ven woonen. Hy is een der uytnemenste
Conterfeyters nae t'leven, die men te noemen weet: niet dat hy eyghentlijck alleen dit deel voor zijn
schiet-teycken oft wit heeft, maer is oock uytmuntich en constich in te schilderen, ordinantien, en
beelden, ghelijck verscheyden stucken van hem by den Liefhebbers, in verscheyden plaetsen te sien
zijn. Tot Coelen, by Iohan Meerman, is van hem te sien een Diana, die seer wel
geschildert is. Noch een schoon seer levende Susanna by Everhard Iabach. Noch twee
schoone tronien, van Christus, en Maria, zijn oock te Coelen te sien, in
de Const-camer van een geestlijck Heere en goet Const-beminder. Dese twee Figueren
uytnemende wel gheschildert, zijn in twee platen ghesneden, door Crispian van de Passe, en
comen uyt in druck. Noch is van Gualdrop eenen Euangelist seer wel en treflijck gheschildert,
ten huyse eens Const-liefdigen, ghenoemt Iooris Haeck. Noch etlijcke uytnemende stucken,
ten huyse van Frans Francken, en Iaques Mollijn, al binnen Coelen. Voort is van zijner
handt seer constich ghedaen d'Historie van Hester, en Assuerus, en is te Hamborgh,
tot eenen Const-liefhebber, genoemt Gortssen. Sijn wercken, bysonder de menichte
der Conterfeytselen, en heerlijcke tronien van hem ghedaen, zijn seer overvloedigh, ghelijck nu
Ao. 1604. zijnen vernuften goeden gheest, en weldoende constighe handt, noch daeghlijcx niet
ledich en zijn, noch en rusten. Summa, hy heeft met zijn schoon vloeyende manier van wercken, veel
ander, en ghemeen Conterfeyters, den ooghen gheopent, en verder doen sien als voor henen.