Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minne klacht aan Amarante. Toon: Courante la Bare. HElaes! bevallige Amarant! Wilt gy dan van u trouwe Minnaar scheyden? Nu ons d'afgonstige benijden? Blust dan de nijdt soo haast de minne-brant? Gaat dan, mijn lang gelede smert O Amarant! u anders niet ter hert? Soo is u trouwen Minnaar te beklagen, Die soo veel schandt Zal moeten dragen Om sijn Amarant! 2. Wel zult gy dan zoo trouwloos zijn? En u getrouwen Minnaar zoo verlaten? [pagina 220] [p. 220] Wat reden om hem dus te haten? Hebt gy hem dan bemint in valsen schijn? Waart gy dan Amarant soo vals? Daar ik u heb oprecht, geviert in als! Ben ik dan van mijn Amarant bedrogen, En zal mijn Pijn Dan geen medogen By u waardig zijn. 3. Ach! moeten dan mijn oogen sien De wreetheyt van mijn schoone Amarante, Hoe kan mijn ziel hier tegenskanten? Moet my dan deze spijt van haar geschien: Moet ik dan minnen, die mijn haat? Moet ik die volgen, die my staag verlaat? Moet ik dan noch een Moorderes beminnen? Waar door mijn hart, En droeve zinnen Zoo gepijnigt wert. 4. Is dit het hart van Amarant? [pagina 221] [p. 221] Dat soo licht door mijn smeecken was te buygen? Dat my soo dikwils quam betuygen d'Erkentenis van onse Minne-brant: En word ik dus van haar gehoont? Is dit de trouwe liefde die zy toont? Is dit u Minnaar vergenoegen geven? Ach Amarant! Ik wil niet leven Naar soo grooten schant. 5. Ik wens niet anders als de doodt! Nu gy my soo veel wonden hebt gegeven, 'k Vin geen vermaak meer in mijn leven; Want mijn verdriet, helaas! is veel te groot; Vaar wel dan! wijl gy mijn verlaat, En my veroorsaakt hebt dees droeve staat, Den Hemel zal u om dees wreetheyt plagen, Dat gy u tijdt, En al uw' dagen Ook in ramp verslijt. P.E. Vorige Volgende