De vrolyke muzikant
(1810)–Anoniem Vrolyke muzikant, De– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Stem; Ei lieve Jan loop met een zot.
Daar is de Wasch wat nu gedaan?
En 'k heb mijn handen vol;
Zal ik nu alles laaten staan?
Het hoofd raakt my op hol;
Ik ben regt boos op 't Bleekers wijf.
Zoo midden in de week,
Stuurt sy me daar de wasch op 't lijf,
't Is een verbruide streek.
Toe lustig, handen uit de mouw,
En naar de Stijfster toe!
Ja! ja! dat weet ik wel Iuffrouw!
Maak my maar 't hoofd niet moê;
Wel, mensch! hoe ben je soo brutaal?
Wie denkje hebje voor?
Ik heb geen sin in sulk onthaal,
Dat kan 'er soo niet door.
Ben ik brutaal? dat ben ik niet;
Kijk, Iuffrouw! voor de vuist;
Het is my maar een groot verdriet,
Dat jy soo gromd en bruist:
Ie siet ik ben geen omsien stil,
'k Doe al wat dat ik kan;
En dan dat knorren en bedil,
Ik heb den brui 'er van.
Nou kom eens by my sitten, meid!
En luister eens naar my;
Ik dankje, Iuffrouw, 'k heb geseid,
'k Loop aanstonds na Mary:
Zoo kyven, en soo spreeken, nou!
Dat waar een schoone pret!
'k Wed dat ik soo gaauw slaapen sou,
Als 's avonds op mijn bed.
| |
[pagina 18]
| |
En ook met dat geroesemoes,
Word toch niet goed gehoord;
Mijn hoofd slaat my nu veel te kroes,
'k Ben in mijn geest gestoord.
Want 'k mag niet sien dat men soo lacht,
En soo weer treuren gaat;
'k Zeg altijd: die sijn pligt veracht,
Leeft in een droeven staat.
Marytje! ben je booven kind?
Ia wel, wat is 'er Wie?
De wasch die is 'er! toe gezwind,
Ga met my, een twee drie!
He! is dat loopen, 'k ben soo heet:
Mijn Iuffrouw houd geen rust:
'k Heb al gekeeven dat ik zweet:
Hebje in die kost ook lust?
Alweer gekeeven, wel de droes!
Ie diverteert je soet:
Iou hoofd staat ook soo dikwils kroes,
Kijk, Wie! dat 's toch niet goed:
Nou ben je mak, gelijk een lam,
Straks weer een bosje stroo,
Een vonkje 'er in, 't is vuur en vlam,
Zeg meisje! is 't niet soo?
Ia 'k geef je het gewonnen kind,
Met kost' en ongelijk;
Nou, 'k loop na huis toe, als een wind,
Want of ik staa en kijk,
Zoo komt me werk tog niet gedaan:
En 'k heb geen Mensch die 't doet,
Nou Wat! ik laat het op je staan,
Tot flusjens, weest gegroet.
|
|