De vrolyke muzikant
(1810)–Anoniem Vrolyke muzikant, De– AuteursrechtvrijStem: Ach Cloris myn liefje waar heen.
O heldere Morgen-son;
Verwarmt de koele bron,
U Lieffelyke straalen,
Die gy doet daalen,
Op 't weeldrig aardrijk neer,
Voldoen mijn lust en begeer,
't Natte bedoude Groen,
Moet gy haar wasdom voldoen,
U koesterende Vuure;
Dwingt de Natuure,
't Bedruppelde telg en blad,
Word door u kragtig omvat.
| |
[pagina 54]
| |
De Bloempjes buigen haar neer,
Verbryden en meld u eer,
Elk kruytje op sijn wyse:
U bloeijende pryse,
Zelfs het klaverryke veld
Gestadig u lof vermeld.
't Kweelende Pluimgediert,
Dat op haar Veder zwiert,
Des 's morgens u prysen,
En u eer bewysen,
Zelfs het redeloose Vee,
Die roemt u luister met vreê.
O son gy rijst in 't Oost,
U glans nimmer verbloost,
Gy daalt in het Westen,
Dan duykt gy in u vesten,
Tot aan de dageraat,
Als ge uit u kameren gaat.
|
|