Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 583]
| |
CLXXXIV Stichtigh Clagh-LaytGa naar voetnoot-
Stemme: Ick ly in 't hert pijn ongewoon, &c.
O God stiert in mijn slechte siel,Ga naar voetnoot1
Doof van gedachten,Ga naar voetnoot2
God'lijcke krachten,
En wilt my, die voor u Heer kniel,
5[regelnummer]
och oock mijn klachten,
Doch niet verachten:Ga naar voetnoot6
U maecksel selfs bereyt tot bidden Heere!Ga naar voetnoot7
Dat ick met nederheyt
U hooge Majesteyt
10[regelnummer]
Eerbiedigh eere.
O Heer! die voormaels hebt gesticht
De Firmamenten,Ga naar voetnoot12
En groote tenten,Ga naar voetnoot13
Van 't Hemel-hof, en 't lichte licht
15[regelnummer]
Dat uyt Orienten
Nae syn gewentenGa naar voetnoot16
Soo triumphant verrijst, in den daegh'rade.Ga naar voetnoot17
Mijn hert u goetheyt prijst
Die ghy soo milt bewijst,
20[regelnummer]
Aen goed en quade.
Leert my u Lof-sangh Heer, met rijm
Cierlijck opsmocken,Ga naar voetnoot22
En wel gelocken:Ga naar voetnoot23
| |
[pagina 584]
| |
O Vader! die uyt bloet en slijmGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
My hebt getrocken;
Wilt doch verrockenGa naar voetnoot26
Mijn herte van het boos, en sot verkiesen,
Waer door wy menschen broos,Ga naar voetnoot28
Soo wilt als reuckeloos,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ons heyl verliesen.
Ghy hebt ons Heer van water, vuyr,Ga naar voetnoot31
Van doot, van levenGa naar voetnoot32
De keur gegeven.Ga naar voetnoot33
Maer laes! het oordeel valsch doet hier
35[regelnummer]
U schepsels sneven,Ga naar voetnoot35
Die 't quaet nae streven.
O wat bedroefder saeck! ist voor ons allenGa naar voetnoot37
Dat wy om schijn-vermaeck
Soo menighmael, soo vaeck
40[regelnummer]
In sonden vallen?
Van al, die op der Aerden-kloot,
In sonden vielen:
Noch noyt en hielenGa naar voetnoot43
U Wet, en wasser gheen soo snootGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Als dese ziele!Ga naar voetnoot45
Daer noch in krieleGa naar voetnoot46
En grim'len bol en dick, veel qua gebreken:Ga naar voetnoot47
Soo dat ick Heer verschrickGa naar voetnoot48
Soo menigh reys als ickGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
U aen wil spreken.
| |
[pagina 585]
| |
Ick heb u werck te seer bemint;Ga naar voetnoot51
Och ick verkeerde!Ga naar voetnoot52
Ick Af-goddeerdeGa naar voetnoot53
Met lust aen 't tijdlijck goet verblint,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dat ick begeerde,
Ja prees en eerde
Meer als mijn salicheyt, O blinde kennis!Ga naar voetnoot57
Die sonder onderscheytGa naar voetnoot58
Mijn willen hebt verleytGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
In alle schennis.Ga naar voetnoot60
|
|