Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 106
(1990)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.M. Duinhoven en G.A. van Thienen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschrijving van de druk[KORTE TITEL] Karel ende Elegast. Redactie L. Leningrad, Openbare Staatsbibliotheek. [TITELPAGINA] a1r [regel 1 is houtsnede] Coninck karel// Ende elegast. een schoone hystorie om lesen ∴// [houtsnede, voorstellende de ontmoeting van Karel en Elegast, beiden in harnas en te paard, Karel met kroon op het hoofd en zwaard in de rechterhand; Elegast maakt haltteken (?); hij heeft de linkerhand omhooggestoken; op achtergrond een kasteel]. De titelpagina is hierbij gereproduceerd. De afbeelding is dezelfde als op de titelpagina van postincunabel D.Ga naar eind1 Uit kleine afwijkingen blijkt echter dat we met verschillende houtsneden te doen hebben. [INCIPIT] a1v D [geschilderd, 6 regels hoog] Its een schone hystorie ende waer// Die ick vertellen sal hoorter naer [Tekst in verzen tot en met d5v, r. 11:] Nv segghet Amen alle gader// [dan volgt in proza] § Van coninck karels leuen ende duecht. [EXPLICIT] d5v, r. 30-31: [...]. Hij was seer grof van armen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Titelpagina (a1r) van (post)incunabel L
Karel ende Elegast. Leningrad, Openbare Staatsbibliotheek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende van bee-//nen. Ende hi was die alder sterckste ende cloecste [d6 ontbreekt]. [MATERIËLE GEGEVENS] Uitgave in 4o; papier; 24 folia, geen foliëring. a1r is titelpagina; waarschijnlijk (d6 ontbreekt) was d6v blanco of de pagina bevatte alleen het colofon, al dan niet met een drukkersmerk. [KATERNENOPBOUW] a-d6 (b1 en b6, d1 en d6 ontbreken). Katernsignaturen op eerste en derde dubbelblad der katernen: [a1 is titelblad], a iij, [b1 ontbreekt], b iij, c i, c iij, [d1 ontbreekt], d iij. [LAY-OUT] 1 kolom verzen per pagina; 31 regels per pagina, op c1r en, naar we moeten aannemen, ook op b1r en d1r 30 regels.Ga naar eind2 Op d4r zijn abusievelijk eveneens 30 verzen gezet. De tekst telt in totaal 1371 verzen en (op d5v 20 prozaregels in 1 kolom. Afmetingen bladspiegel 148 × 87 (bij 31 regels per bladzijde). [LETTERTYPE] Lettersnider type A2 98 G; HPT 1, p. 98-101, 2, p. 460, platen 253-265.Ga naar eind3 Vele drukkers in de Nederlanden op het eind van de 15de en in de 16de eeuw hebben van dit lettertype gebruik gemaakt. Doordat in de Nederlandstalige rijmtekst van L weinig abbreviaturen voorkomen, ontbreekt dit middel om de drukker te herkennen (vgl. HPT 1, fig. 58). De tekst is gestructureerd door middel van paragraaftekens. Lombarden worden niet gebruikt. [HOUTSNEDEN] Van de houtsneden op het titelblad, ConÄ©ck karel resp. de ontmoeting van Karel en Elegast, is geen ander gebruik in de 15de en 16de eeuw bekend. Beide houtsneden zijn gekopieerd voor de uitgave van D (NK 3166), die volgens Kronenberg te Antwerpen (?) circa 1530 is verschenen. [DATERING] Op zuiver bibliografische gronden kan slechts worden gezegd, dat L in de Nederlanden is gedrukt in 1493 of later. De vergelijking der redacties hieronder zal echter duidelijk maken, dat L jonger is dan b en c, waarop B (1493-na 1500) en C (3 juli 1496-1499) teruggaan. Hoewel L niet rechtstreeks van C afstamt, is het waarschijnlijk, dat L na C is verschenen. De navolgende beschrijving is daardoor verantwoord: ‘de Nederlanden, Lettersnider type A2, vanaf 3 juli 1496’. [BIBLIOGRAFISCHE REFERENTIE] CA (XIII) 973a.Ga naar eind4 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het exemplaarVan de hierboven beschreven druk is voorzover bekend alleen het exemplaar in Leningrad overgeleverd. Het wordt bewaard in de Openbare Staatsbibliotheek aldaar. Adres: M.E. Saltykov-Shchedrin State Public Library, Sadovaya 18, Leningrad, 191069, USSR. Het boek mist het buitenste dubbelblad van zowel de tweede als de vierde katern (resp. b1-6 en d1-6). De tekst is in handschrift in een nagebootste gotische boekletter aangevuld. We zullen hieronder bezien, welk voorbeeld daarbij is gebruikt. [AANTEKENINGEN] De folia zijn op de rectozijde rechts boven met inkt genummerd. In margine is voor elk vijfde vers eveneens met de pen een nummering aangebracht. Daarbij zijn een paar fouten gemaakt, waardoor het totaal op 1374 in plaats van op 1371 uitkomt. Tegenover de titelpagina is geschreven: ‘Historie van Konink Karel ende Elegast. [Antwerpen, Hendrik Lettersnider, ca 1496]. 4o.’ Op de titelpagina een Russisch bibliotheekstempel. Na regel 547 staat in margine: ‘Hic legendi sunt versus 563-588’. Het rijmwoord van regel 857 weder is met de pen aangevuld, zo ook het ontbrekende wilt in 1024 (vgl. B). Op de toegevoegde folia 25 en 26 (of zijn het pagina's van één blad?) is de biografie nogmaals in zijn geheel gekopieerd naar het Berlijnse exemplaar van B (CA 972; zie Bijdragen deel 1, § 3.2.3.). Boven het afschrift in modern schrift staat in andere hand vermeld: ‘Abschrift des Schlusses der in der Berliner K. Bibliothek befindlichen Ausgabe. 1869 besorgt.’ De tekst is nauwkeurig afgeschreven, met reproductie der afkortingstekens. Deze acribie missen we in de aanvullingen op f. 7, 12, 19 (alle recto en verso) en 24 recto. Verscheidene verschrijvingen maken duidelijk dat een Duitser de pen heeft gevoerd: snell (r. 388), von (704), Eggerich (1158, 1164, 1178). Het afschrift is slordig (zo ontbreekt in 1171 scarpe, in 1184 Men). Maar zelfs wanneer we daarmee rekening houden en geen waarde hechten aan de vele spellingvarianten, is het lastig te bepalen welke bron als voorbeeld heeft gediend. Op de meeste plaatsen stemt de tekst met B overeen, zodat we ook hier met een afschrift van het exemplaar uit Berlijn te doen lijken te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verscheidene varianten en verschrijvingen maken echter duidelijk, dat daarnaast een andere bron is gebruikt. In 386 en 387 bijvoorbeeld is eerst de tekst van A gekopieerd en vervolgens door die van B vervangen. Regel 405 luidt als in A Oft ware een lindenloof en niet hadde gheweest; in 733 Doen si quamen, waar B leest Als sij quamen. Meestal echter wordt er voor B gekozen: zo lezen we in 718 bocte en niet als in A beette; in 731 Want hi was een lettel voren tegenover A Die een luttel was voren; ook in 736, 737, 749, 754 onder meer volgt het afschrift redactie B. Het is verleidelijk aan te nemen, dat een onbekende druk, een tussenfase tussen A en B, als voorbeeld heeft gediend. Naar alle waarschijnlijkheid echter heeft de uitgave van Hoffmann (1836) naast het Berlijnse exemplaar van B op tafel gelegen. Op alle van B afwijkende plaatsen volgt de afschrijver deze editie. Opmerkelijk is evenwel dat hij de variant van A op sommige plaatsen uit de ‘Varietas lectionum’ (p. 41 vlgg.) moet hebben gehaald, hetgeen betekent dat er weloverwogen gekozen is. Zo lezen we in regel 399 naar A consten, waar Hoffmann heeft geëmendeerd tot joesten en B ionsten heeft (zie Bijdragen deel 1, p. 17). Ook regel 1214 Die boden en lieten niet moet uit de aantekeningen komen, daar Hoffmann naar B letten leest. Hoe interessant ook, het afschrift heeft voor de tekstgeschiedenis geen belang. [HERKOMST] Het is duidelijk, dat het exemplaar uit (Oost)-Duits bezit moet stammen. Onzeker is, wanneer het in Leningrad terecht is gekomen. Een tiental jaren geleden is de druk herontdekt. De vondst is bekendgemaakt door Varbanec (1979), inz. p. 180-181. [MICROFILM] De Gesamtkatalog der Wiegendrucke in de Deutsche Staatsbibliothek te Berlijn is in het bezit van een microfilm van de druk. Een kopie kan worden geraadpleegd in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, afdeling Oude Drukken, tezamen met een door de eerste auteur van dit artikel vervaardigd afschrift van de tekst. Dit afschrift correspondeert wat lay-out en regelnummering betreft met de synoptische editie der overige bronnen (Duinhoven 1969), wat de vergelijking der redacties vergemakkelijkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De redactieEen vluchtige tekstvergelijking maakt al duidelijk, dat L moet worden geplaatst tussen C en D in. We treffen in L dezelfde impositiefout aan, die B, C, D en E als groep kenmerkt: tussen 547 en 577 vertoont de tekst een leemte; het ontbrekende tekstgedeelte staat na 606 (vgl. Bijdragen deel 1, p. 275-278). L loopt geheel parallel aan B en C en mist geen vers ten opzichte van deze nauw verwante bronnen. De verzen die in d ontbreken (396, 468-469, 762, 1146, 1351-1352, 1448), behoren wel tot L. Weliswaar zijn 396 en 762 niet overgeleverd: de ontbrekende folia 7 en 12 moeten evenwel 61 resp. 62 verzen hebben bevat, precies de aantallen die in B en C zijn bewaard. L moet kortom net als B en C 1371 verzen hebben geteld, terwijl D er 1363 bevat. L sluit aan bij de drukken B en C. Wat echter is de precieze verhouding? B en C zijn onder meer door een identieke lay-out nauw met elkaar verbonden. L neemt wat het aantal verzen betreft een tussenpositie in tussen B/C met 30 verzen per pagina en D met 32: L telt er 31. Gelet op de ontwikkeling der paginalengte, die in de jongere drukken steeds groter wordt, zou men L na B en C moeten plaatsen en voor D: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L ligt buiten de twee cirkels, maar waar precies moeten we de nieuwe bron situeren: gaat L terug op B of C, rechtstreeks op b, c1 of c, of hebben we met een aftakking te doen van b-B, b-c, c-C of c-d? Een nauwe relatie met B is uit te sluiten op grond van de in Bijdragen deel 1, p. 120 genoemde varianten: L mist alle fouten die B typeren. Bovendien heeft L met C, D en E vele jongere lezingen gemeenschappelijk. Beperken we ons tot tien voorbeelden:
Hoewel vele van de in Bijdragen deel 1, p. 72-73 opgesomde eigenaardigheden van C ook in L voorkomen, stamt L ook niet van C af. In 226 bijvoorbeeld mist L de uitzonderlijke lezing van C (ghi cont in plaats van hi can), in 320 leest L met alle andere bronnen schijnt en in 782 ontbreekt het toegevoegde nu. Ook in 131, 163, 788, 805, 1273 onder meer heeft L in afwijking van C de gemeenschappelijke lezing van B, D en E. Afhankelijkheid van C is ook uitgesloten op grond van de sterke overeenkomsten met d, die nu ter sprake zullen komen. Het grote aantal jongere lezingen die L met d tegenover (onder meer) B en C gemeenschappelijk heeft, sluit een plaats uit op de lij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen b-c en c-C alsmede op aftakkingen daarvan. We volstaan met een opsomming van tien varianten:
Blijft de vraag of d direct op L teruggaat, of dus met andere woorden L zelf op de lijn c-d kan worden geplaatst. Verscheidene alleen in L voorkomende varianten bewijzen, dat de bron geen tussenfase vormt. L ligt op een zijlijn. De aftakking naar L zal gezien de aard en het aantal der varianten niet lang zijn geweest. Slechts de navolgende plaatsen waar de lezing van L afwijkt van alle overige bronnen, zijn vermeldenswaard. Kleinere drukfouten die in d gemakkelijk hersteld zouden kunnen zijn, blijven buiten beschouwing.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is zelfs een plaats die op een redactie tussen c en l lijkt te wijzen. De regels 51-52 luiden in L: 51[regelnummer]
Als die veruaert ende vereemt
52[regelnummer]
Wat es dat dit wonder neemt
Vereent (nog in C) is vervangen door vereemt, en het rijmwoord (meent) is aangepast, hoewel de betekenis van 52 daardoor onduidelijk werd. Daar ook E neemt leest, zullen ook d en l deze correctie hebben bevat. De verstoring van het rijm door de wijziging van vereent in vereemt zal in een eerdere bron (namelijk l') hebben plaatsgevonden; anders zou de corrigerende zetter dit woord wel aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hand van zijn kopij hebben verbeterd. Een onomstotelijk bewijs leveren 51-52 echter niet, daar de varianten ook op andere wijze kunnen worden verklaard. Op grond evenwel van de talrijke vernieuwingen die l ten opzichte van c vertoont, zijn een aantal tussenstadia meer dan waarschijnlijk. Groter nog dan de afstand tussen c en l is die tussen l en d. Aan de krasse verschillen is echter ook de omwerking debet die in d of daarvoor heeft plaats gehad (zie Bijdragen deel 1, p. 77). Een vergelijkbare opzettelijke vernieuwing heeft tussen c en L niet plaats gevonden. De varianten kunnen alle als fouten, correcties en kleine aanpassingen worden beschouwd. Om van de plaats van L in het stemma redactionum zeker te kunnen zijn, moeten we nog aan één categorie varianten aandacht schenken. C en L vertonen tegenover alle overige bronnen enkele opvallende overeenkomsten. Een nauwere samenhang tussen C en L zou in tegenspraak zijn met het geconstitueerde stemma. Wil de stamboom onaangetast blijven, dan moeten de overeenkomsten toevallig zijn ofwel de voortzetting vormen van gelijkluidende lezingen in c. In het laatste geval moet aanvaardbaar zijn, dat in d de oudere lezing van b is hersteld. Laten we de overeenkomsten tussen C en L daarom kritisch bezien:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mede zijn bewerkt door de invoeging van het pronomen en het voegwoord dat, waardoor het vers veel te lang werd: <Dat> sullen wij berghen tot <dat> sal [gaen] daghen
Doordat we over verscheidene volledige redacties beschikken die dichter bij de archetypus liggen dan L, is deze bron voor de tekstreconstructie slechts van secundair belang. De nieuwe druk kan echter wel ons inzicht in de tekstontwikkeling vergroten. Vergelijking met de overige redacties maakt eens te meer duidelijk hoe drukkers te werk gingen. Terwijl de kopij toch goed leesbaar en begrijpelijk was, zijn de afwijkingen in de nadruk talrijk en ingrijpend. Wanneer zetters zo nonchalant en vrijmoedig met de tekst omgingen, mogen we ons ook tegenover het werk van kopiisten wel gereserveerd opstellen. L overbrugt de grote afstand tussen c en d en is daardoor voor het begrip van de jongere redacties van belang. In vele gevallen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biedt L een tussenvorm die de lezing van D doorzichtig maakt. Hier volgen vijf voorbeelden:
De ontdekking van L en de determinering van l is van belang voor de studie der tekstgeschiedenis en in het algemeen voor onze kennis van tekstontwikkeling in de begintijd der boekdrukkunst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovendien maakt de uitbreiding van de reeds omvangrijke overlevering van de Karel ende Elegast met twee nieuwe redacties eens te meer duidelijk, hoe populair dit indertijd reeds honderden jaren oude verhaal rond 1500 moet zijn geweest. De niet langer vraye maar wel schone en ghenuechlijcke historie is terecht te beschouwen als een ‘classic’ in de Nederlandse literatuur.
Adressen van de auteurs: Wladimirlaan 11 1404 BA Bussum
Koninklijke Bibliotheek Postbus 90407 2509 LK 's-Gravenhage | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|