Het oude Nederlandsche lied. Deel 1(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 634] [p. 634] 171. Herderskind, het geeft my vreemt. 1. Herderskind, het geeft my vreemt door 't verloopen van u jaren, dat gy niet een vryer neemt om u schaapjes te bewaren; och! of ik u krijgen kon: 'k wed, mijn overschoone son geen trouwer dienaar von. 2. 's Morgens soud ik met de schop 't vuilnis van u stal op rapen; 's avonds soud ick passen op, water pompen voor u schapen; 'k souw mijn vlijd en yver doen om u schaapjes teer te voen, meer als gy soud vermoen. 3. 'k Souse voeren dat u lust met de beste koek en boonen, 's morgens als gy lag tot rust, soud' ik die met stroo verschoonen, passen op dat ik de koy suyver maak van stinkend hoy, en weer met stroo bestroy. 4. Vorders, wat het huys belangt, sal ik vloer en solder vegen, maken dat gy my bedankt: stoken 't vyer en d'as uitdregen; 'k sou mijn winst wel nemen waar, niet een pintje hier of daar verteeren in een jaar. 5. So gy siek of sugtig werd sal ik om een doctoor loopen; tot verligting van u smert, sal ik wijn en suyker koopen; krijgje een kind, dat sal ik mee dragen, als wy buyten stee wandelen met ons twee. [pagina 635] [p. 635] 6. 'k Heb, mijn vrijster, dat je 't wist, nog veel raar en schoon juweelen, met een pot-stuk in mijn kist; 'k heb nog van dat ik liep speelen, twintig pond of daar ontrent, alle jaar tot eene rent van Besjes testament. 7. 'k Hebje nu genoeg geseyd, wilje nu so moetje spreeken; segtme nu in 't kort bescheyd, of ik laat het vryen steeken; soje u niet kort beraad dat je my de koop toe slaat, denkt vry dat ik je laat. 7, 6. t.: knoop. Tekst. 't Groot Hoorns lb., Amst., J. Kannewet, z.j., bl. 124, ‘stemme: Phebus is lang, etc.’, hierboven weergegeven; - Nederl lb. (van Dr. van Vloten), 's-Grav. 1850, bl. 2. Melodie. Zie hierna het lied: ‘Phebus is langh over de zee’, melodie B. Vorige Volgende