Duytse lier
(1996)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
Vierde Verdeeling. Ga naar voetnoot(17)
't Staat vast: ten ware door een Goddelijk bewegen,
Ga naar margenoot*
Den grooten Baijert had noch ongeschikt gelegen.
Ga naar margenoot*
DE varsemelk, gestreelt uit volle prammen
Ga naar margenoot*
Stremt, door een stadiglijk geroer,
Tot geele boter, die den Boer
Ter marte vijlt, waar stedelinge op vlammen.
Ga naar margenootr4
5[regelnummer]
So karnt, zo roert de liefde in jonge harten,
Met hopen, duchten, zoet en zuur,
Het staag bewegen baart een vuur,
Dat vuur groeit aan, en baart gewenste smarten;
Tot datse, als room, ten laatste samen stremmen,
10[regelnummer]
In eene klomp, tot man en vrouw,
Gebreydelt met de vaste Trouw,
Door kuyse min in volle weelde swemmen.
Toon: Periosta die met trage.
TEr middernacht, by soete somertijt,
Zag Veldenrijk de blanke en volle Maan,
Haar spiegelen in den Rijn, daer hy so wijd
Zo ver van huis, op 't kantjen sat. De blaân
5[regelnummer]
Des wilgenbooms, die ruysten met de vliet,
Terwijl hy fluyte, en tuyte, en song dit lied:
Den Reiger mind, met d' Elseboom
Ga naar voetnoot(18), den poel;
De waterwilg den oever van een stroom:
Den roden Denne en Yp, beminnen 't koel,
10[regelnummer]
De steenklip, haagt d' onvruchtbare Elsche boom;
Ga naar margenootr10
Op heuvels heeft de druif sijn beste tier;
Ga naar margenootr11
Maar Veldenrijk bemint sijn Dianier.
Gelijk de room van eenen rijken boer,
Die 't gratig vee op vette weiden weid,
Ga naar margenootr14
15[regelnummer]
Tot boter word, door karnen, door geroer;
| |
[pagina 48]
| |
Zo hebbe ik ook, met stage minnevlijd,
Het trotse hart, van mijne Dianier
Geroert, gemaakt van ys, tot vlammend vier.
Als ik wel eer een kusjen, met gevley
20[regelnummer]
Van haar versocht, dan stak haar gramschap op.
Ze vloodme, en was my harder dan een ky,
Zo spits als riet, en bitterder dan Hop;
Ia wrevelder als een getrede slang,
Ick suchte, en quijnde, en 't leven viel my bang.
25[regelnummer]
Nu werpt sy my met eekels, of verhaast
Ga naar margenootr25
My onversiens, en graastme in 't jeugdig groen.
Ga naar margenootr26
Wy went'len op een sachte maybloem. Laast
(O dat het lot my veel die gunst wou doen)
Zach ik een deel van 't geen haet keurs bedekt,
Ga naar margenootr29
30[regelnummer]
Welks heugenis mijn minne vuur herwekt.
Mijn Dianier steekt by de maagden uit,
In schoonheit, als den hogen Eekelboom
In 't Lindebos; als d' Els by 't lage kruit.
s' Is klaarder dan den gulden Ysselstroom
35[regelnummer]
Den Rijn die snel langs haren over schiet,
Ga naar margenootr35
Haalt met heur loop by hare snelheit niet.
Haar byzijn is my soeter dan de schaauw
Eens lindebooms, op 't heetste van den dag,
Zo gaau ik haer kom naderen, so gaau
40[regelnummer]
Begroet sy my met lonkjes, met gelag.
Zy neemt mijn hooft (ô hagelijk vermaak!)
Ga naar margenootr41
In bei haar hande, en kust mijn voorhooft, mont, of kaak.
Dus song den knaap, en voer al lustig voort,
Wanneer den Haan zijn wikken rekte, en luid
Ga naar margenootr44
45[regelnummer]
Den dageraad aankraaiden, 't geen men hoort,
Een mijleweegs, daar 't bos den klank niet stuit.
Toen stak hy straks het fluitjen in zijn zak,
Ga naar margenootr47
En ging na huis ten velde in met gemak.
De Liefde boud een Hemel. Toon:
Amarillitje mijn vriendin.
NImphjen als ik 'er uw oogjes zo zoet,
So lief, zo lodder, vol heldere gloed,
Ga naar margenootr2
Bekijke, zo vliegt 'er mijn zieltjen gebuid
Ga naar margenootr3
Op wiekjens van zuchjes ten aderen uit.
| |
[pagina 49]
| |
5[regelnummer]
Dan blijft het hangen als 't Byelijn doet,
Aan kaakjes of lipjes, vol gloejend bloed,
Of kropjen, dat sacht op en neder geaamt,
Ga naar margenootr7
Met blankheit de mellik en lely beschaamt.
Ay zoete Nimphje wanneer 't eens rust
10[regelnummer]
Op 't mondeken, daar 't zijn vlammetjes blust,
In stroompjes van Necter en zuchtende wind,
Zo zuig het na 't hartjen, het geen het bemind.
Laat 'et daar wonen, en geef uwe mijn,
Zo worden wy Bruigom en Bruidelijn;
15[regelnummer]
En smelten de zieltjes te samen gerust,
En slijten de nachjes en daagjes met lust.
De blijde daagjes met lonkjes en praat,
De nachjes met lekker dat minne verzaad,
Waar voor men niet keuren zou perel noch goud,
Ga naar margenootr19
20[regelnummer]
Dat 's 't Hemeltjen hier op der aarden geboud.
Ter Bruiloft van K. de Vree.
Ga naar voetnoot(19)
Toon: Delfian lief; ai laat uw straffe woorden, &c.
O Schone min, hoe ken ik u verbeelden?
Gy spant de kroon van alle lust en weelden.
Schoon my 't geluk met gonst quam bieden aan,
Al wat een mensch kan in zijn hooft besluiten
5[regelnummer]
Tot vreugt, en 't zoet der minne bleef 'er buiten,
'k Zou dat versmaan.
Veel liever wooud ik op de dorre stranden
Ga naar margenootr7
In eenen hut, geboud van Vissers handen,
By 't yslijk gonsen van de bare Zee,
Ga naar margenootr9
10[regelnummer]
En 't nare huilen van de woede winden,
Met eene wederga, die mijn ziel beminden
In rust en vree.
Van dit geloof was ook de Vree beseten,
Al lang genoeg de goude tijd versleten,
15[regelnummer]
In 't eenig leven, zonder wederga:
Ga naar margenootr15
Zo dacht hy; en het was op gront en reden.
Wie moed heeft, oog op siin gewisse treden
En volg hem na.
| |
[pagina 50]
| |
Courante la Bare.
Ga naar voetnoot(20)
VAar wel mijn hals-vrund, in den staat,
Ga naar margenootr1
Daar u 't geval-lot nu heeft toe gedreven
Nu gy het vroolijk Vryers leven,
Om beter vreugt, voor eeuwiglijk verlaat;
5[regelnummer]
De stijve vree-zuyl stut uw huys,
Ga naar margenootr5
De schoone Hemel geef u weynig kruys;
Ga naar margenootr6
Dat vreugd en deugd staag aangroey en vermeere,
Zoo mach uw Trouw
Ga naar margenootr8
De nijd braveren,
Ga naar margenootr9
10[regelnummer]
Die 't graag anders wouw.
Toon: Hooger Doris, niet mijn gloetje,
&c.
FIliana, konje 't minnen,
Ga naar margenootr1
Hadje 't lekker eens gesmaakt,
Ik Weet je wierd in de blanke krop geblaakt
Van een vuurtje dat vinnig raakt,
5[regelnummer]
Dat queelen,
Ga naar margenootr5
Dat eele,
Smart heele
Ga naar margenootr6-7
Door speelen,
En streelen,
10[regelnummer]
Komt zoetheyts kroon te winnen:
Nergens binnen
Ga naar margenootr11
Zulke zinnen,
Die deez' wellust niet vermaakt.
La Belle Iris
MOnt op mont, en hart op hart,
Naar de wetten van Godt Hymen,
Ga naar margenootr2
Tot de zieltjes t'zamen swymen;
Allerzoetste minne-smart!
5[regelnummer]
Wie u eenmaal komt te smaken,
| |
[pagina 51]
| |
Acht geen and're lekkerny;
Al wat leeft, en sweeft, moet blaken,
In de liefelijke ly.
Ga naar margenootr8
Al de Nimphjes die de Min,
10[regelnummer]
En haar lekkerny verachten,
Spreeken tegens haar gedachten,
Anders leyd het in haar zin;
Ga naar margenootr12
Of zy waren niet rechtschapen.
Ga naar margenootr13
't Heele schepzel voelt dien brand;
Ga naar margenootr14
15[regelnummer]
Tegens liefden is geen wapen,
Maagde liefden is geen schand.
|
|