Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minne-Zuchjes aen me-juffer: Voys: Courant la bare. ACh ziel beminde Rozemond! Zal my den Hemel langer van u scheyden? Wie kan die droeve tijdt verbeyden? Daer uwe Schoonheyt heeft mijn ziel gewont: Helaes! helaes! hoe zal mijn hert Verdragen zoo veel ramp en droeve smert? Moet ik mijn Rosemondje langer derven? Zoo zal ik hier, Ellendig sterven, Door het Minnevier. 2. Ik rust noch daegs, noch in de nacht, My dunkt dat voor mijn opgeslagen oogen [pagina 28] [p. 28] Zig steeds u Schoonheyt komt vertoogen, Zoo speelt u Schoone beelt in mijn gedacht: Ah Rozemond! volmaakte beeldt! Dat van de Min-Godin schijnt voort geteelt! Uw' Zonne-glans doet mijne ziel verbranden, Ontsluyt Godin! De sware banden, Van dees wrede min. 3. Schoon dat ik nu uytlandig ben Om 't vrugtbaar Lely-Rijk eens te besoeken, Vermaart door veel geschreve boeken. 't Zy dat ik waak, of slaap, of loop, of ren Ik voel altijt de minne-smert En vonkjes van u Schoonheyt in mijn hert! Ik voel mijn ziel altijt in zuchjes baden, Aanvaart dees Pen Dan in genaden Wijl ik van u ben. Rouaen 1664. P.E. Vorige Volgende