Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvorm of ventFormulering waarin de dichter J.C. Bloem in 1931 de tegengestelde uitgangspunten in de zgn. Prisma-discussie heeft vastgelegd van twee literatuur-(overwegend poëzie)opvattingen, die in de jaren '30 met elkaar in botsing kwamen. De discussie over vorm of vent ontstond namelijk naar aanleiding van het verschijnen van de door D.A.M. Binnendijk samengestelde bloemlezing Prisma (1930). Deze bloemlezing was zelf weer een reactie op de reeds in 1924 verschenen bloemlezing Nieuwe geluiden van Dirk Coster. Die laatste hanteerde in zijn bloemlezing het uitgangspunt van de menselijkheid, een humanitair criterium waarop Coster zijn gedichten koos. Binnendijk reageerde daarop in zijn bloemlezing met het criterium van de ‘creatieve vorm’, het kunstwerk als autonoom taalorganisme (autonomiebewegingen). Deze stellingname van Binnendijk leidde tot een polemiek tussen de medewerkers van De Vrije Bladen (waarvan Binnendijk op dat moment redacteur was) die uiteindelijk uitliep op de oprichting van het tijdschrift Forum in 1932. De belangrijkste woordvoerders waren Menno ter Braak en E. du Perron die het criterium van de creatieve vorm afwezen, omdat dit naar hun mening zou leiden tot weliswaar qua vorm mogelijk geslaagde verzen, maar tevens tot verzen waarin de persoonlijkheid van de dichter afwezig zou zijn en die daarom geen originaliteit zouden bezitten, met epigonisme (epigoon) als gevolg. Voor Ter Braak is poëzie in de eerste plaats de ontmoeting met een persoonlijkheid: ‘De handdruk van de dichter, de oogopslag van het gedicht: zij beslissen over de waarde van wat wij poëzie noemen’. Ter Braaks opvatting leidde tot een scheiding der geesten die in Forum zijn beslag kreeg met het programmatische uitgangspunt ‘dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeling van de kunstenaar’. Hoewel Vestdijk steeds gezien is als een typische Forumiaan en dus aan de ventkant zou staan, blijkt hij in de praktijk een middenpositie in te nemen. Voor hem geldt dat de uiterste verwerkelijking van de persoonlijkheid te vinden is in de volledige uitbuiting van het talent. Daaruit blijkt dat hij de talentvol gevonden vorm allerminst verwerpelijk acht. In feite heeft Vestdijk de tegenstelling vorm-inhoud (vent) opgeheven door duidelijk te maken dat deze tegengestelde begrippen een juiste probleemstelling onmogelijk maken. Vorm en inhoud zijn in zijn optiek geen werkelijkheden, maar eerder beschouwingswijzen. Ieder element van het taalkunstwerk kan zowel gezien worden vanuit de gezichtshoek ‘vorm’ als vanuit de optiek van de ‘inhoud’. Lit: L. Mosheuvel, ‘Inleiding’ in W. Mooijman, Forum, brieven, citaten, dokumenten en knipsels (1969), p.5-26 J.J. Oversteegen, Vorm of vent; opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen (19783; reprint 2006) P.F. Schmitz, Kritiek en criteria (1979) T. Anbeek, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1885 en 1985 (1990), p. 148-170 (19995) S. Bax, ‘Vorm of vent revisited’ in E. Brems e.a. (red.), Achter de verhalen: over de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw (2007), p. 94-113 J. Bel, Bloed en rozen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1900-1945 (2015), p. 651-654.
|