19. Vaarwel, gij dicht beschaduwd Woud.
Matig. doch niet te langzaam.
1. Vaarwel. gij dicht beschaduwd woud! Vaarwel, vaarwel, vaar-
wel! Hoe vaak heb ik uw pracht aanschouwd! Vaarwel, vaarwel, vaar-
wel! Mij is het thans zoo droef te moê, Als bracht ik 't lest vaar
wel u toe! Vaarwel, vaarwel, vaarwel, vaarwel, vaarwel!
2. Vaarwel, lief plekje op 't zachte mos! Vaarwel, vaarwel, vaar-
wel! Gij bloempjes in uw bon - ten dosch, Vaartwel, vaartwel, vaart-
wel! Nog me - nig wand-laar boeie uw kleur, En streele uw aange
na-me geur! Vaartwel, vaartwel, vaartwel, vaartwel, vaartwel!
3. Vaartwel! zij 't ook voor le-venslang, Vaartwel, vaartwel, vaart-
wel! O lief-lijk woud, o vo - gel-zang, Vaartwel, vaartwel, vaart-
wel! O bloempjes die 'k wee-moe-dig groet, 'k Herdenk ten allen
tijde uw zoet! Vaartwel, vaartwel, vaartwel, vaartwel, vaartwel!
|
|