[Ivo Gaukes Knottnerus]
KNOTTNERUS (Ivo Gaukes) afkomstig uit een geslacht, dat tot stambezitting zou gehad hebben het adellijk goed Obernhausen in de Donaupfalz en tot stamvader Johannes Michaëlis Knottnerus, werd den 18en Juni 1840 geboren te Midlum als vijfde der negen kinderen uit het huwelijk van Ubbo Knottnerus en Johanna Tymstra. Na het gymnasium te Harlingen doorloopen te hebben, werd hij den 3en Aug. 1858 ingeschreven als student te Utrecht en zes jaren later in Aug. 1864 door het Prov. Kerkbestuur van Utrecht toegelaten tot de Ev. bediening. Den 11en Juni 1865 volgde zijn bevestiging te Soesterberg door zijn oom Ds. C.W. Wychgram, pred. te Buitenpost (m. Mc. IX:7b; intr. m. 2 Cor. 1:24b). In 1868 bijna gelijktijdig beroepen te Exmorra c.a. en te Hurwenen, nam hij eerstgen. beroeping aan, waarop hij den 23en Aug. 1868 afscheid preekte te Soesterberg (m. 2 Cor. VI:1) en den 30en d.a.v. wederom door zijn oom Wychgram bevestigd werd te Exmorra en Allingawier (m. Joh. III: 30; intr. m. Joh. VI:35a). In 1869 bedankte hij voor beroepingen naar Hierden, Hykersmilde, Leimuiden, Alkmaar en Hantum. Den 24en Apr. 1870 nam hij afscheid van Exmorra (m. 2 Petr. III:18a) wegens vertrek naar Ylst, waar Ds. J.A.P. Ris Lambers, pred. te Heeg, den 1en Mei als zijn bevestiger optrad (intr. m. Jes. LV:1, 2). Twee jaren later verwisselde hij Ylst met Dordrecht, waar hij den 16en Juni 1872 bevestigd werd door Ds. S. Essenius Greef, pred. ald. (m. Rom. XIV:17-19; intr. m. 1 Tim. I:15); afsch. te Ylst 9 Juni m. Openb. III:11). Nadat hij in 1873 voor een beroep naar Utrecht en in 1874 voor een naar Amsterdam had bedankt, gaf hij in het volgend jaar aan dat van 's Gravenhage gehoor. Den 6en Juni 1875 preekte hij afscheid te Dordrecht (m. Fil. I:27, 28) en den 13en d.a.v. werd hij te 's Gravenhage bevestigd door Dr. J.A. Gerth van Wijk, pred. ald. (m. 1 Tim. III:1; intr. 16 Juni m. Jes. LV:1, 2). In 1877
bedankte hij voor een herhaald beroep naar Amsterdam. Meer dan dertig jaren bleef hij werkzaam in de hofstad, totdat hij, na op zijn verzoek eervol emeritaat verkregen te hebben, den 28en Oct. 1906 zijn afscheidsrede hield (t. Fil. I:27, 28). Hij vestigde zich vervolgens metterwoon te Apeldoorn, later te Heerde, waar hij den 17en Jan. 1917 overleed en begraven werd.
Knottnerus was een gemarkeerde persoonlijkheid, iemand van sterk doorzettingsvermogen; de stoerheid, die zijn uiterlijk kenmerkte, was hem ook eigen in zijn gedragingen en optreden. In zijn beste jaren verzette hij veel arbeid in zijn wijk. Jarenlang, ook nog na het ingaan van zijn emeritaat had hij de leiding in de Ned. Evang. Protestantsche Vereeniging. Waar hij tegenwoordig was, bemerkte men zijn aanwezigheid.