kende aanvulling op de publicatie De vos en het Lijsternest,
net zoals de hele tentoonstelling.
Nog iets over de catalogus. Deze is zeer rijkelijk geïllustreerd met foto's van een uitzonderlijke kwaliteit op mooi papier. De acht pagina's kleurenfoto's zijn uitstekend. Hoewel de samensteller van de tentoonstelling en de catalogus in zijn ‘Voorwoord’ enigszins geagiteerd opmerkt dat hij liever de tentoonstelling en boekpublicatie zou hebben zien samenvallen, delen wij deze mening niet. Het boek enerzijds en de tentoonstelling en de catalogus anderzijds hebben recht op een eigen leven, ook al vullen ze elkaar in een aantal opzichten uitstekend aan. Waren beide boeken terzelfdertijd verschenen, dan ware het opvallend dat de teksten uit de catalogus toch wel erg sterk aansluiten bij de boekteksten en dat de inleiding in de catalogus vrij los staat van de tentoonstelling. De lange bijdrage van Gielen is een langere versie van zijn artikel in het Streuvels-jaarboek; Van Daeles korte tekst, werd eveneens op een artikel uit het boek geïnspireerd, ook al werd daar extra onderzoek verricht en werden de bronnen per Reynaertversie geordend. Jammer is wel dat niet alle onderzoeksresultaten uit het jaarboek nog verwerkt konden worden in de catalogus en dat ook geen extra studie is besteed aan het nieuwe beeldmateriaal van Wierink. Voor de gebruiker die het Streuvels-jaarboek niet ter beschikking heeft, geeft Gielens inleiding een verdedigbaar beeld over Streuvels en zijn Reynaertbewerkingen. Kleinere foutjes en lange uitweidingen die weinig vandoen hebben met de tentoonstelling, moet hij er maar bijnemen. Eén voorbeeldje van inprecisie: p. 47 meent Gielen dat Isidor (i.p.v. Isidoor) Teirlinck Streuvels' ‘spellingwijze’ Hijftegem vergeet op te nemen. Teirlinck echter stopte zijn corpus bij de volksboeken. Hijftegem zou echter als een dialectvorm voor Ingooigem geïnterpreteerd kunnen worden: het ‘-gem’-suffix wijst op een verwestvlaamsing van de toponymie, net als de invoegingen ‘Becelaere’
en ‘de Schelde’.
De tentoonstellingscatalogus is op een aantal plaatsen vergelijkbaar met zijn voorganger uit 1994 (zie de recensie van P. Wackers in Tiecelijn, 1995, p. 36-41): in het eerste deel erg technisch; de tentoonstelling en de teksten zijn weinig op elkaar afgestemd; het catalogusdeel is niet altijd consequent. Enkele malen ontbreekt in de teksten precisie en het zetduiveltje speelde meermaals parten, maar dit is niet ongewoon in extreme tijdsnood, zoals dit gebeurt bij vele vernieuwende tentoonstelling. Het los inlegblad met het overzicht van de illustraties in de inleidende tekst en de catalogus is een noodzaak voor het boekje.
De slotsom is positief. De kleurencatalogus, die voor de spotprijs van 400 frank wordt aangeboden, is een kleinood voor de geïnteresseerden. De tentoonstelling was af. Wellicht ware een grotere ruimte overzichtelijker en beter geweest. Maar wat er stond