Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
3223. Aan J. Greshoff: Tjitjoeroeg, 3 juli 1937Tjitjoeroeg, 3 Juli. Beste Jan, Zooals altijd: nauwelijks was mijn lange brief de deur uit, of daar is bericht van jou èn van Menno.Ga naar voetnoot1. In de eerste plaats hartelijk dank voor je 2 ‘credentials’; als Menno deze flauwekul-zaak precies zoo had opgevat, was van het heele gedonder niets gebeurd. Bovendien schrijft hij nu dat Schilt zeer goedertieren de brief van Bep humoristisch heeft opgenomen en wèl bereid is een medewerkerskaart te verstrekken aan ons, arme luitjes. De zaak is dus zoo: dat Het Vaderl. een verdòmd serieuze krant is en dat mijn ongelijk er vnl. in bestaat dat ik, in een zaak van zoo ernstig belang, ‘correspondentkaart’ schreef inpl. v. ‘medewerkerskaart’. We mogen overigens in genade worden aangenomen. Ik weet niet wat Bep wil, maar ik wil niet. Ik dank voor zelfs een medewerkerschap dat zóó geapprecieerd wordt, door Menno zooniet door Schilt. Ik zal in mijn verder leven misschien nog wat crapauds moeten slikken, maar dan niet à raison van fl. 10. per kolom, zoolang ik nog niet aan de honger toe ben. En misschien dan nog niet. Wat mij in dit alles zeer grieft - en misschien wringt hem dààr de heele schoen - is jullie wereldwijsheid, jullie maatschappelijke plooi, in zulke gevallen. Ik zal me daar tegen verzetten zoolang ik nog een beetje ‘lef’ over heb. Wat ik hier zeg, is misschien minder bête dan dit heele debat verder. - Ik zal ook niet over Saks schrijven, zoolang je er voorwaarden aan verbindt. Je hebt me tot dusver altijd mijn gang laten gaan; ik weiger, uit naam van de vriendschap èn van mezelf (mijn eigen waarde, of ijdelheid, of hoe je 't noemen wilt) om nù voorwaarden te aanvaarden, als 't gaat om zoo'n Saks. Mijn boek over Multatuli is nog niet uit; als G.N. mij de mogelijkheid ontneemt om over dezen Saks precies te zeggen wat ik denk, zal ik het in mijn boek doen; dàt blijft me dan over. Verder krijg ik een sommatie van Menno om mijn ‘verGa naar voetnoot2.
P.S. Deze brief is geen verdachtmaking van, of campagne tegen, Menno; de vorige ook niet. Het is evident dat jullie, die vlak bij elkaar zitten, | |
[pagina 18]
| |
onder elkaar mijn geval hebt toegelicht. Ik antwoord, ten behoeve van jullie beiden, vanaf mijn afstand. |
|