Spel en spektakel
(2001)–Hans van Dijk, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdMiddeleeuws toneel in de Lage Landen
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
Oorsprong, betekenis en functie van de eigennamen in de abele spelen Esmoreit, Gloriant en Lanseloet van Denemerken
| |||||||||||||||||
EsmoreitDe Esmoreit is een hoofd met meer dan één kruin. In zijn eerste monoloog (r. 31-57) spreekt Robbrecht, neef van de koning van Sesilien, zijn ontgoocheling uit over het feit dat zijn oude oom tegen elke verwachting in een zoon en erfgenaam verwekt heeft, en dat het koninkrijk nu aan zijn neus voorbij zal gaan. Vandaar Robbrechts besluit het kind te doden. Ondertussen ziet meester Platus, de sterrenwichelaar van de Saraceense koning van Damast, in de sterren dat er in het christenrijk een kind geboren is dat het koninkrijk Damast zal overmeesteren. De ge- | |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
dachte aan koning Herodes dringt zich op. Besloten wordt het kind te zoeken, maar niet om het te doden. Integendeel, door een Saraceense opvoeding denkt meester Platus het noodlot in zijn voordeel om te kunnen buigen. Zijn opzet zou ook gelukt zijn als niet uitgerekend de koningsdochter van Damast verliefd geworden was op de ‘vreemdeling’. De hofastroloog Platus doet sterk denken aan zijn collega aan het Saraceense hof van Jeruzalem in de curieuze roman Seghelijn van Jherusalem. Ook deze voorspelt de geboorte van een kind dat het rijk verkerstenen zal, maar dit keer is de koning zelf de verwekker. Dat het kind desondanks de godsdienst der christenen is toegedaan, komt omdat zijn moeder, de koningin, in het geniep christen is. Het was een beroep op de ware God die haar zwanger deed worden, na vruchteloos tot de Saraceense afgoden gebeden te hebben. Ook komt er in deze roman een cruciale wisseltruc voor: de koningin wendt voor dat haar zoon dood geboren is, waarna het kind bij pleegouders opgroeit tot het achter zijn ware identiteit komt. Als Robbrecht en Platus elkaar ontmoeten, geeft Robbrecht echter een heel andere reden op, waarom hij zich van het kind wil ontdoen: hij heeft in een droom gezien dat het kind zijn dood zal zijn (vs. 168-169). Dat doet weer denken aan het kind Merlijn in de Historia regum brittani(a)e. De magiërs van koning Vortigern - die zijn neefjes tracht te doden om zich het koninkrijk toe te eigenen - zien in de sterren dat er een kind geboren is dat hun dood zal zijn, en daarom laten zij koning Vortigern het kind opsporen om het te doden. De onmogelijke geboorte - de koning van Sesilien was menselijkerwijs gesproken te oud - doet denken aan Joachim, de vader van de moedermaagd Maria. Voor het publiek zal duidelijk geweest zijn dat het kind een missie in de heilsgeschiedenis te vervullen had, anders word je niet zo geboren. Dat moet dan, mede gelet op Gloriant, de herovering van het Heilig Land zijn. Evenals in de andere abele spelen heeft niet elk personage een eigennaam:
Als wij de tekst van de abele spelen, zoals overgeleverd in het handschrift-Van Hulthem, accepteren als in voldoende mate representatief voor de tekst van het origineel, dan betekent dit dat ook in de auteurs- | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
tekst c.q. de regisseurstekst de koning noch de koningin van Sesilien een naam droeg. Realiseren wij ons ook dat de abele spelen toneelteksten zijn, en kijken wij naar de wijze waarop de verschillende personages functioneren dan zien wij dat sommigen grotere rollen hebben dan anderen. Het heeft er alle schijn van dat het wel of niet hebben van een eigennaam te maken heeft met het vervullen van een hoofd- dan wel een bijrol. Misschien mogen wij zelfs een stap verder gaan en veronderstellen dat de dragers van een eigen naam ‘individuen’ zijn, terwijl de naamlozen een type voorstellen, en in voldoende mate geïdentificeerd worden door hun functie. Deze personages zullen er door hun kleding en attributen uitgezien hebben als ‘de koning’ of ‘de koningin’, en kennelijk was dat voldoende. De naam Esmoreit is (samen met verhaalstof) met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ontleend aan (de Middelnederlandse vertaling/bewerking? van) de lijvige Oudfranse avonturen- en kruisvaartroman Baudouin de Sebourc.Ga naar eindnoot4. Zo lijvig en complex is deze roman dat alleen al het maken van een samenvatting een opgave van formaat is.Ga naar eindnoot5. Dat deze roman als bron van inspiratie dienst gedaan heeft, blijkt uit het gegeven dat in Baudouin de Sebourc naast Esmoreit nog andere abele spelen-eigennamen voorkomen: Abilant, Afrique, Alexandre, Damas, Damiette, Danemarche, Gerard, Gloriant, Godefroi (= Godevaert), Hongrie, Lancelot, Normandie, Robert (= Robbrecht), Rouge Lion, en Sicile. De link met Baudouin de Sebourc werd al door C.A. Serrure gelegd, maar er is - bewust? - weinig mee gedaan, zowel om de originaliteit van de abele spelen te koesteren alsook omdat de abele spelen-auteur wel de eigennamen maar niet of nauwelijks de context heeft overgenomen.Ga naar eindnoot6. Zou hij ontleend hebben zoals de Moriaen aan de Walewein ontleend heeft, er was geen enkel probleem. Maar in geval van de abele spelen en Baudouin de Sebourc lijkt er geen sprake van enige vorm van specifieke intertekstualiteit. De naam Damiet kan niet anders dan op de Egyptische havenstad Damiate slaan, die een hoofdrol speelde in de Vijfde en Zevende Kruistocht. In 1219 werd Damiate voor het eerst veroverd, maar de stad bleef niet behouden. Tijdens de Zevende Kruistocht werd Damiate op een wonderbaarlijke wijze opnieuw veroverd door koning Lodewijk de Heilige van Frankrijk (A.D. 1249), maar dit succes werd een jaar later gevolgd door de overgave van het expeditieleger te Fariskoer (Mansoera). Dit Waterloo moet net als Roncevale een open wond in het geheugen van de christenheid geweest zijn. Door Esmoreit Damiet tot vrouw te laten nemen wordt de stad bij wijze van spreken definitief ingenomen.Ga naar eindnoot7. De naam Robbrecht is te algemeen bekend voor een ondubbelzinnige referentie aan een bepaalde Robbrecht.Ga naar eindnoot8. Datzelfde probleem doet zich in Gloriant voor met de naam Godevaert. Projecteert men de abele spelen | |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
op een kruisvaart-decor dan zou men met een beetje goede wil in Robbrecht en Godevaert spraakmakende helden uit de Eerste Kruistocht kunnen herkennen: Robrecht van Normandien dan wel Robrecht de Vries en Godevaert van Bouillon. Maar even goed kan Robbrecht ontleend zijn aan de roman Joncker Jan uut den Vergiere, die vrijwel zeker door de abele spelen-auteur gekend en gebruikt is, en met wie de Esmoreit het vondeling-motief gemeen heeft.Ga naar eindnoot9. Dat Robbrecht in Esmoreit een negatief personage is, doet er vermoedelijk niet toe.Ga naar eindnoot10. Zijn naamgenoot, de vader van Sanderijn in Lanseloet van Denemerken, is een uitgesproken positief personage. Robbrecht moet zeer waarschijnlijk beschouwd worden als een vertrouwd klinkende, en voor een dergelijk personage passende naam. Met Platus wordt vrijwel zeker aan de Griekse filosoof Plato gerefereerd, al kan er sprake zijn van contaminatie met de auteur Plautus. Dat Plato bedoeld wordt, leid ik af uit een passage in de Heimlicheid der heimlicheden, waarin Plato aangewezen wordt als een exemplarisch astroloog, die zijn kennis en kunde aanwendde om onheil af te wenden.Ga naar eindnoot11. Het daar besproken experiment met het ‘gifmeisje’ slaagde; door nutritura werd haar natura daadwerkelijk veranderd. En ook vinden wij hier de rechtvaardiging van Platus' poging het dreigend onheil te voorkomen. In het stuk komen de volgende toponiemen voor:
De naam Baldarijs komt twee keer voor, en wel in rijmpositie (vs. 184, 214). Het is een ‘geveinsde’ naam, net als Rawast in Lanseloet van Denemerken. Het is immers absoluut niet Platus' bedoeling Robbrecht te vertellen waarheen hij Esmoreit zal meenemen. Daarom bedenkt Platus een naam die Saraceens genoeg klinkt om Robbrecht gerust te stellen. In feite is Baldarijs een persoonsnaam, de vermiddelnederlandsing van de tovenaar Baudris, uit het Oudfranse chanson de geste Maugis d'Aigremont. Opmerkelijk is de verschrijving van de kopiist in vs. 214. Eerst schreef hij blan maar expungeerde dat en schreef vervolgens balderijs. Uit een eerdere verschrijving in de tekst maak ik op dat de kopiist de tekst kende, en dus uit zijn geheugen een woord haalde waarvan hij dacht dat het er zou moeten staan, maar bijtijds bemerkte dat hij zich vergist had. Welk woord kan er voor in zijn geheugen gelegen hebben? Voor mogelijk houd ik Blandas, een legendarische Saraceense havenstad die twee keer exclusief genoemd wordt in Floris ende Blancefloer. | |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
Op basis van Rawast en de overeenkomst tussen Gloriant en Floris ende Blancefloer veronderstel ik deze roman bekend bij de auteur van de abele spelen. Damast is de zeer gebruikelijke middeleeuwse benaming voor Damascus in Syrië, na Jeruzalem de tweede stad in het Heilig Land. Ter hoogte van Damascus lag de uitgang van het Aards Paradijs, Abraham woonde er en Paulus werd er bekeerd. Tot de desastreus verlopen aanval op Damascus tijdens de Tweede Kruistocht (A.D. 1148) leken de kruisvaarders onoverwinnelijk. Het fiasco was het begin van het einde: de val van Saint-Jean d'Acres (A.D. 1291). Hongherien is het christenkoninkrijk Hongarije. Het land speelt een rol in de geschiedenis van Brabant, omdat de Franken - nazaten van Francio, zoon van Hector van Troyen - daar enige tijd vertoefd hebben. Maar of hieraan geappelleerd wordt, waag ik te betwijfelen. Ook uit de geschiedenis van Brabant is bekend de fameuze Lijsbeth van Doringen (Elisabeth van Thüringen, (gest. 1231)), de voorbeeldig verduldige dochter van de koning Andreas II van Hongarije.Ga naar eindnoot12. Sesilien is het koninkrijk Napels, het zuiden van Italië met het eiland Sicilië. Torkien is Turkije, het door de Saracenen bezette deel van Klein Azië, vroeger onderdeel van het Oostromeinse rijk. | |||||||||||||||||
GloriantVan de drie abele spelen het simpelste. Evenals in Esmoreit speelt het zich zowel in het Nabije Oosten als dicht bij huis af. In Bruuyswijc leeft een jonge hertog Gloriant die zich te goed voelt voor een relatie met een vrouw, en die daarom in strijd met het landsbelang weigert zich voort te planten. En in Abelant woont de Saraceense princes Florentijn die o zo graag een man zou willen hebben, maar tot haar verdriet niemand kan vinden die goed genoeg is. Als Florentijn van Gloriant hoort, stuurt zij haar vertrouweling Rogier met een gelijkend portret naar Bruuyswijc, waarop Gloriant op het eerste gezicht verliefd wordt. De dreiging dat hij net als Narcissus voor zijn hoogmoed gestraft zal worden, wordt niet bewaarheid. Evenals Floris - in Floris ende Blancefloer - begeeft Gloriant zich naar Abelant, vindt daar Florentijn, maar wordt verraden door Floerant, neef van Rode Lioen, de vader van Florentijn. Met hulp van Rogier slaagt Gloriant erin uit zijn gevangenis te ontsnappen en de terechtstelling van Florentijn te voorkomen. Samen gaan zij terug naar Bruuyswijc, en zij leefden nog lang en gelukkig. Ten tijde van de vervaardiging van de abele spelen moeten er meerdere chansons de geste en romans geweest zijn, waarin bezongen en be- | |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
schreven werd hoe een christenridder zich om wille van een Saraceense prinses moederziel alleen in het hol van de (Rode) leeuw begaf, en tegen elke kans in niet alleen een goed heenkomen vond, maar ook nog de uiteindelijke bezitter van haar en haar stad werd. Waar de auteur exact zijn inspiratie heeft opgedaan is daarom moeilijk na te gaan, maar Floris ende Blancefloer en Heinric en Margriete van Limborch kunnen vrijwel zeker tot zijn literaire horizon gerekend worden. In Gloriant komen de volgende personages voor:
Gloriant is een sprekende naam: hij wordt bezield door gloria, hier te vertalen als ‘eigen roem’. Waar Lanseloet in Lanseloet van Denemerken nog te jong is om zelfstandig de macht uit te kunnen oefenen en zich de bemoeizucht van zijn moeder moet laten welgevallen, is Gloriant eigen baas. Met alle gevolgen van dien: hij misbruikt zijn jeugdige overmoed door puur egocentrisch denken en is ziende blind en horende doof voor het landsbelang dat hem wordt voorgehouden door zijn oom Gheraert van Normandien en zijn raadgever Godevaert. In de loop van het stuk rehabiliteert hij zich door zijn dapper gedrag en zijn opofferingsgezindheid. De naam Gloriant is geen onbekende naam, en daarom is er geen prototypische Gloriant aan te wijzen. Feit is dat de naam ook voorkomt in Baudoin de Sebourc en dat de vrouwelijke hoofdpersoon in de roman Joncker Jan uut den Vergiere, die door de auteur van de abele spelen gebruikt werd voor Lanseloet van Denemerken de naam Gloriande draagt. De combinatie Gheraert + Normandien lijkt op die van Lanseloet + Denemerken. Gheraert appelleert aan de Karel-epiek, met name aan Gheraert van Vianen of Gheraert van Rousillon, terwijl Normandië riekt naar de wereld van koning Artur, al komt ook in de wereld van het chanson de geste de naam Normandie voor. Godevaert is zo'n bekende naam in het Brabantse dat onmogelijk kan worden uitgemaakt of er aan een specifieke Godevaert gedacht moet worden. Zo kon men denken aan de drie Brabantse hertogen van die naam die het publiek gekend kan hebben van de Grimbergse Oorlog. Zeker is dat ‘onze’ Godevaert vroeger een groot strijder was, want hij versloeg de vader van Roede Lioen voor de muren van Abelant. Niets belet het publiek daarom te denken aan de exemplarische Brabantse | |||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||
kruisvaarder en eerste koning van Jeruzalem: Godevaert van Bouillon. Roede Lioen is de letterlijke vertaling van Rouge Lion, Saraceens vorst van het legendarische Abilant. De naam is vrijwel zeker ontleend aan Baudouin de Sebourc. Het is heel goed mogelijk dat de naam Roede Lioen bekend was bij het publiek, en dat de auteur van de abele spelen zijn Gloriant als het ware in de literatuur van zijn tijd invlocht, alsof het stuk deel uitmaakte van de kruisvaart-cyclus. De naam Florentijn oogt niet als typisch Saraceens, maar wordt ook in de Roman van Florigout voor een Saraceense prinses gebruikt. Omdat de neef van haar vader Floerant geheten is, zou men kunnen veronderstellen dat Florentijn een vrouwelijke afleiding daarvan is. Met de stad Florence lijkt de naam noch de prinses iets van doen te hebben. Rogier is niet alleen geen Saraceense naam, het is - althans in het Middelnederlands - ook geen literaire naam. In de Brabantse historiografie is de naam echter zeer gebruikelijk. Floerant is evenmin een typisch Saraceense naam, maar wel literair, en hij komt vaker voor. Mogelijk heeft de abele spelen-auteur de kakelbonte roman Florent ende Durant gekend, die helaas zeer fragmentarisch bewaard is gebleven.Ga naar eindnoot13. Geen personage maar wel de drager van een eigennaam is Eysenbaert, broer van de vader van Roede Lioen, gedood in de strijd voor Abelant door Gloriants vader, samen met twee neven van Roede Lioen. De naam Eysenbaert klinkt niet Saraceens, en komt twee keer in rijmpositie voor. In de Middelnederlandse epiek is deze naam verder niet teruggevonden, en het is onduidelijk waar de abele spelen-auteur hem vandaan gehaald heeft.Ga naar eindnoot14. Als hij hem ontleend heeft aan het Anglonormandisch chanson de geste, Gormont et Isembart - het unieke fragment wordt in Brussel bewaard - dan heeft hij enkel en alleen de naam overgenomen en niets uit de context.Ga naar eindnoot15. Veelbetekenend is de naam van het paard van Gloriant, Vaelentijf. Hier moet een dwingende referentie aan Roelant verondersteld worden, maar er wordt niets mee gedaan! Behalve de naam van diens paard is er niets dat aan het Roelantslied doet denken. Er is slechts sprake van de strijd tussen christenen en Saracenen, waarbij de Saracenen vooralsnog aan de winnende hand zijn. Zij immers hebben Abelant en Damast in hun bezit, maar als het aan de auteur van de abele spelen ligt, zal daar niet door geweld, maar door de liefde een eind aan komen. Esmoreit zal verhaaltechnisch gesproken koning van Damast worden en Gloriant koning van Abelant. In het stuk komen de volgende toponiemen voor:
| |||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||
Abelant is een niet bestaande stadstaat ergens in het Saraceense, zeer waarschijnlijk ontleend, samen met de vorst Roede Lioen, aan Baudouin de Sebourc. Antiotse is Antiochië, het huidige Antakya in Turkije. Belegering en val van de stad behoren tot de hoogtepunten van de Eerste Kruistocht. Na de inname komt Antiochië in handen van Bohemond van Apulië, zoals hij in Die alder excellenste cronycke van Brabant heet. Apulië maakt deel uit van het koninkrijk Sicilië, en Bohemonds naam wordt in een adem genoemd met die van Godevaert van Bouillon en Robrecht van Normandien. In de wereld van het chanson de geste is Antiochië overbekend van het kruisvaartgedicht Chanson d'Antioch, waarvan ook een Middelnederlandse bewerking, zij het zeer fragmentarisch, bewaard is gebleven.Ga naar eindnoot16. Het koninkrijk Averne werd traditioneel als Auvergne geduid - al was dat ten tijde van het ontstaan van de abele spelen geen koninkrijk - maar tegen deze opvatting is bezwaar gemaakt door Wim van Anrooij en Remco Sleiderink: Averne zou begrepen moeten worden als het koninkrijk Navarra.Ga naar eindnoot17. Nu is het inderdaad waar dat sommige Middelnederlandse teksten Spaanse toponiemen bevatten, waarschijnlijk als gevolg van Oudfranse chansons de geste die zich afspelen op het Iberisch schiereiland. Zo moet hier te lande - getuige onder andere het tweede stuk van de Ferguut - het nu vergeten chanson de geste Folque de Candie (zeer?) bekend geweest zijn.Ga naar eindnoot18. Maar anders dan in het tweede stuk van de Ferguut, dat een aantal Spaanse eigennamen bevat, is er geen tweede naam in de abele spelen die richting Spanje wijst.Ga naar eindnoot19. Wel is er een Gheraert van Noermandien in de Gloriant en is in hetzelfde stuk de Saraceense prinses Florentijn(e) zo hoog dat ze zelfs de koning van Vranckerijc zou kunnen trouwen. Nader onderzoek wijst uit dat de associatie Averne = Navarra van Duitse bodem lijkt. De kroongetuige van de Navarra-factie is de heraut Beyeren die zowel in zijn Wapenboek Gelre (begonnen ca. 1395) als in zijn Kladboek (ca. 1405) spreekt over de koning van Averne, waarbij het absoluut zeker is dat het om het koninkrijk Navarra gaat.Ga naar eindnoot20. Averne = Navarra komt ook voor in Karl Meinet en in de Zeitser Karl und Ellegast. In het werk van Jacob van Maerlant en andere ‘westelijke’ teksten is Averne echter altijd Auvergne. | |||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
Het digitaal napluizen van Die alder excellenste cronyke van Brabant en de Brabantsche Yeesten leverde een overeenkomstige passage op, waarin in de Cronyke Navarre staat en in de Yeesten Averne. Er is bovendien een koning in het spel die de Brabantse zaak is toegedaan, en het speelt zich af in het jaar 1332.Ga naar eindnoot21. Omdat Auvergne in de Brabantse historiografie bekend is - een dochter van hertog Heinric I van Brabant huwt de graaf van AlverneGa naar eindnoot22. - en consequent als ‘graafschap’ wordt aangeduid, is er geen andere conclusie mogelijk: de koning van Averne is de koning van Navarra.Ga naar eindnoot23. Babeloen is in dit soort teksten praktisch zeker het Egyptische Caïro, de hoofdstad van het rijk der Fatimiden en ten tijde van de kruistochten het centrum van het rijk van de legendarische Saladin. Bruuyswijc, Brunswijk in het oosten van Duitsland, lijkt vrijwel zeker ontleend aan een episch werk van ene Augustyn - in wie men (maar al te) graag Augustijnken van Dordt herkent - getiteld Der herzog von Braunschweig. Deze tekst is zeer waarschijnlijk gebaseerd op de liefdesgeschiedenis van Evax en Sibilie in het vijfde en zesde boek van de Roman van Heinric en Margriete van Limborch, en van oorsprong mogelijk Brabants.Ga naar eindnoot24. Afgezien van de tantaliserende combinatie Godevaert van Brusewijc in de zogeheten Vlaamse Ayoel speelt Bruuyswijc geen rol van betekenis in de Middelnederlandse epiek. Opvallend zijn de andere abele spelen-namen in Der herzog von Braunschweig: Avernen, Babylon, Cecilien en Ffranckrich: Eyn hirtzoch war zu Brunenczwich
In groissen eren unde rijch
Beyde van gude unde von lande
Unde stont allet yn syner hande
Avernen Ffranckrich unde Brabant
Mijssen Dorringhen Sayssenlant (vs. 1-6)Ga naar eindnoot25.
Josepat is het Dal van Josaphat - vanwaar de doden zullen verrijzen - bij Jeruzalem en Nasarene is Nazareth in het huidige Israël. Noermandie en Vranckerijc zijn zo algemeen dat er weinig van gezegd kan worden. De namen functioneren zowel in de Karelepiek als in de Arturroman. In het Guillaume de Lorris-deel van de Roman de la Rose heeft Normandie echter een ongunstige bijklank, die in de Brabantse vertaling van Heinric werd overgenomen.Ga naar eindnoot26. Hi hadde met hem vele quadien,
Sariante al ute Normandien, (vs. 3875-3876)
| |||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||
Dit zou nietszeggend zijn ware het niet dat eerder in de Middelnederlandse vertaling in afwijking van het Oudfranse origineel van Quade Tonge verteld wordt: Quade Tonge so hiet die man,
Daer noit en doeget en lach an,
Ende was van Normandie geboren. (vs. 2897-2899)
| |||||||||||||||||
LanseloetAan het hof van Denemerken is de zoon van de landsvrouwe verliefd op een hofmeisje van zijn moeder. Zij is waarschijnlijk een vreemdelinge, maar onduidelijk is hoe zij aan het hof terecht is gekomen.Ga naar eindnoot27. Hoewel Lanseloets liefde enerzijds oprecht is, vertoont hij anderzijds door zijn jeugd de neiging tot ontsporing, die de liefde bij jonge lieden teweeg brengt. Zijn moeder maakt hier misbruik van door hem over haar dienares te laten beschikken op voorwaarde dat hij zich liefdeloos gedraagt. In de ijdele hoop dat Sanderijn dit zal doorzien - hij meent het immers niet - gedraagt hij zich als een tweede Amnon.Ga naar eindnoot28. Sanderijn die uit Lanseloets gedrag niets anders kan afleiden dan dat zijn liefde voor haar dus niet oprecht was, besluit het hof te verlaten. In het bos ontmoet zij een ridder die banger voor haar lijkt dan zij voor hem. Als zij haar identiteit prijsgeeft, is hij maar al te graag bereid met haar te huwen. Onbepaalde tijd later is Lanseloet - naar ik vermoed door haar dood - verlost van de bemoeizucht van zijn moeder en stuurt hij zijn vertrouweling Reinout op zoek naar Sanderijn, in de hoop haar ervan te overtuigen dat alles op een misverstand berust, en om haar alsnog een officieel huwelijksaanzoek te doen. Reinout slaagt erin Sanderijn op te sporen maar krijgt een ondubbelzinnig ‘nee!’ als antwoord. Omdat Reinout rekening houdt met de mogelijkheid dat Lanseloet geweld zou kunnen gebruiken, besluit hij op zijn beurt een andere voorstelling van zaken te geven: Sanderijn zat vast in een harem in Afrika, ze hield nog altijd van Lanseloet en was hem al die jaren trouw gebleven, en gestorven bij het horen noemen van zijn naam. Daarmee hoopt Reinout Lanseloet van zijn schuldcomplex af te helpen en tevens zijn - ook in de ogen van Reinout - idiote liefde uit het hoofd te praten. Zijn goede bedoelingen pakken averechts uit: Lanseloet sterft bij het aanhoren van Sanderijns defloratie-allegorie. Gelet op de overlevering heeft dit abel spel de meeste indruk op de tijdgenoten gemaakt. Zijn Esmoreit en Gloriant alleen uit het handschrift-Van Hulthem bekend, van Lanseloet van Denemerken zijn 15 (14 drukken en één handschrift) andere al dan niet fragmentarische bronnen bekend.Ga naar eindnoot29. De hoofdpersonen Lanseloet en Sanderijn hebben in hun tijd | |||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||
een exemplarische status verkregen en hedendaagse onderzoekers verschillen zeer van mening over hoe het spel te interpreteren.Ga naar eindnoot30. In dit stuk komen de volgende personages voor:
Opvallend is dat er maar drie spelende personages met een eigennaam zijn, blijkbaar zijn de anderen meer types dan individuen. Ons doet de naam Lanseloet direct denken aan de Arturridder Lancelot, de minnaar van koningin Genoevere. Voor het publiek van de abele spelen zal die associatie niet zo dwingend geweest zijn, en wel om meer dan één reden. Om te beginnen is de combinatie Lanseloet + Denemerken er een van twee werelden. Wie Denemerken zegt in het veertiende-eeuwse Brussel denkt aan de held Ogier van Denemerken uit de Karelepiek.Ga naar eindnoot31. Die was - evenals de Karelepiek - veel bekender dan de Arturromanheld Lancelot. Een tweede argument om niet aan dé Lancelot te denken is dat niets in het gedrag van deze Lanseloet ons doet denken aan zijn fameuze naamgenoot. Doorslaggevend lijkt het geven van de doopnaam Lanceloot aan de Saraceense koning Sorborijn bij zijn bekering tot het christendom in de hierboven genoemde roman Joncker Jan uut den Vergiere. Ook deze tekst bevat geen enkel aanknopingspunt richting dé Lanceloet (van Lac), noch is er liefde in het spel. De naam lijkt een eerbewijs, een ‘hoge’ naam. Naar mijn mening is dat ook het geval in het abel spel: een ‘abele’ naam voor een aristocratische jongeman.Ga naar eindnoot32. Sanderijn is een verkleinvorm van Alexander, maar heeft met de wereldveroveraar zelf waarschijnlijk niets te maken, wél met een van de elf steden die hij allemaal Alexandria noemde: Alexandria in Egypte. Zo opgevat kan de naam Sanderijn geïnterpreteerd worden als een pendant van Damiet, die naar het Egyptische Damiate vernoemd werd. Reinout is net als Godevaert en Robrecht een algemene naam, en kan door het publiek zowel geassocieerd zijn met de graaf/hertog van Gelre als met de held uit de Karelepiek, Reinout van Montalbaen. Mogelijker is dat de naam refereert aan de spraakmakende kruisvaarder: Raymond van St. Gilis, een van de hoofdrolspelers uit de Eerste Kruistocht heet in de Brabantsche Yeesten en Die alder excellenste cronyke van Brabant ‘Reinout’ van Sint Gelijs. Na de verovering van Jeruzalem kreeg hij de zorg over het Heilig Graf, terwijl Godevaert koning van Jeruzalem | |||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||
werd. Eerder speelde Reinout van Sint Gelijs een hoofdrol in de strijd rond Antiochië, en als we de Brabantsche Yeesten hierop naslaan, komen flink wat andere abele spelen-namen tegen: Alexandrie, sconincs sone van Denemerken, Godevaert, Robbrecht en Rogier.Ga naar eindnoot33. Dat de ridder geen naam draagt, terwijl hij toch een niet onbelangrijke rol in het stuk speelt, kan haast niet anders verklaard worden dan door aan te nemen dat hij voor het publiek als die ridder voldoende duidelijk overkomt. De Warande Huedere is een verhaal apart: het Hulthemse publiek zal vrijwel zeker gedacht hebben aan de toen in functie zijnde Brusselse warande huedere.Ga naar eindnoot34. In het stuk komen de volgende toponiemen voor:
Denemerken is de spelling van het titelopschrift, binnen de tekst treft men varianten aan. Dat heeft mij ertoe gebracht de mogelijkheid open te houden dat Denemerken een contaminatie van Der Mercken = La Marche zou kunnen zijn.Ga naar eindnoot35. Dat zou mooi sporen met Averne = Auvergne. Maar nu Averne nagenoeg zeker staat voor het koninkrijk Navarra, vervalt de noodzaak de spellingvarianten te interpreteren als een mogelijke corruptie van Der Mercken. Omdat in de Brabantsche Yeesten (3, 1253) sprake is van de kruisvaarder Robbrecht sconincs sone van Denemerken, waarmee Robert Guiscart bedoeld wordt, de Normandiër die heerste over het koninkrijk Sicilië, moet Denemerken vrijwel zeker geïdentificeerd worden als Denemarken. Problematisch is de associatie met de Karelepiek-held Ogier van Denemerken, immers het verschil tussen Ogier en Rogier is (ook) niet groot. Averne zal in Lanseloet van Denemerken evenals in Gloriant geïdentificeerd moeten worden met het christenkoninkrijk Navarra. Rawast is net als Baldarijs een ‘geveinsde’ naam, en naar ik vermoed van eigen vinding (en geen verbastering van de havenstad Rabat in Marokko, gelegen aan de Atlantische Oceaan). De stad is namelijk onvindbaar. Ook kopiisten en zetters hebben er moeite mee gehad blijkens de vele varianten in de overige overgeleverde versies.Ga naar eindnoot36. De stad zou volgens Reinout in Afrijka gelegen zijn, en Daer was die scone vrouwe ghepast (vs. 848).Ga naar eindnoot37. Afrijka kan op het gehele continent slaan, maar betekent meestal dat gedeelte van de Noordafrikaanse kust dat de Romeinen Africa Minor noemden. Aldaar is op geen enkele middeleeuwse kaart een stad te vinden waarvan de naam op Rawast lijkt.Ga naar eindnoot38. | |||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||
ConclusieDe auteur van de abele spelen is, gelet op de manier waarop hij te werk ging, geen systematicus maar een eclecticus. Als een literaire spreeuw pikt hij hier eens, pikt hij daar eens. Het kan haast niet anders of hij heeft een aantal contemporaine epische teksten - Baudouin de Sebourc, Floris ende Blancefloer Heinric en Margriete van Limborch, Der herzog von Braunschweig, Joncker Jan uut den Vergiere - goed gekend en gebruikt om daar verhaalstof en eigennamen aan te ontlenen. Daarnaast heeft hij geput uit de Brabantse historiografie en daarbinnen vooral uit de geschiedenis van de (voor Brabant) zo succesvol verlopen Eerste Kruistocht. Frappant is dat de namen van de helden uit die Eerste Kruistocht her en der in de abele spelen opduiken. Toch is er geen concrete indicatie dat de abele spelen-auteur specifieke intertekstualiteit beoogde. Wel heeft het er alle schijn van dat hij generische intertekstualiteit nastreefde: zijn stukken ademen de sfeer van de kruisvaartroman, Esmoreit en Gloriant expliciet, Lanseloet van Denemerken impliciet. Deze manier van schrijven - het grabbelton-model met (voor ons ‘systeemloze’) ontleningen - is ongebruikelijk voor dertiende-eeuwse romanschrijvers, maar veel minder zeldzaam in veertiende-eeuwse chansons de geste als Dieudonné de Hongrie, Florent et Octavien, Theseus de Cologne en het al eerder genoemde Baudouin de Sebourc, die grotendeels opgetrokken zijn uit reeds bestaande verhaalelementen. Zoals ik tijdens de bijeenkomsten van de werkgroep geleerd heb, is de werkwijze van de auteur van de abele spelen kenmerkend voor theater-auteurs. Voor hen was en is de essentie van het stuk de voorstelling, niet de tekst zoals hij ooit geschreven werd of bewaard bleef. |
|