Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] Van een oud-vrijertje. Jaapje! ben-je wel begoud, Ben-je wel bezilverd, ventje? 't Is maar jammer, ieder kent-je Lang, voor zestig jaren oud! 't Hoedje schijnt u wel te staan, Of ge woudt uit vrijen gaan. Woû-je 't weeuwtje van hier naast, 't Oolijk weeuwtje ligt behagen? Maar ze is veel te jonk van dagen, Baasje, 't is uw dochter haast! Grijs en bruin, wáár dat ge 't vindt, Dat is zout en peper, Vrind! Zet die krullen uit uw hoofd! - Lang zijt gij voor wijs gehouên; 'k Vrees, dat, zoo ge weêr gaat trouwen, Elk u stapelgek gelooft; En je weet, het oude mal Is nog wel het ergst van al. Vorige Volgende