Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Het zingende nachtegaaltje. Aan den Nachtegaal. Waarom, lieve kleine zanger! Waarom hoort men u thans niet? Waarom laat ge ons vrucht'loos wachten Op uw hart betoov'rend lied? Vol verlangen slaan wij de oogen Telkens naar 't geboomte omhoog, Waar uw grilligheid zoo dikwerf Onmeêdoogend ons bedroog. Naauw'lijks slaakt ge een enkel toontje, Of gij zwijgt weêr eensklaps stil, Hebt gij, lieve kleine vogel! Ook al een verkeerden wil? Gaat het u, gelijk veel menschen, Die steeds morrend, nooit voldaan, Als onnutte, dwaze wezens. In Gods schoone schepping staan? Kwellen u ook somtijds luimen? Sticht ge ook onheil en verdriet? Neen, dat doen alleen de menschen, Maar gij, lieve vogel! niet. bis. 2. Neen, het zijn slechts de onweersbuijen, In dit anders schoon saisoen, Die u, tegen onz' verwachting, Nog aanhoudend zwijgen doen. Daarom schuilt ge met uw kopje, Onder 't welig elsenblad, Wenschlijk waar het, dat de mensch ook [pagina 4] [p. 4] Deze levenswijsheid hadd'! Nimmer zou hij dan bedillen, Wat een wijze Vader doet, Gaarne ook onder tegenheden, Biddend zeggen: ‘God is goed!’ Doch, waar dwaal ik, lieve vogel! Gij verstaat mij immers niet, Schoon ik u zoo hart'lijk gaarne Mijne zwakke toonen bied; Kom maar spoedig, kleine zanger! Kom in warmen zonneschijn, Dan zal nog 't genot der vriendschap Ook door u vermeerderd zijn. bis. Vorige Volgende