basisgegevens
gestandaardiseerde naam kamer:
De Goudbloem
spelwijze in bron(nen):
'Der Goudbloemen' (1490-1519)
varianten:
'Der Goudbloemen' (1490-1519); 'Der Gulden Bloeme' (1493); 'Der Goudtbloemen' (1529); 'Goublommen' (1559); 'De Goubloeme' (1561-1562); 'Govdt-blom(e)' (1620); 'Govtblom' (1620); 'Govblome' (1620); 'Der Gulde van onse Lieve Vrouwe genaempt de Goud-blom groeijnde in deuchden' (1630)
zinspreuk:
'Groeyend in devchde' (1561); 'Groyende in devghden' (1620); 'Groeijnde in deuchden' (1630)
gebruikte code:
ANT2
patroonheilige:
OLV (1630)
vroegste bronvermelding:
1490
gedoopt:
geografisch-politieke situering van de kamer
plaats:
Antwerpen
(stad/dorp/vrijheid):
Stad
district:
gewest:
Brabant
korte geschiedenis
In 1490 voerde de kamer een spel op in Antwerpen en kreeg ze een jaarlijkse toelage van drie pond groot Brabants van de stad (telkens samen met De Violieren). In hetzelfde jaar nam ze deel aan een wedstrijd in Lier. In 1496 raakte de kamer in conflict met De Violieren over de ouderdom en voorrang. Op 5 augustus 1510 werd een vonnis geveld ten voordele van De Violieren. 'Der Gulden Bloeme van Antwerpen' was aanwezig in Mechelen in 1493. De kamer nam deel aan het landjuweel in Mechelen in 1515, in Diest in 1521, in Brussel in 1532, in Mechelen in 1535, in Diest in 1541 en in Antwerpen (georganiseerd door De Violieren) in 1561. De kamer nam ook deel aan de wedstrijd georganiseerd door De Corenbloem in Brussel in 1562. In de jaren 1585-1614 was er weinig activiteit. De kamer nam deel aan de wedstrijd in Mechelen in 1620.
De kamer kreeg tot 1570 een subsidie van de stad. In 1616 werd De Goudbloem officieel heropgericht. In 1649 werd het laatste openbare toneelstuk opgevoerd. Na 1654 zijn geen sporen meer van het bestaan van de kamer.
Het kamerregister uit de periode 1542-1632 wordt bewaard in de Koninklijke Academie te Antwerpen.
documenten
reglementen:
- Verlening van een subsidie van drie pond groot brabants aan de twee Antwerpse rederijkerskamers De Violieren en De Goudbloem (17 november 1490): origineel verloren/ afschrift: Archief Museum Plantin-Moretus, 1185 (6) [1490 ANT1+2].
- Amendement op onbekende statuten verleend door de magistraat (12 oktober 1519): Stadsarchief Antwerpen, V. 1235, 198v [1519 ANT2].
- Intern reglement over de plichten van de factor (basis voor een contract) (22 februari 1525): Koninklijke Academie Antwerpen, Archief Sint-Lucasgilde, nr. 272, 3r-3bis v/ editie: Donnet 1924, 12-14 [1525 ANT2].
- Intern reglement over de plichten van het bestuur (28 augustus 1529): Koninklijke Academie Antwerpen, Archief Sint-Lucasgilde, nr. 272, 4r-v/ editie: Donnet 1924, 14-15 [1529 ANT2].
- Amendement verleend door de magistraat aan De Goudbloem en De Olijftak i.v.m. de verplichtingen van leden (5 augustus 1530): origineel verloren/ afschrift: Stadsarchief Antwerpen, V. 1236, 35r [1530 ANT2+3].
- Privilege verleend door Filips II aan de schuttersgilden ten nadele van De Goudbloem en De Olijftak in verband met vrijstelling van de kamerleden van de dienst van de schuttersgilden (1 juli 1559): origineel: Stadsarchief Antwerpen, Gilden en Ambachten nr. 4622/ afschrift: 1. Stadsarchief Antwerpen, Gilden en Ambachten nr. 4622 (vijf afschriften); 2. Koninklijke Academie Antwerpen, Archief Sint-Lucasgilde, nr. 274 (16e-eeuws gecollationeerd afschrift van een ander afschrift ) [1559 ANT2+3].
- Amendement over de 'personagien' (28 februari 1630), op 6 april 1630 bevestigd door de magistraat: origineel verloren/ afschrift: Stadsarchief Antwerpen, Gilden en Ambachten nr. 4003, 123r-127r/ editie: Van der Straelen 1863, 131-34 [1630 ANT2].
ledenlijsten:
rekeningen:
inventarissen:
processtukken:
- Uitspraak van de magistraat in een conflict tussen De Goudbloem en De Violieren over de ouderdom van de kamers en de daaraan verbonden rechten (5 augustus 1510): origineel verloren/ afschrift: 1. Stadsarchief Antwerpen, V. 1234 (vonnisboek 1509-1513), 32r; 2. Stadsarchief Antwerpen, Gilden en Ambachten nr. 4622 [1510 ANT1+2].
rekwesten:
- Rekwest van de drie Antwerpse kamers aangaande de personagien met apostille door de magistraat (12 juli 1619): origineel verloren/ afschrift: Stadsarchief Antwerpen, PK 712 (Rekwestboek 1619), 136v [1619 ANT1+2+3]
- Rekwest i.v.m subsidies met apostille van de magistraat (4 september 1643): origineel verloren/ afschrift: Stadsarchief Antwerpen, PK 745 (rekwestboek 1643), 142v-143v/ editie: Van der Straelen 1863, 135-38 [1643 ANT2].
rentetitels:
correspondentie:
literaire productie:
historische nota's:
- 19de-eeuws verzamelhandschrift (afschriften van stukken i.v.m. de Sint-Lucasgilde en de drie rederijkerskamers) van de hand van V. Van Grimbergen: Stadsarchief Antwerpen, PK 2902.
- Bundel druksels en 19de-eeuwse afschriften i.v.m. de rederijkerskamers (F. Verachter): Stadsarchief Antwerpen, PK 2946.
- Diverse losse nota's en afschriften (19de eeuw) o.a. i.v.m. de rederijkerskamers en de landjuwelen (L. Torfs): Stadsarchief Antwerpen, PK 3035.
andere nota's:
- Losse stukken (originelen en afschriften) i.v.m. de gilden waaronder de rederijkerskamers: Stadsarchief Antwerpen, Gilden en Ambachten nr. 4622.
verantwoording
broncitaten:
Archief Museum Plantin-Moretus, 1185 (6) (17 nov 1490):
'Ter begheerten van den goede mannen van beide den gheselscapen van der Rethoriken der stad van Antwerpen, te weten van den Violieren ende van der Goudbloemen, ende om de selve Rethorike te onderhouden ter eeren ende cierhaet der selver stad, is by borgermeesteren ende scepenen aldaer overdraghen ende geaccordeert, dat men van nu voortaen elken van den Rethoriken houden selen van der stad goede vutreycke ende gheven sal alle jaere drie ponde groote Brabants tot onderstanden ende behulpe van heuren camerhueren ende andren lasten. Gedaen des goensdaegs 17 dage in Novembri 1490. Ysbrant De Bera. Exerpta int cleyn Acteboeck f° 157 verso'.
literatuur:
Kops 1774, 318; De Laserna Santander 1809, 162-65; Schotel 1871, 233; BB 1891-1923, 534-38; Van Elslander e.a. 1944, 24-25; Van Elslander 1968, 24-25.
Van Ertborn 1806; Visschers 1837; Willems 1837 (b); Van Even 1863 (a); Van der Straelen 1863; Donnet 1924; Prims 1939 (b); Prims 1940 (b); Keersmaekers 1952 (a); Keersmaekers 1957; Roose 1970; Puts 1974; Keersmaekers 1976; Keersmaekers 1978; Coigneau 1986 (b); Waite 2000, 51-78.
naar bibliografie