Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst(1802)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] XLV. Joh. XIX. 16. Ende zij leidden hem weg. Klaaglied. Wijze, Ps. LI. Sta stil en zie! Gods wijsheid en genaê Heeft zig dit lam ten offer doen bereiden: En 't lam laat zig naar 't altaar willig leiden. De liefde wijst Hem 't spoor naar Golgotha. Op zijnen weg bewonderd en beklaagd, Gehoond, verwenscht, omringt Hem vloek en zegen. Maar 't zwijgend lam, dat 's waerelds zonden draagt, Gaat ongestoord zijn hoogen eindpaal tegen. Hoe drukt Hem 't kruis! De weg wordt Hem te veel; De knie bezwijkt; de schouder weigert kragten. Men spaart Hem hier; om 't geen Hij ginds moet wagten; En Simon krijgt, gedwongen, 't kruis ten deel. Des menschen Zoon vertoont zagtmoedigheid. Hem volgt het hout door zijnen vriend gedragen. Daar grieft Hem 't volk, dat grimmend Hem geleidt; En daar 't gekerm van vrienden en van magen. [pagina 155] [p. 155] Hij keert zig om, en spreekt meedogend aan De vrouwen-schaar, die weenend Hem beklaagde. Hij zag den worm, die aan hun welvaart knaagde; En was met haar, meer dan met zig, begaan. Deelnemend, zagt, en zondendragend lam! Uw stille tred, uw lijdsaam, vast, vertrouwen Doet ons in U den leeuw uit Juda's stam, Die overwint, van ver, in hoop', aanschouwen. o Christen-schaar! vermeldt dien uittogt vrij! Het hart in rouw; het hangend hoofd omwonden. Ween agter 't lam, om uwe schuld gebonden; Een klagend lied zij thands uw melodij! Men leidt Hem weg; Hem weg: (hartbrekend woord!) Wien d'eng'len Gods, als 's Vaders Zoon, vereeren; Hem weg, wien eer en sterkte toebehoort; Hem, die eerlang de waereld zal regeeren. Een klagend lied zij thands uw melodij! Zou niet uw hart bij zulk een liefde gloeien? Een traan uw oog, een zugt uw borst ontvloeien? Waar zaagt g' een vriend, zo rein en groot als Hij? [pagina 156] [p. 156] Waar zaagt g' een smart, gelijk aan zulk' een smart? En bij die smart, een zo verloogchend volgen? Daar Hem uw heil zo teder lag aan 't hart, Werd ook zijn wil in 's Vaders wil verzwolgen. o Christen-schaar! vermeldt dien uittogt vrij! Het hart in rouw; het hangend hoofd omwonden. Ai! volg het lam, om uwe schuld gebonden; Een klagend lied zij thands uw melodij! Verloste schaar! Dit scherp' en enge pad Ging Hij voor U! Die grond zij eeuwig heilig! Bewonder Hem, die dezen weg betrad; Hij maakt u 't pad door deze waereld veilig. Daar klimt Hij mat den heuvel hijgend op. Hij wordt ontboeid; zijn kleedren uitgetogen; Nu zal aan 't kruis het menschdom Hem verhogen; Maar zo verhoogd beklimt zijn smart den top. o Wisseling! Uit dat Jerusalem, Waar 't volk van Hem, die inreed, niet kon zwijgen; Waar 't Hem, als vorst, verhief met hart en stem; Nu, voordgesleept, den kruisberg op te stijgen. [pagina 157] [p. 157] Bereidt U voor 't gezigt, dat nu verschijnt. De hamer drijft de nagels door zijn handen. Hij rijst! Men ziet het avondoffer branden, Dat lichten zal, ook als de zon verdwijnt. Val neêr, o volk! dat uwen Heer bemint; Hij heeft voor u dit Golgotha beklommen. Het groot gerigt des Vaders met zijn kind Vervull' uw hart met eerbied en verstommen! Vorige Volgende