbeeld - dat ik moeder word! Mijn Gaê! wij wachten 't zoetst genoegen, Nu wordt ons aanzijn uitgebreid; Wat kunt gij bij ons lot nog voegen, Als ons een spelend kindjen vleit? [pagina 38] [p. 38] Mijn Vriend! als eens een bloozend wichtjen Hier aan mijn' boezem schuldloos speelt; Dan toont mij 't vriendlijk aangezigtjen De lieve trekken van uw beeld. Mijn Gaê! dan zien we in gulle lachjens De zaligheên, die onschuld baart; En 't vleiend kind gewent, al zachtjens, Aan 't rustloos wisslend lot der aard. Mijn hart zal hemelvreugd versaamlen. Mijn Vriend! hoe wordt uw ziel bekoord, Wanneer ge, in 't afgebroken staamlen, Den lieven naam van Vader hoort! ô Ja! wanneer ge uit halve woordjens, Dien lieven naam het eerst verstaat; Dan boeien nieuwe huwlijkskoordjens, Terwijl ons hart door wellust flaat. [pagina 39] [p. 39] Mijn Echtgenoot! als 't huwlijkspandjen Al zuigend in mijn armen rust; Dan biedt het u een vleiend handjen, Terwijl ge ons beiden streelt en kuscht. Verbeelding doet mij wellust smaaken, Een wellust - die mijn zorgen bant; Gods liefde blijft mijn lot bewaaken, Gods liefde vlocht mijn' huwlijksband! Mijn beste Vriend! geen bange zuchten Verpesten onze blijdschap meêr; Neen, zouden wij een tijdstip duchten, Een tijdstip - tot ons eeuwige eer? Een tijdstip - dat de stand - de waarde Der menschlijkheid met glorie kroont? Wat juichstof! ja het kroost der aarde Ziet al zijn' angst met vreugd beloond! [pagina 40] [p. 40] ô Lief vooruitzigt! reine weelde! Ik zie het kraambed lachend aan; 'k Zag dikwijls, als de hoop mij streelde, Vol vreugd hier 't ledig wiegjen staan. Elk uurtjen voert mijn blijdschap nader; Mijn Gaê! het pand der trouwste min, Omhelst ge eerlang verrukt, als Vader, In de armen van uw Zielvriendin. * * * Vorige Volgende