moette die zijn zoon zou baren, vond hij haar toch een beetje te dik. Maar toen hij haar een tijdje later weer zag, was zij wat vermagerd en beantwoordde ze geheel aan zijn ideaal. Hij vroeg haar ten huwelijk.
Hoewel Du Perron Nederlandse ouders had, heeft hij Indische moedermelk gedronken. Toen hij geboren werd, was zijn eigen moeder ziek en kon ze hem geen borstvoeding geven. Zijn vader zond boodschappers uit over zijn landerijen op zoek naar een vrouw die zijn kind kon zogen. Maar geen vrouw bood zich aan, uit angst voor hem. Pas toen de baby heel bleek zag en bijna verhongerd was, verscheen er een inlandse vrouw met geweldige borsten. En met die Indische moedermelk kreeg Eddy du Perron ook Indië binnen. Later raakte zijn geest doordrenkt van de Indische verhalen die zijn baboe hem vertelde.
Du Perron was 21 toen hij samen met zijn ouders Indië verliet om voorgoed in Europa te gaan wonen. Op die leeftijd dacht hij net zo koloniaal als zijn feodale vader, die hem zoveel angst had ingeboezemd. Over de werkkamer van zijn vader in Batavia schrijft hij het volgende: ‘In dit hol van de leeuw heb ik mij later zelden gewaagd. [...] Tegen de muur stond hier een hoge geweerkast, met 8, later 11 geweren’. Maar er was een verschil met zijn vader: Eddy du Perron had Indische moedermelk gedronken, Indische verhalen ingedronken en de mystiek van de straat overgenomen. Hij was nog in Indië toen hij zijn eerste gedichten en artikelen schreef en een roman vertaalde. Eenmaal in Europa aangekomen, las hij Multatuli. Hij schrok ervan. Plotseling voelde hij zich als een jongen die zijn les verkeerd geleerd had en opnieuw moest beginnen. Hij nam de pen en besloot als jonge man de wereld te veranderen. Maar de vraag was of het leven hem de nodige kracht, het talent en de kans zou geven om dit te doen.
Du Perron wist niet precies wat hij wilde. Ook wist hij niet wat hij was. Een dichter? Een schrijver, een brievenschrijver, een criticus, een redacteur, een romanschrijver? Of een lover? Hij was al die dingen tegelijk. Du Perron had de gevoelige geest van een kunstenaar, hij kon goed schrijven en hij had genoeg materiaal voor een paar grote boeken, maar hij had een probleem: hij was niet in staat om een echte roman te componeren. Korte verhalen waren geen probleem. Poëzie kon hij maken. Kritiek kon hij schrijven. Brieven kon hij onophoudelijk opstellen en hij had een grote mond, maar lang zitten kon hij niet. Vormgeven was niet aan hem besteed. Misschien kon hij daarom nooit een huis vinden, een vaste plek om te zitten. Zijn roman Het land van herkomst is een mooie mislukking. Een stapel aan elkaar geplakte herinneringen, dagboekachtige notities, beschouwingen, kritieken en verdwaalde teksten. Hij had eigenlijk geen plannen om een boek te schrijven, maar omdat hij het constant over Indië had en omdat hij zo mooi vertelde en omdat hij het land zo levendig overbracht, werd hij door zijn vrienden bijna gedwongen om het te schrijven.
Hij is drie jaar bezig geweest met zijn roman, maar van tevoren wist hij niet waar hij het over zou hebben. Hij schreef dit, hij schreef dat, hij schreef over Indië, hij schreef over Nederland, over Parijs, over Brussel, maar hoe moest hij nu al die dingen aan elkaar plakken om er een boek van te maken? Het Indische deel was acceptabel, maar niemand was gelukkig met de episodes