Spel en spektakel
(2001)–Hans van Dijk, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdMiddeleeuws toneel in de Lage Landen
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorstelling is voorbij
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van vermeldingen van Noord-Nederlands toneel in de periode 1339-1568 geeft Nijsten 1997. Neumann betrok Oost-Nederlandse steden als Arnhem, Deventer, Nijmegen, Venlo en Zutphen in zijn grote inventarisatie en studie van archivalische en literaire getuigenissen van de verbreiding van het geestelijk toneel in het Duitse taalgebied uit 1987; in een artikel uit 1975 over het middeleeuws toneel in het Nederrijngebied behandelde hij ook het wereldlijk toneel. In 1992 verscheen een belangrijk overzichtsartikel van de hand van A. Dabrówka, die zich daarin richtte op het wereldlijk repertoire tot en met de vijftiende eeuw (en overigens vooral Vlaamse steden behandelde, in navolging van Worp en Van Puyvelde). Het stuk is echter in de neerlandistiek zo goed als onbekend gebleven, doordat het gepubliceerd was in het Poolse tijdschrift Acta philologica. Waardevol is ook Retoricaal memoriaal van Van Boheemen en Van der Heijden: een inventarisatie en publicatie van alle archiefgegevens over rederijkers in Holland tot en met het begin van de achttiende eeuw, dat echter niet veel gegevens over de periode voor 1500 bevat.Ga naar eindnoot1. Uit deze schets van het onderzoek blijkt dat er tot nu toe in allerlei publicaties aandacht aan archivalische bronnen is besteed, maar ook dat men telkens andere uitsneden uit het materiaal gemaakt heeft, wat betreft genre (wereldlijk/geestelijk repertoire) en afbakening in tijd en ruimte. Dat alleen al geeft aan dat het bij de huidige stand van onderzoek niet mogelijk is een overzicht van dit type materiaal te geven dat pretendeert representatief te zijn. Maar representativiteit is in dezen hoe dan ook illusoir, ook door andere factoren. De archivalische bronnen zelf geven een beperkt zicht op de middeleeuwse werkelijkheid: uit rekeningposten zijn alleen die voorstellingen te achterhalen waarbij de kerkelijke, stedelijke of landsheerlijke overheid een bijdrage of beloning gegeven heeft, dat wil zeggen de opvoeringen die op de een of andere manier welgevallig waren aan de subsidieverstrekkers. Nu zijn de rekeningen niet de enige bronnen die ons ter beschikking staan: ook inventarissen en juridische stukken kunnen waardevolle informatie bevatten (zoals hierna ook zal blijken), maar naar dit type bronnen is met betrekking tot toneel nog weinig onderzoek gedaan. Juist juridische bronnen kunnen echter heel uitgebreid en daardoor bijzonder informatief zijn, zoals Brinkman onlangs nog heeft laten zien.Ga naar eindnoot2. Daarnaast stellen de gebruikte bewoordingen in de bronnen de toneelhistoricus voor problemen: de schrijvende klerken waren nu eenmaal bezig met het bijhouden van de administratie en niet met het vastleggen van het toneelleven ten behoeve van het nageslacht. Als er al sprake is van een spel dat gespeeld is, dan hoeft het nog niet om de opvoering van een toneelstuk te gaan, maar kunnen ook dans, muziek, acrobatiek, optredens van de kinderbisschop, kinderspelen, mommen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
tableaux vivants en andere vertoningen en festiviteiten bedoeld zijn.Ga naar eindnoot3. Deze reeks voorbehouden geeft aan dat er beperkingen zijn, maar dat neemt niet weg dat het archivalische materiaal wel degelijk een interessante bron is voor onze kennis van het middeleeuwse toneel. Het is thans de hoogste tijd om te bezien wat er tot nu toe opgedolven is. In wat hier volgt, heb ik mij geconcentreerd op die reeds gepubliceerde vermeldingen waarin een zodanige omschrijving van de inhoud van wereldlijke toneelspelen voorkomt, dat het mogelijk is (tot op zekere hoogte) te reconstrueren wat er vertoond werd; andere, niet minder boeiende aspecten als organisatie, spelers, plaats en tijdstip van opvoering heb ik buiten beschouwing gelaten. Bovendien heb ik me vooral gericht op het toneel van vóór de rederijkers, met 1500 als globale begrenzing.Ga naar eindnoot4. De verzamelde gegevens kleuren de context van de toneelspelen uit het handschrift-Van Hulthem. Vervolgens besteed ik aandacht aan een bijzondere bron: de inventaris van de toneelboeken uit het bezit van de Gentse processiebroederschap Sint-Kathelijne ter Hoeyen, gedateerd op 1532.Ga naar eindnoot5. In het laatste gedeelte van dit artikel zal ik één casus die uit de archivalia naar voren komt, verder uitwerken. Het gaat dan om drie vermeldingen van respectievelijk het Spel van Strasengijs, tSpel van Tresingis en het Spel van den Heere van Trasengijs. Onlangs heeft Erwin Mantingh de vraag opgeworpen of deze vermeldingen ons op het spoor kunnen zetten van het vroege wereldlijk toneelrepertoire en zelfs van een mogelijke verbinding met de abele spelen.Ga naar eindnoot6. Voordat we ons richten op het wereldlijk toneel moet echter nog één laatste omtrekkende beweging gemaakt worden. Het is belangrijk te beseffen dat enerzijds de scheiding tussen geestelijk en wereldlijk toneel meer zegt over de preoccupaties van latere onderzoekers dan over het middeleeuwse toneel zelf, en anderzijds dat het zogenoemd geestelijk toneel een bijzonder belangrijke plaats innam in het toneelleven als geheel. Leerzaam is in dat opzicht een blik op de opsomming die Nijsten 1997 biedt van zo'n 200 vermeldingen van optredens in de Noordelijke Nederlanden in de periode 1339-1568. Al zijn daaronder veel opvoeringen waarvan de inhoud niet vast te stellen is, het is toch frappant dat slechts ongeveer 10 procent van de vermeldingen wereldlijke spelen betreffen. Met andere woorden: het wereldlijk toneel is onderdeel van een brede toneelcultuur, waarin voorstellingen rond Passie en Verrijzenis, Christus' geboorte, bijbelse en apocriefe thema's, onderwerpen uit het leven van Maria (de reiniging in de tempel, haar vreugden en smarten) en diverse heiligenlevens een belangrijke plaats innemen.Ga naar eindnoot7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeelding 9.
Baljuwsrekening Oudenaarde, met posten waarin het Spel van Strasengijs genoemd wordt (Brussel, Algemeen Rijksarchief, rekeningrol nr. 939). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vermeldingen van toneelvoorstellingenDe vroegste vermelding van een wereldlijk spel is meteen een zeer opmerkelijke: in de baljuwsrekeningen van Oudenaarde is sprake van een vechtpartij die in 1373 plaatsvond tijdens een Spel van Strasengijs (afb.9).Ga naar eindnoot8. Het is zeer waarschijnlijk dat het hier gaat om een stuk van dezelfde inhoud als tSpel van Tresingis dat in 1447 in de stadsrekeningen van Dendermonde voorkomt en als het Spel van den Heere van Trasengijs dat voorkomt in een inventaris uit 1532 van de boucken van den Spelen van het Gentse processiegenootschap Sint-Kathelijne ter Hoeyen. Mogelijk is de inhoud van dit spel nader te bepalen met behulp van de vijftiende-eeuwse Franse roman Histoire de Gillion de Trazegnies. Mantingh heeft uitdagende vragen gesteld rond een mogelijk verband tussen het Strasengijs-spel en de abele spelen.Ga naar eindnoot9. Reden genoeg om aan het einde van dit artikel uitgebreider op deze casus terug te komen. In de stadsrekeningen van Arnhem is in 1395 sprake van een her nyters spil, gespeeld door gesellen; een Neidhartspel komt in Arnhem ook voor in 1419, 1432, 1448(?), 1521 en 1523. Het gaat hier ongetwijfeld om een klucht, waarin Neidhart het aan de stok heeft met de boeren. Er zijn verschillende Duitstalige Neidhartspelen bekend; het oudste, het zogenaamde St. Pauler Neidhartspiel, is fragmentarisch overgeleverd en stamt uit de tweede helft van de veertiende eeuw.Ga naar eindnoot10. Eveneens in Arnhem, op Odulphusdag (12 juni) 1401, wordt melding gemaakt van gesellen die van der roesen gespeeld hebben. Deze post is meermalen in verband gebracht met de Roman de la Rose-stof, hetgeen mij echter niet waarschijnlijk lijkt in verband met de enorme lengte en het overwegend statische karakter van deze tekst. Het zou ook om een soort toernooi kunnen gaan, zoals Hollaar en Van den Elzen hebben gesuggereerd onder verwijzing naar Duitse bronnen.Ga naar eindnoot11. In 1404 spelen de gezellen te Arnhem van den wijnter ende somer, een onderwerp dat uiteraard aan het abel spel doet denken, maar dwingend is het verband niet, aangezien het thema van de strijd tussen winter en zomer verschillende verschijningsvormen kende. Niettemin is het opvallend dat deze vermelding contemporain is met het ontstaan van het handschrift-Van Hulthem. In Zwolle is in 1514 de wijnter ende somer te zien geweest en in 1539 in Den Bosch een spel van den winter en de zomer.Ga naar eindnoot12. In 1411 is er in Arnhem een beloning voor den ghesellen die der coninc ende keyser speel spoelden opten Olden merct. De inhoud van dit stuk is niet bekend.Ga naar eindnoot13. Meer houvast biedt een vermelding in de stadsrekeningen van Brugge (1412-1413), waar ghesellen een bijdrage in de kosten ontvangen als zij een spel van Amys ende van Amelis spelen op de Burg.Ga naar eindnoot14. Het verhaal van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de twee vrienden die elkaar onvoorwaardelijk trouw zijn, heeft in de Middeleeuwen een grote verspreiding gekend.Ga naar eindnoot15. Het lijkt me waarschijnlijk dat het hier genoemde stuk meer in het bijzonder een dramatisering was van de episode waarin Amelis zijn beide kinderen doodt, opdat hij met het bloed de melaatse Amijs kan genezen, hetgeen ook lukt en waarna de kinderen springlevend blijken te zijn. Dit mirakel komt ook voor in de Miracles de Notre Dame als d'Amis et Amille lequel Amille tua ses deux enfans pour gairir Amis son compaignon (23).Ga naar eindnoot16. Het stuk lijkt zich te bevinden op het snijvlak van wereldlijk toneel en mirakelspel. Berucht is de vermelding dat in 1412 gezellen uit Diest te wagen ende te peerde Aken binnnengingen om een spel van Lancelot op te voeren: het lijkt hier te gaan om het abel spel, maar de middeleeuwse bron waarop dit teruggaat is onbekend. De vermelding is ook daarom opmerkelijk omdat het een vroeg voorbeeld zou zijn van (professionele?) spelers die ver van huis een opvoering geven. Ook de archieven van Zwolle lijken een (veel latere) verwijzing naar Lanseloet van Denemerken te bevatten, waarbij bovendien opmerkelijk is dat in de titel verwezen wordt naar de vrouwelijke hoofdfiguur: het spel van Sandrijn (1549 en 1550).Ga naar eindnoot17. In Leuven heeft men in 1421 een voorstelling op het Sint Pieterskerkhof van den stride van Woerinc (de slag bij Woeringen). Gaat het om een tableau vivant? Of is de veldslag werkelijk nagespeeld, wellicht als een soort toernooi? Het naspelen van een veldslag is geen unicum: in Lübeck heeft men in 1500 de slag van Hemmingstedt op de planken gebracht, nauwelijks twee weken nadat deze had plaatsgevonden.Ga naar eindnoot18. In Aalst spelen in 1421 de ghesellen van der stede een spel op de markt in personaigen vander kerstenen ende heydenen. Behalve een indicatie van de hoofdpersonen geeft deze omschrijving niets prijs over de inhoud.Ga naar eindnoot19. In Geraardsbergen wordt in 1423 op Sacramentsdag door een groot ghedeel van den jonghen ghesellen van der poert een spel op de markt opgevoerd van der batailge van Roelande ende Oliviere. Dezelfde stof wordt een twintigtal jaren later in Deinze op de planken gebracht: in 1444 is tspel van den wijghe van Ronchevale gespeeld door de Ghesellen van der Kercken, aansluitend op de Mariaprocessie op 15 augustus.Ga naar eindnoot20. In beide gevallen wordt de stof van het Roelandslied uitgevoerd op een kerkelijke hoogtijdag. Waren deze spektakels verwant aan de opvoering van de slag bij Woeringen in Leuven in 1421? Te Deinze is op vastelavond 1431 een Spel van Arnoute gespeeld voor de Markthal.Ga naar eindnoot21. Een indruk van de stof levert een groep rijmteksten, sommige in dramatische vorm uit Veelderhande geneuchlijcke dichten (1600), waarin het leven van de zwervers van de Aernoutsorde op ironische wijze gepresenteerd wordt. Het gaat hier dus om typisch vastelavondvermaak. Pleij situeert de oudste teksten van dit type rond 1500; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de vermelding van de opvoering in 1431 laat zien dat de traditie al eerder bestond.Ga naar eindnoot22. In Oudenburg worden in 1434 twee stukken op de markt opgevoerd die in de bron in een adem genoemd worden: teen van broeder Janne ende Tandre van den verloorne coninc. Wat de inhoud ervan was, blijft onduidelijk.Ga naar eindnoot23. In 1438 werd te Tielt een spel over de bekering van een ridder opgevoerd: Item up den Groot-vastenavond verteert bi den heere, bi der wet ende andren vergadert zijnde omme de Bekeeringe te zien spelene van den Ruddere, twelke een goed exempel was, want costume es, dat men up dien dag vergadert omme d'abatemente te ziene ende recreatie te habbene.Ga naar eindnoot24. Het lijkt hier om serieus toneel te gaan, dat misschien ook eerder ‘geestelijk’ dan ‘wereldlijk’ genoemd moet worden. Een aardig aspect van deze relatief uitgebreide optekening is dat eruit blijkt dat men het in Tielt in 1438 als een traditie beschouwde om op Groot-vastenavond bijeen te komen om een voorstelling bij te wonen. In de stad Geldern is in 1445 een spel gespeeld dat omschreven wordt als oeverlaten ende nederlanten: wat hiermee bedoeld is en om wat voor een soort spel het ging, is in duister gehuld.Ga naar eindnoot25. In 1445 is er in de stadsrekeningen van Aalst de volgende betaling genoteerd: Ghegeven in hoofscheden eenen gheselle van binnen der stede die een notabel spel ghedicht hadde van den afcomst van den kinde van Aelst. Dit is de enige vermelding die ik gezien heb, waarin de maker (en niet de spelers) van een dramatekst een beloning krijgt. Uit de formulering in hoofscheden kan wellicht opgemaakt worden dat het spel niet in opdracht van het stadsbestuur is gemaakt, maar dat men er toch wat voor wilde geven toen het eenmaal af was. Waarschijnlijk is het stuk ook opgevoerd in 1445, al vermeldt de bron dat niet. De inhoud van het stuk betreft blijkbaar de afkomst van Diederik van Aalst (1144-1166), die in de volksmond het kind van Aalst genoemd werd: het gaat dus om locale geschiedenis. In 1461 is opnieuw een voorstelling over deze stof te zien: met Pinksteren wordt er op een podium voor het Vleeshuis een spel gespeeld vanden feeten van wapene die 'tkint van Aelst in zinen leven ghedaen hadden in Heyenesse ende elders, ende hoe hem de keysere van Rome verleent hadde tsweert ende den scilt.Ga naar eindnoot26. Voor dit spel waren maar liefst zestig personen in touw. Bij festiviteiten ter gelegenheid van de afkondiging van de vrede brachten de ghezellen van Rhetoricke op 3 november 1475 opnieuw het spel vanden kinde van Aalst ten tonele, op de markt. We zien in Aalst dus drie keer een vermelding die betrekking heeft op dezelfde stof. Het gaat om de locale geschiedenis en enig (van bovenaf opgelegd?) chauvinisme zal niet vreemd zijn aan deze herhaalde opvoering. In 1459 verblijft hertogin Catharina van Kleef in Venlo in de week | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Pinksteren, aldaar spoilden men eyn spoil van Tristram voir mynre gnedigen vrouwen ende Joncfrouwen.Ga naar eindnoot27. Deze vermelding is om verschillende redenen interessant. Het is een getuigenis van een voorstelling voor een adellijk publiek, dat in dit geval exclusief vrouwelijk is. Het lijkt om een besloten voorstelling te gaan, speciaal voor dit gezelschap en ook dat is uitzonderlijk: uit de rekeningen van de graven van Blois en de hertog van Holland komt juist naar voren dat deze adellijke personen soms naar toneelvoorstellingen gaan, maar dat de acteurs slechts bij hoge uitzondering aan het hof komen spelen.Ga naar eindnoot28. En tenslotte: ook in dit geval is het niet vast te stellen of het echt een toneelspel of een ander soort vermaak is geweest dat in Venlo vertoond is, maar de vermelding is belangwekkend als getuigenis van de bekendheid van de Tristanstof in de Nederlanden: van het verhaal van Tristan en Isolde is in ons taalgebied alleen een fragmentarische tekst uit het midden van de dertiende eeuw bekend, naast vele toespelingen in romans op dit liefdespaar.Ga naar eindnoot29. In Deventer speelde men in 1470 klaarblijkelijk een meer kluchtig spel met de prachtige titel Lysken dat sie enen man hebben wolde die nae den harnasche roecke, gespeeld op vastelavond, de dinsdag voor Aswoensdag.Ga naar eindnoot30. In 1474 was in Bergen op Zoom een spel over de zeven tijdperken te zien, blijkens de vermelding: Dengenen die in de vastene lestleden speelden het spel van den VII eeuwen betaelt, ten bevele van burgemeesters ende scepenen voor costen bij hen lieden gedaen, tsavons als hy gespeelt hebben opten eersten dach 12 st.Ga naar eindnoot31. Waarschijnlijk gaat het hier om een allegorische verbeelding van de tijdperken waarin de wereldgeschiedenis opgedeeld werd.Ga naar eindnoot32. In Tielt had men in 1483 op de dinsdag na Pasen de ghezellen uit Deinze op bezoek, zij speelden voor de hallen een groet spel van Florijsse ende Blanchefloere. Hoewel de Vlaamse plaatsen Tielt en Deinze niet ver uiteen liggen (de afstand bedraagt hemelsbreed nog geen twintig kilometer), is het toch opmerkelijk dat een gezelschap uit de ene plaats in de andere komt spelen, een gebruik dat we aan het einde van de vijftiende eeuw in de bronnen aantreffen.Ga naar eindnoot33. Daarnaast is natuurlijk de genoemde titel interessant: de welbekende liefdesgeschiedenis van Floris en Blancefloer, die als verstekst en prozaroman bekend is. In 1491 speelt men in Ramskapelle (West-Vlaanderen) Van den payse. Waarschijnlijk werd er iets vertoond uit de recente geschiedenis, een fase uit de strijd tussen de opstandige Vlaamse steden en Maximiliaan van Oostenrijk.Ga naar eindnoot34. In hetzelfde jaar is er in Mechelen een scoen herlyc spel van den Gierigen Buyc, gespeeld door de rederijkers van de Violieren uit Antwerpen. Mogelijk gaat het hier om een spel waarin verschillende acteurs als de buik en andere lichaamsdelen van de mens optreden, waarbij de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
lichaamsdelen, na aanvankelijke opstandigheid, tenslotte moeten toegeven niet zonder de buik te kunnen. Anderzijds doet de titel ook denken aan een kluchtig vastelavondspel.Ga naar eindnoot35. Het jaar daarop (1492) gaan de rederijkers van de Violieren naar Leuven: eene uutreyse van rethoryken te Leuvene, daer sy, costelyk gefaeltuert, waren spelende een spel van sinnen ende speelden een esbatement van de VII Asen.Ga naar eindnoot36. Over de inhoud tasten we in het duister. In 1493 zijn de Antwerpse Violieren succesvol in Brussel: een reyse van Rethoryken te Bruesele, daer de guldebruers wonnen 't hoochste van den esbatemente van den Ketelere [...]. Ende Laureys van Ypersele, onse knape op die tyt, hadde den prys van de beste personagie voer hem selven.Ga naar eindnoot37. Waarschijnlijk was het een klucht: in het Franse drama komt de ketelsmid voor als de vrijbuiter met veel seksuele avontuurtjes.Ga naar eindnoot38. In 1495 laten de bestuurders van het St. Lucasgilde (waartoe de Violieren behoren) weer een spel opvoeren, dat zo succesvol is dat er een reprise nodig is: sy deden spelen 't spel van den coninc van Argon welc lanc is xxviij C en was sierlijc en aerdichlyken ghespeelt, so dat de Heeren begeerden dat men noch eens 't selve spel speelen moeste des disendachs na dat des sondaechs op ten half vastendach ghespeelt was. Het spel wordt opnieuw gespeeld in 1529.Ga naar eindnoot39. Mogelijk is dit spel verwant met één van de Miracles de Notre Dame (32), waarin koning Thierry van Aragon centraal staat. Zijn vrouw krijgt drie zonen, maar haar schoonmoeder laat de zonen verdwijnen en legt er drie honden voor in de plaats. De jongens worden te vondeling gelegd en groeien voorspoedig op. De moeder wordt weliswaar gevangen genomen en het land uitgezet, maar niet vermoord, zoals wel de bedoeling was. Uiteindelijk wordt de koning herenigd met zijn zonen en echtgenote. De laatste vermelding voor 1500 vinden we in 1498 te Deinze: daar spelen de ghesellen van rethorijke van Petegem met Pinksteren een scoen spel van Gryselle.Ga naar eindnoot40. Dit stuk sluit inhoudelijk aan bij een wijd verbreide traditie. Het verhaal over Griseldis (die de buitensporige beproevingen die haar man haar oplegt, lijdzaam ondergaat) komt onder andere voor in Boccaccio's Decamerone; deze vertelling werd door Petrarca in het Latijn vertaald. In de Franse literatuur wordt l'Estoire de Griseldis (1395) beschouwd als het oudste ernstige toneelstuk. In het Middelnederlands komt het verhaal over Griseldis voor in een handschrift uit de eerste helft van de vijftiende eeuw (Den Haag, Museum van het boek, 10 F 30), daarnaast is er een prozaroman waarvan de oudst bekende druk (circa 1500) gemaakt is door Jacob van Breda uit Deventer. In 1518 maakt een priester een drama in drie bedrijven van de Griseldis-stof voor zijn Gentse leerlingen; dit stuk werd in 1519 te Antwerpen gedrukt. In Lier voerde de rederijkerskamer De Groyende in 1556 een ander Griseldis-spel op.Ga naar eindnoot41. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op basis van al deze vermeldingen van spelen die minstens een indicatie van de inhoud bevatten, kunnen geen generalisaties worden gemaakt, maar er komen wel enkele lijnen uit naar voren. Zo valt op dat het komische toneel een minderheid vormt (Neidhart, Spel van Arnoute, Lysken, Ketelere en misschien ook Gierigen Buyc). Ten minste een deel van deze kluchten werden in de vastelavondperiode opgevoerd, maar het is goed te beseffen dat in deze tijd ook serieus toneel op de planken kwam, zoals het spel van de bekering van de ridder.Ga naar eindnoot42. Voorts is er een aantal voorstellingen te noemen waarin de (recente) geschiedenis centraal stond: Woeringen, het drama rond het kind van Aalst en Van den payse. Op het grensvlak tussen historische en epische stof liggen Strasengijs en de verbeeldingen van de slag bij Roncevaux. De genoemde vermeldingen zijn overigens alle uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstig. De grootste groep wordt echter gevormd door spelen die verwantschap vertonen met de ridderepiek: der coninc ende keyser speel, Amys ende Amelis, eventueel Strasengijs en de Roelant-spelen, van den verloorne coninc, Tristram, Floris ende Blancefloer en de Coninc van Argon. Soms is er stof gedramatiseerd die (waarschijnlijk later) ook als prozaroman of rijmdruk op de pers gelegd zou worden: Lancelot, de Roelantspelen, Floris ende Blancefloer en Gryseldis. Daarbij hoeft het niet steeds zo te zijn dat de speltekst aan de basis van de roman ligt, en zeker niet dat de prozaroman de directe bron is voor het toneelstuk: de verklaring van de overeenkomst kan ook zijn dat het gaat om geliefde en wijd verbreide verhalen die telkens opnieuw bewerkt worden, voor de drukpers en ook voor toneel. Interessante gegevens voor de relatie tussen prozaroman en dramatekst zijn overigens de vermeldingen van drukkers als toneelspelers: in Zwolle trad in 1479, 1484, 1492 en 1504 Peter Prenther (Peter van Os van Breda) op en in Arnhem speelt Tyman de Prenter met zijn gezelschap het spel van Henrick die Wilde (1523).Ga naar eindnoot43. Het overzicht geeft tevens de context waarin de overgeleverde teksten van de abele spelen gezien moeten worden. In dat verband zijn natuurlijk de vermeldingen van Lancelot en Winter-en-Zomer-spelen interessant, maar ook het feit dat er veel epiek (met koninklijke hoofdrollen!) gedramatiseerd is. Drie van de genoemde spelen staan inhoudelijk dicht bij de abele spelen: Strasengijs (waar ik later op terug kom), Floris ende Blancefloer en de Coninc van Argon. In Floris ende Blancefloer vormen de hoofdpersonen, als in de abele spelen, een liefdespaar, waarbij de ene geliefde Christen is en de ander mohammedaans. Een beletsel voor het huwelijk is het verschil in stand: net als in Lanseloet van Denemerken is het meisje hofdame en de jongen prins. De vader van Floris lijkt sterk op de moeder van Lanseloet: beiden willen voorkomen dat hun kind met een ondergeschikte trouwt. Ook bevat het verhaal het motief van de scheiding van de geliefden, namelijk wanneer Blancefloer in de harem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeelding 10.
De inventaris van boucken van den spelen, processiegenootschap Sint-Kathalijne ter Hoeyen uit Gent (Gent, Universiteitsbibliotheek, Hs. 2471). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de Oosterse emir verblijft. Dit zijn slechts voorbeelden, die gemakkelijk uitgebreid zouden kunnen worden.Ga naar eindnoot44. Ook het spel van de koning van Aragon (zoals we dat vinden in de Miracles de Notre Dame) kan met de abele spelen in verband gebracht worden: het bevat allerlei overeenkomsten met de Esmoreit, zoals de geboorte van een (of drie) prins(en), de kinderroof door een verrader, de gevangenschap van de moeder en natuurlijk de uiteindelijke hereniging. Tersteeg, die op deze overeenkomsten heeft gewezen, concludeerde hieruit dat het mirakelspel op dezelfde bron moest teruggaan als Esmoreit, namelijk het sprookje van de prins wiens wensen altijd uitkomen. Daarnaast zouden volgens hem andere elementen uit de Esmoreit op twee andere Miracles teruggaan.Ga naar eindnoot45. Ik zoek de verklaring voor de partiële overeenkomsten tussen de abele spelen en teksten als Floris ende Blancefloer en het Franse mirakelspel echter elders. De abele spelen zijn samengesteld uit allerlei bekende veelvuldig voorkomende motieven die de handeling op spannende wijze voortstuwen.Ga naar eindnoot46. Daaruit hoeft niet geconcludeerd te worden dat er een directe samenhang bestaat, eerder dat de theatermakers gebruik maakten van epische motieven en van wijdverbreide verhalen zoals Amijs ende Amelis en Griseldis, omdat zij boeiende stof op de planken wilden brengen. In bovenstaande inventarisatie zijn op enkele plaatsen overeenkomsten geconstateerd met de Miracles de Notre Dame en met de spelen uit de lijst van de Cirkelbroederschap te Lübeck. Deze overeenkomsten zijn volgens mij geen indicatie voor een directe samenhang tussen de spelen uit verschillende taalgebieden, wel laten ze zien dat theatermakers graag reeds succesvolle epische motieven en plots gebruikten.Ga naar eindnoot47. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De inventaris van Sint Kathelijne ter Hoeyen te GentNaast de vermeldingen in rekeningen en dergelijke, staat ons nog een andere, en zeer rijke, bron ter beschikking: een handschrift waarin de inventaris is opgetekend van het processiegenootschap Sint Kathelijne ter Hoeyen uit Gent (afb.10). Tot het bezit behoorden ook toneelspelen, opgesomd in een lijst uit 1532. Hier volgt eerst de tekst, waarin een nummering is aangebracht ten behoeve van de bespreking:
De boucken van den spelen, ghespecifiert elc bijzonder
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste dat opvalt is dat het gaat om boucken van den spelen: dus om complete toneelteksten in boekvorm, niet om aparte rollen, zoals het overgeleverde fragment van een Sararol uit een Abraham-spel dat bewaard wordt in het oud-archief van Zutphen.Ga naar eindnoot48. Het lijkt dus niet te gaan om teksten die klaarliggen om direct ingestudeerd te worden, maar mogelijk om een verzameling met een archieffunctie: uit deze boucken kan een toneelstuk geselecteerd worden als er aanleiding is voor een opvoering. Pleij suggereerde dat de broederschap wellicht de hand heeft weten te leggen op een reeds bestaand repertoire van een beroepsgezelschap.Ga naar eindnoot49. Voor de nummers 1, 2, 3 en 6 kan men betwijfelen of dit werkelijk spelen zijn geweest, aangezien deze enkel als bouc worden aangeduid; het is wel te verwachten dat de broederschap bronnen bezat over de geboorte en het leven van de heilige aan wie deze speciaal was toegewijd. Iets soortgelijks treft men aan in het handschrift waarin het Spel van den heilighen sacramente van der Nyeuwervaert is overgeleverd. Deze codex, die stamt uit het bezit van de Broederschap van den Heyligen Sacramente van der Nyeuwervaert (opgericht in 1463 te Breda), bevat niet alleen het spel, maar ook andere geschriften die voor de broederschap van belang zijn: de kroniek van de vinding van de hostie en de wonderen die in Niervaart en Breda waren geschied, het regelement van de broederschap, een gedicht dat de voorstellingen op het altaar van de Sacramentskapel in de kerk van Breda verklaart, een gebed ter ere van het Heilig Sacrament van Niervaart in het Latijn, met een Middelnederland- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
se vertaling, het gedicht Tlof vant heilich Sacrament vander Nyeuwervaert ende van mirakel, toegeschreven aan Anthonis de Roovere, en tenslotte afschriften van schuldbrieven en legaten ten gunste van de broederschap. Ook hier is de tekst van het toneelstuk dus verbonden met andere bronnen die verbonden zijn met de devotie van de broederschap.Ga naar eindnoot50. Een aantal van de spelen van het Kathelijnegilde is ook van elders bekend. Het spel van den Heleghen Cruce (4) komt als vermelding voor in 1505, 1541, 1542 te Tielt en in 1558 te Rousbrugghe-Haringhe en een spel van den Invencio van den Heleghen Cruse is geattesteerd te Tielt.Ga naar eindnoot51. Het spel van den conijnc van Arogoen (8) is hoogstwaarschijnlijk verwant met het spel de kamer De Violieren in 1495 en 1529 opvoerde, en is zojuist al besproken. Het spel van den Smet van Cameroen (9, lees: Cambroen) is heel bekend, zoals blijkt uit deze vermeldingen van opvoeringen: 1427 Oudenaarde, 1450 Tielt, eveneens 1450 Eeklo, 1502 Mechelen, 1509 Antwerpen, 1561 Mechelen. Het is een spel dat op een bekend antisemitisch mirakel teruggaat: een oude smid weet in een gerechtelijk gevecht tegen een jood te bewijzen dat deze laatste een Mariabeeld beschadigd heeft.Ga naar eindnoot52. In het spel van den Ridder van Coetchij (13) is uiteraard de Roman van de Borchgrave van Couchi herkenbaar, waarvan fragmenten van een Middelnederlandse versie bekend zijn. Op het spel van den Heere van Trasengijs (15) dat waarschijnlijk ook is opgevoerd in Oudenaarde en Dendermonde (zie hierboven), kom ik aanstonds terug. In de titel van het spel van Nabugodosor ende Olifernus (16) zijn de namen van Nebukadnezar en zijn legeraanvoerder Holofernus te herkennen. De moord van Judith op Holofernus is vaker onderwerp van een toneelstuk geweest: in Zwolle werd een Judithspel opgevoerd in 1543 en ook twee dramateksten zijn bekend.Ga naar eindnoot53. Het spel van Lucresia ende Eurialus (19) is interessant omdat het een tamelijk vroeg voorbeeld is van het doordringen van klassieke stof in het Middelnederlandse toneel. Hetzelfde verhaal heeft mogelijk ook bestaan in de vorm van een Middelnederlandse prozaroman (Jan van Doesborch?).Ga naar eindnoot54. Op bekend terrein komen we tenslotte met het spel van den Hertoghe van Bruisewijc (20): hoogstwaarschijnlijk te identificeren met het abel spel Gloriant.Ga naar eindnoot55. De lijst bevat allerlei geestelijke toneelteksten, wat ook te verwachten is bij een devotionele broederschap. Er zijn drie heiligenspelen (3, 5 (Eustatius) en 11), een stuk met apocriefe stof (16) en twee mirakelspelen (7 en 9). Daartussen zijn er echter ook heel wat wereldlijke onderwerpen, waarvan er acht duidelijk in kringen van de (hoge) adel gesitueerd zijn en daarmee aansluiten op de ridderepiek, maar ook in sfeer overeen zouden kunnen komen met de abele spelen (7, 8, 10, 12, 13, 15, 17, 20), mogelijk kan hieraan ook het stuk over de witte ridder (14) verbonden worden. Alles bijeen gaat het zeker niet om rederijkersrepertoire. De lijst is een teken dat spelen met epische stof ook in de zestiende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuw gewaardeerd bleven. Het is opvallend dat het komische repertoire geheel lijkt te ontbreken.Ga naar eindnoot56. Nader onderzoek zou wellicht kunnen uitwijzen of de broederschap de verzamelde spelen werkelijk heeft uitgevoerd. In dat verband is een brief van Georgius Hompe van belang, die hij in 1542 schrijft aan Ghysebrecht Scerpins, de betaalmeester van het klooster Nonnenbossche bij Gent. Hompe schenkt het klooster twee boeken (waaronder een Esbatement van den II crijghers) en vraagt Scerpins of deze hem een of twee esbatementen kan sturen: om een van dien jeghens desen toecommende Ste Katerinen daghe te spelene, want wy nyet zonderlincx en hebben, mitsdat de beste esbatementen die wy hebben verre alle ghespeelt zijn gheweest binnen X of XII jaren herwaerts.Ga naar eindnoot57. Hompe verzoekt dus om een of twee dramateksten ten behoeve van een opvoering op de naamdag van Sinte Catherina, aangezien de beste spelen uit de verzameling waar hij over beschikt, reeds kortelings opgevoerd zijn geweest. Daaruit blijkt dat er toneelvoorstellingen op Catherinadag waren; helaas is niet bekend of Hompe verbonden was aan het processiegenootschap Sint-Kathelijne: dan zou een verband tussen deze speeltraditie en de lijst van de broederschap gelegd kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een spel over Gillion van Trazegnies?Tot nu toe zijn veel spelen de revue gepasseerd en elk van de vermeldingen kan een uitgangspunt voor verder onderzoek zijn. Ik wil hier één casus verder uitwerken: de vermeldingen uit Oudenaarde en Dendermonde van Strasengijs en Tresingis en een vermelding van een stuk over dezelfde stof in de Gentse inventaris (Trasengijs). Daarbij moet een eerste voorbehoud zijn, dat het niet zeker is, of het hier steeds om precies dezelfde tekst gaat; dat de stof van de drie spelen (globaal) overeenkomt lijkt me wel waarschijnlijk. Op grond van de naam is er een verband gelegd met een Franse prozaroman van later datum, l'Histoire de Gillion de Trazegnies. Van deze roman geef ik nu eerst een samenvatting: Gillion van Trazegnies, een ridder van de graaf van Henegouwen, is getrouwd met Marie van Oostervant, maar het huwelijk blijft aanvankelijk kinderloos. Gillion doet dan de gelofte om naar het Heilige Land te gaan, indien God hem een erfgenaam schenkt. Wanneer Marie inderdaad in verwachting blijkt te zijn, neemt Gillion afscheid van haar waarbij hij haar een ring als aandenken schenkt. Hij bezoekt de heilige plaatsen, maar op de terugweg wordt zijn schip aangevallen, wordt hij gevangen genomen door de sultan van Egypte en belandt hij in de gevangenis te Babylonië (Caïro). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ondertussen bevalt zijn vrouw van een tweeling: Jean en Gérard. De sultan wil Gillion terechtstellen, maar zijn dochter Graciënne is verliefd op de gevangene geworden en weet haar vader te bewegen om hem in leven te houden. Als bewaker krijgt hij Hertan, die christen is en Gillion goed verzorgt. Hertan zorgt er ook voor dat Graciënne Gillion kan bezoeken en de sultansdochter bekeert zich tot het christelijk geloof. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
besluit hij met zijn zoons, Graciënne en Hertan (deze sterft onderweg) naar Henegouwen te gaan, waar Marie hen blij ontvangt. Marie en Graciënne trekken zich beiden terug in een klooster, waar zij kort daarop sterven. Ook Gillion treedt in in een abdij, maar als de sultan om zijn hulp vraagt, trekt hij opnieuw voor hem ten strijde, waarbij hij verwondingen oploopt die hem uiteindelijk het leven kosten. Zijn hart wordt teruggebracht naar Henegouwen, waar het wordt begraven in een graf tussen zijn beide vrouwen. Is het mogelijk dat de stof van de genoemde toneelspelen dezelfde is als die van de Franse prozaroman van Trazegnies? Een eerste probleem dat zich daarbij voordoet, is dat de Franse tekst omstreeks 1450 geschreven is; dat is zo'n driekwart eeuw later dan de eerste vermelding van de opvoering in Oudenaarde. Heeft er een eerdere versie van deze stof bestaan in de Franse letterkunde? Trazegnies behoort met teksten als l'Histoire des Seigneurs de Gavre, Gérard de Nevers en Gilles de Chin tot een groep prozaromans waarin de hoofdpersoon een lid van de Bourgondische adel is, vrijwel steeds afkomstig uit het gebied dat thans de grensstreek tussen Frankrijk en België is (Noord-Frankrijk, Henegouwen, Artois).Ga naar eindnoot58. Deze biografische romans zijn gemaakt in het midden van de vijftiende eeuw, maar sommige gaan terug op een dertiende-eeuwse tekst (Gilles de Chin en Gérard de Nevers).Ga naar eindnoot59. Dat er misschien ook een dertiende-eeuwse Franse versroman van de Trazegnies heeft bestaan, is op grond van rijmresten wel verondersteld.Ga naar eindnoot60. Misschien is een eerdere Middelnederlandse Trazegnies-tekst tot ons gekomen in twee fragmenten (Amsterdam, UB, I A 24k) die iets meer dan honderd versregels bevatten. Deze tekst vertoont duidelijke overeenkomst met het verhaal over Gillion van Trazegnies, maar ook belangrijke verschillen, zodat volgens mij niet uit te maken valt, of we hier werkelijk met hetzelfde verhaal te maken hebben.Ga naar eindnoot61. En er is nog een probleem wanneer we een verband willen veronderstellen tussen het Middelnederlandse toneel en de Franse prozaroman: deze behoort tot een specifieke groep Bourgondische romans. Een opvallend aspect van deze teksten is dat zij veel overeenkomsten vertonen in stijl, personages en motieven. De teksten kunnen in verband gebracht worden met één plaats van ontstaan: het atelier rond Jean de Wavrin te Lille. Vermoedelijk produceerde men daar niet alleen kopieën van bestaande teksten, maar werkte men ook oudere versteksten om en maakte nieuwe verhalen, gebruikmakend van allerlei bekende motieven uit bestaande avonturenverhalen. Zo ontstond daar een samenhangende groep van semi-historische ridderromans waarin de regionale adel uit vooral de dertiende eeuw de hoofdrol vervulde.Ga naar eindnoot62. Een tekst als Trazegnies is dus duidelijk verbonden met de locale ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
schiedenis en heeft als doel de politieke positie van het geslacht van Trazegnies te verbeteren door de wederwaardigheden van een roemvolle voorouder te vertellen. Waarom zou men in Oudenaarde, Dendermonde of Gent belangstelling kunnen hebben voor de locale geschiedenis van het geslacht van Trazegnies?Ga naar eindnoot63. Aan de andere kant: uit de Gentse inventaris blijkt wel degelijk belangstelling voor stof uit Noord-Frankrijk (de Smet van Cameroen (Cambron bij Kamerijk), de Ridder van Coetchij) en Henegouwen (naast Trasengijs, Den coninc van Ingghelant ende de quade moere huut Henegauwe). Een duidelijke aanwijzing voor belangstelling voor de Trazegnies-stof in Vlaanderen is dat Lodewijk van Gruuthuse in 1464 een fraai geïllustreerd exemplaar van de Franse prozaroman liet vervaardigen.Ga naar eindnoot64. Blijkbaar is de locale bepaaldheid van de stof geen onoverkomelijk obstakel; de onzekerheid over het bestaan van een vroege Trazegnies-tekst blijft wel lastig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Trazegnies’ en de abele spelenHet verband tussen het Middelnederlands toneel en de Trazegnies is dus niet onproblematisch, maar anderzijds is het wel erg aantrekkelijk dit verband te veronderstellen: de Franse prozaroman vertoont enkele structurele kenmerken die doen denken aan de Middelnederlandse abele spelen, reden voor Mantingh om zich af te vragen of het toneelstuk over Strasengijs mogelijk ook van hetzelfde ‘abele’ type geweest is. Mantingh noemt met name de ridderlijke sfeer waarin het liefdesverhaal zich afspeelt en de concentratie van de handeling op twee plaatsen waarvan er één in het Oosten gelegen is.Ga naar eindnoot65. Worden Mantinghs observaties door nader onderzoek bevestigd of ontkracht? Van Dijk heeft een aantal kenmerken genoemd op grond waarvan de tien toneelstukken die in het handschrift-Van Hulthem zijn overgeleverd, als een hechte groep beschouwd kunnen worden.Ga naar eindnoot66. Deze kenmerken bieden een goed uitgangspunt voor een vergelijking tussen Trazegnies en de drie ‘romantische’ abele spelen. Daarbij zullen de kenmerken die betrekking hebben op de vorm (zoals versificatie, rijmbinding en gebruik van overgangsmonologen) uiteraard buiten beschouwing blijven. In de structuur van de abele spelen is er een neiging tot tweedeling wat betreft de locaties, waarbij de personages in principe aan een van beide locaties verbonden zijn. In de romantische spelen vormt de liefde het belangrijkste thema; dit thema is verweven met dat van de bedreigde dynastie. De mannelijke hoofdpersonen zijn troonopvolgers in christelijke landen; de vrouwen zijn ver weg. De tweedeling in de plaats van handeling is in grote lijnen terug te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vinden in Trazegnies: het verhaal speelt zich af in Henegouwen en Egypte. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat in Esmoreit en Gloriant de plek waar de dame woont, Oosters is (Damascus respectievelijk Abelant). Daardoor is er ook een verband tussen de plaats van handeling en de (aanvankelijke) geloofstegenstellingen tussen de geliefden. Het is frappant dat we diezelfde Oost-West-tegenstelling zien in Trazegnies in de verhaallijn van Gillion en Graciënne, zowel wat betreft de locatie (Henegouwen versus Babylonië) als wat betreft de hoofdpersonen (christelijke man wordt verliefd op Oosterse prinses). Anderzijds is de tweedeling van de locaties in de prozaroman niet zo strikt als in de genoemde spelen: ook andere plaatsen van handeling (Rome, het Heilige Land, Tripoli) komen voor als tijdelijke verblijfplaats van de personages. Ook de thematiek van de liefde die verbonden is met het thema van de bedreigde dynastie is evident aanwezig in de Franse prozaroman: Gillion had Graciënne nooit ontmoet, als hij niet op pelgrimage gegaan was, een pelgrimage die hij ondernam omdat zijn gebed om een erfgenaam verhoord was. Ook elders in de roman speelt het belang van de dynastie een rol: wanneer Gillion net van Amaury het bericht heeft gehoord dat zijn vrouw zou zijn overleden, treurt hij niet alleen om haar, maar ook vanwege het uitsterven van het geslacht.Ga naar eindnoot67. In dit opzicht staat Trazegnies het dichtst bij Gloriant, waarin genoemde thema's het duidelijkst met elkaar verbonden zijn: bij aanvang van het stuk weigert Gloriant uit hoogmoed een vrouw te zoeken en daarover maken zijn raadgevers Godevaert en Gheraert zich nadrukkelijk zorgen, omdat het immers in het belang van het land zou zijn als Gloriant kinderen zou krijgen (vooral vs. 37-187). De Esmoreit bevat een andere variant op het thema: daar wordt de handeling in gang gezet door de verrader Robberecht, die als neef van de koning gehoopt had zelf troonopvolger te zijn, maar die zijn droom ziet vervluchtigen door de geboorte van de koningszoon Esmoreit. Het voortbestaan van de dynastie is dus wel een belangrijk motief in dit spel, maar niet direct verbonden met het liefdesmotief. Kijken we vervolgens naar de personages. Als gezegd, zijn in de abele spelen de mannen steeds troonopvolger in een christelijk land: Esmoreit is de zoon van de koning van Sicilië, Gloriant de hertog van Brunswijc en Lanseloet prins van Denemerken. Vergelijken we daarmee Gillion van Trazegnies, dan blijkt dat hij wat lager in de hiërarchie staat: hij is een gewaardeerd ridder uit het gevolg van de graaf van Henegouwen en heeft een eigen kasteel, maar tot de hoogste adel behoort hij niet. Over de vrouwelijke hoofdpersonen merkt Van Dijk op dat zij ‘ver weg’ zijn, een wat vage formulering om ook Sanderijn in het rijtje te laten passen: Damiët en Florentijn zijn Saraceense prinsessen, Sanderijn is aanvankelijk hofdame van Lanseloet, maar vlucht later naar Rawast, een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver land dat niet nader wordt ingevuld. De ridder die Sanderijn daar ontmoet roept bijvoorbeeld geen mohammedaanse goden aan, zoals de personages in de omgeving van Damiët en Florentijn wel veelvuldig doen. Ook in dit opzicht lijkt Trazegnies het meest op Esmoreit en Gloriant, waarin de held trouwt met een gekerstende Saraceense prinses.Ga naar eindnoot68. Bij een vergelijking van Trazegnies en de abele spelen zijn naast de zojuist besproken kenmerken ook enkele andere elementen van belang, opnieuw vooral uit Esmoreit en Gloriant. In deze teksten zijn belangrijke bijrollen weggelegd voor de verrader en de helper. In de Esmoreit is de verrader uiteraard Robberecht, die Esmoreit als baby verkoopt en tweespalt zaait tussen de koning en de koningin aangezien hij de vorst wijsmaakt dat zijn vrouw de pasgeborene vermoord heeft. De koning gelooft dit, waardoor de koningin vele jaren in de gevangenis moet doorbrengen en het koningspaar gescheiden leeft. In de Gloriant is Floerant degene die de beide geliefden verraadt, waardoor zij gescheiden van elkaar gevangen gezet worden. In Trazegnies is de verrader Amaury, die Gillion doet geloven dat Marie nog tijdens haar zwangerschap gestorven is, waardoor Gillion geen reden meer heeft om naar huis terug te keren en Marie en de tweeling in onzekerheid blijven verkeren over het lot van Gillion. Met andere woorden: de verrader houdt man en vrouw gescheiden (de ouders van Esmoreit, Gloriant en Florentijn, Gillion en Marie), en drijft zo ook een wig tussen ouder en kind (Esmoreit en zijn ouders, Gillion en de tweeling). Esmoreit gaat op zoek naar zijn ouders, de tweeling naar hun vader Gillion de Trazegnies, en bij het slagen van deze zoektochten speelt een herkenbaar wapen (op Esmoreits hoofdband, respectievelijk de uitrusting van de tweeling) een cruciale rol. De hoofdband kent nog een andere parallel in Trazegnies: Damiët geeft de band mee omdat mogelijk iemand deze zal herkennen als de doek waarin ooit de baby te vondeling gelegd werd; evenzo geeft Marie de ring die haar man geschonken had, mee aan de tweeling als herkenningsmiddel. Naast de verrader is in de Gloriant ook de helper een belangrijke bijfiguur. Ik doel dan natuurlijk op Rogier die, op verzoek van Florentijn, Gloriant bevrijdt uit het gevang, hem zijn zwaard en paard teruggeeft en met Gloriant een plan smeedt om Florentijn te redden en zo het paar te herenigen waarop zij uiteindelijk gedrieën naar Gloriants thuisland gaan. Er zijn overeenkomsten tussen deze Rogier en Hertan, die Gillion helpt waar hij kan, zorgt dat de geliefden elkaar kunnen ontmoeten, en uiteindelijk met Gillion en Graciënne meegaat naar Henegouwen.
Er zijn, kortom, opmerkelijke overeenkomsten te zien tussen de abele spelen (in het bijzonder Esmoreit en Gloriant) en Trazegnies. Maar daarnaast zijn er ook duidelijke verschillen te constateren. Allereerst het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
motief van de bigamie, dat in Trazegnies voortdurend de spanning medebepaalt: het publiek hoopt natuurlijk dat Gillion en Marie eens weer verenigd worden, maar leeft anderzijds ook mee met de ontluikende liefde van Graciënne en Gillion. Daardoor krijgt het verhaal van de held en de Oosterse prinses een eigen kleur, maar het gaat om een inhoudelijk motief en niet om een aspect dat in tegenspraak is met een mogelijke opvoering van de stof van de prozaroman. Ingewikkelder ligt het met de localisering: als gezegd komen in de Trazegnies veel meer dan twee locaties voor, al zijn Henegouwen en Babylonië de voornaamste plaatsen van handeling. Daaraan verbonden is dat er nogal wat veldslagen en gevechten plaatsvinden in de roman, terwijl in de abele spelen dergelijke krijgshaftigheid zo goed als geheel ontbreekt (alleen Gloriant bevrijdt Florentijn gewapenderhand). Toch is dit geen werkelijk bezwaar: de meerdere plaatsen van handeling zijn vooral verbonden aan de verhaallijn van de tweeling die op zoek gaat naar de vader, daarbij gevangengenomen en gescheiden, en vervolgens weer herenigd wordt. Deze verhaallijn is grotendeels een verdubbeling van de hoofdhandeling rond Gillion en zou in een hypothetisch toneelstuk flink ingekort kunnen worden.Ga naar eindnoot69. In dat verband is het opmerkelijk dat in Esmoreit soortgelijke zoektochten uiterst kort worden weergegeven: de zoektocht van Esmoreit naar zijn moeder beslaat één overgangsmonoloog (vs. 592-613), de zoektocht van Damiët en Platus naar Esmoreit wordt door niet meer dan zes regels gedekt (vs. 868-873), waarbij mogelijk op het toneel ook enig stil spel (zoekend en bedelend lopen) te zien was. Door gebruik te maken van theatrale middelen als de overgangsmonoloog en het dekken door middel van gesproken tekst van handeling die niet op het toneel te zien is geweest, kan de prozaroman Gillion de Trazegnies heel goed tot een kortere en opvoerbare toneeltekst herschreven worden.Ga naar eindnoot70. Wat valt er nu te concluderen uit deze vergelijking tussen de romantische abele spelen en de prozaroman van Gillion de Trazegnies? Vooropgesteld moet worden dat bij gebrek aan een dramatekst van Strasengijs, Tresingis en Trasengijs èn van een vroege versie van de Franse roman, er niets met zekerheid gesteld kan worden. Op grond van de naamsovereenkomst is wel waarschijnlijk dat er een toneelspel geweest is in de Nederlanden over dezelfde stof als de latere Franse prozaroman. Ging het daarbij ook om een stuk van eenzelfde type als de abele spelen? Er zijn heel wat overeenkomsten te bespeuren die in die richting wijzen, maar we moeten ons afvragen wat die overeenkomsten eigenlijk bewijzen. De geliefden die moeilijkheden (bijvoorbeeld fysieke afstand of verschil in geloof) moeten overwinnen voordat zij zich kunnen verenigen, kinderen die op zoek gaan naar hun ouders, de verrader die mensen uiteen drijft, de trouwe helper die uitkomst brengt in penibele situaties: het zijn allemaal sterke motieven die bruikbaar en gangbaar zijn in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhalen en plots die een spannende opeenvolging van avonturen als basis hebben.Ga naar eindnoot71. In dat kader past de stof van Trazegnies goed: het is een spannend avonturenverhaal met een bevredigende afloop. Toch zou het een ongelukkige voorstelling van zaken zijn, als we Strasengijs zouden zien als een vijfde abel spel. Beter is de gesignaleerde overeenkomsten te beschouwen tegen de achtergrond van het overzicht van archiefvermeldingen. Uit de vermeldingen kwam immers naar voren dat middeleeuwse theatermakers graag gebruik maken van allerlei elementen uit de ridderepiek, elementen die ook in de abele spelen te vinden zijn. Zo bezien zijn zij, net als Strasengijs, onderdeel van een bredere (maar goeddeels niet in dramateksten overgeleverde) toneelcultuur waarin met succes gebruik gemaakt werd van motieven die ook in romans telkens voor een boeiend verhaal zorgden.Ga naar eindnoot72. Met deze constatering wordt de uniciteit van de abele spelen sterk gerelativeerd, al blijft onverlet dat de romantische ernstige spelen uit het handschrift-Van Hulthem vroege vertegenwoordigers van dit type drama vormen, en in dat opzicht bijzonder zijn en blijven. |
|