Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
Stem: De Daat van Phaëton.
DE zuchjes, die mijn Min
Zent aan u Herderin,
Zijn tuigen van mijn innerlijke smart,
En pynen in het overwonnen Hart.
Ai zie, mijn wezen melt,
Mijn zwakke tong u wreedigheit vertelt;
Mijn Oog betuicht, zeer nat van tranen,
Hoe u Liefde my
Verbint in slaverny.
2. Ach handen, die mijn lust,
| |
[pagina 111]
| |
En aangenaame rust,
Met smerten boeit en koppelt aan de Ziel,
Voor wiens verheven Throon ik neder kniel;
Trek toe, verschoon my niet,
Ik ly met vreuchde treurig Min-verdriet:
Bind my zo vast, dat nimmer einde
Van mijn Vryery
Op aard gevonden zy.
3. Dan zal ik, voor en naar,
Gaan brengen op't Altaar
Van mijn Godin, het reuk werk van de vlam,
Die plaats door d'Oogen in het Harte nam:
En zo haar stuure zin
De banden slaakt van mijn getrouwe Min,
| |
[pagina 112]
| |
Zal ik aan 't vuur mijn Lighaam geven,
En haar koel gemoet
Verwarmen met mijn Bloet!
N.v.V. Leef in Liefde |
|